moet ie telkens nog eventjes gapen ook,’ zei Titi, z'n mond wijd openend.
‘Wat hoorde ik u daarnet ook maar weer zeggen, meneer de minister? 'k Ben 't weer glad vergeten.’
Nu begon Tom zijn geduld te verliezen en met bulderende stem riep hij: ‘Als je nu niet een, twee, drie maakt dat je hier van de vliering komt, ontsla ik je uit mijn dienst. Binnen vijf minuten ben je netjes gewasschen en gekleed, begrepen?’
‘Ja meneer, ja,’ stamelde Titi, zich nog eens flink uitrekkend. ‘Netjes gewasschen en gekleed, zegt u.’
‘Juist en waar zit Toto, domme slaapkop?’ klonk het streng.
‘In 't koffiehuis, mijnheer de minister, daar had hij een afspraakje met een paar vrinden.’
‘Dan haal je hem oogenblikkelijk hier, goed verstaan?’
Bang, zijn gemakkelijk baantje te verliezen, deed Titi werkelijk zijn best zich te haasten. 't Duurde dan ook niet lang, of de beide boosdoeners meldden zich bij hun meester aan.
Niemand zou gedacht hebben, dat Toto en Titi tweelingen waren, zoo verschillend zagen ze er uit. Toto was lang en mager, Titi daarentegen klein en forsch.
Ook liepen hun karakters erg uiteen. Toto was een en al leven en bedrijvigheid. Hij gunde zich haast geen rust. Als hij een minuut op z'n stoel gezeten had, wipte hij er weer af. Zelfs onder 't eten moest hij nu en dan eens opstaan om zijn armen en beenen even flink in beweging te brengen. 's Nachts kon hij zelfs niet stil in zijn bed liggen. 't Gebeurde vaak genoeg, dat Titi,