Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Minister Tom (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Minister Tom
Afbeelding van Minister TomToon afbeelding van titelpagina van Minister Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

Scans (14.66 MB)

ebook (6.04 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

Félix Jobbé-Duval



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Minister Tom

(1921)–Henriëtte Blaauw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Vijfde hoofdstuk.
Hoe Toto en Titi hun plicht doen.

Intusschen was Tom zijn huis binnengestapt, waar hij niemand vond.

‘'t Is toch om tureluursch te worden,’ mopperde hij. ‘Als je 't ongeluk hebt, hier op een ongewoon uur binnen te komen, weet je al vooruit, dat Toto en Titi gevlogen zijn. Wat ze zoo'n dag in huis uitvoeren, begrijp ik niet. Ze verdienen hun geld met rondboemelen en slapen. Vooral die vervelende Titi. Zeker zit dat lieve tweetal weer bij moeder achter den koffiepot. Je zoudt ze....’

Driftig liep hij van de eene kamer naar de andere, maar vond niemand.

‘Toto, waar zit je?’ riep hij bij de trap.

‘To-to! Ti-ti!’

Geen antwoord.

‘Ik moet ze hebben,’ dacht Tom en zoo gauw mogelijk. Wist ik nu maar, waar ze zaten...

In zijn boosheid sloeg hij zoo geweldig met de deuren, dat 't huis ervan dreunde. Toen liep hij woedend de trap op om eens te kijken, of zijn kleeren wel afgeschuierd waren.

Ja, die hingen gelukkig schoon in de kast.

Met de hand door zijn haar strijkend, stond hij te overdenken, wat hij doen moest, toen hij plotseling een vreemd geluid hoorde. 't Leek wel of er een varken knorde, maar dat was natuurlijk onmogelijk. ‘'t Komt

[pagina 43]
[p. 43]

van boven, van de vliering bepaald,’ dacht Tom. ‘Wat kan dat nou zijn?’

Hij klom een paar treden van de ladder op en luisterde weer....

Stil, nu begreep Tom het. 't Was Titi natuurlijk, die stilletjes was gaan slapen. Dat deed die vlegel tegenwoordig altijd.



illustratie

‘'k Ben tenminste blij dat hij in huis is. Nu kan ik meteen te weten komen waar Toto uithangt,’ dacht Tom.

Op de vliering gekomen, schudde hij zijn knecht eens flink door elkaar. Dit scheen echter niet voldoende te helpen, want Titi snorkte rustig door.

‘Heila, word een wakker, luilak!’ schreeuwde Tom aan zijn oor. ‘'k Heb goed nieuws voor je.’

Dat hielp. De dikzak deed de oogen open en richtte zich op. ‘Hè, hè, als 'n mensch zoo vast geslapen heeft,

[pagina 44]
[p. 44]

moet ie telkens nog eventjes gapen ook,’ zei Titi, z'n mond wijd openend.

‘Wat hoorde ik u daarnet ook maar weer zeggen, meneer de minister? 'k Ben 't weer glad vergeten.’

Nu begon Tom zijn geduld te verliezen en met bulderende stem riep hij: ‘Als je nu niet een, twee, drie maakt dat je hier van de vliering komt, ontsla ik je uit mijn dienst. Binnen vijf minuten ben je netjes gewasschen en gekleed, begrepen?’

‘Ja meneer, ja,’ stamelde Titi, zich nog eens flink uitrekkend. ‘Netjes gewasschen en gekleed, zegt u.’

‘Juist en waar zit Toto, domme slaapkop?’ klonk het streng.

‘In 't koffiehuis, mijnheer de minister, daar had hij een afspraakje met een paar vrinden.’

‘Dan haal je hem oogenblikkelijk hier, goed verstaan?’

Bang, zijn gemakkelijk baantje te verliezen, deed Titi werkelijk zijn best zich te haasten. 't Duurde dan ook niet lang, of de beide boosdoeners meldden zich bij hun meester aan.

Niemand zou gedacht hebben, dat Toto en Titi tweelingen waren, zoo verschillend zagen ze er uit. Toto was lang en mager, Titi daarentegen klein en forsch.

Ook liepen hun karakters erg uiteen. Toto was een en al leven en bedrijvigheid. Hij gunde zich haast geen rust. Als hij een minuut op z'n stoel gezeten had, wipte hij er weer af. Zelfs onder 't eten moest hij nu en dan eens opstaan om zijn armen en beenen even flink in beweging te brengen. 's Nachts kon hij zelfs niet stil in zijn bed liggen. 't Gebeurde vaak genoeg, dat Titi,

[pagina 45]
[p. 45]

die naast hem sliep, met een blauwen neus wakker werd, omdat broerlief er in z'n droom met zijn vuisten op los had geslagen.

Titi ergerde zich niet weinig aan al die drukte. 't Was immers veel gemakkelijker alles zoo rustig mogelijk te doen. Dan gebeurden er ook geen ongelukken.

Terwijl onze minister een grooten stoel aanschoof en zich daarin, moe van opwinding en ergernis, liet neervallen, trachtte Toto zijn gaan naar 't koffiehuis goed te maken. Hij hing een lang verhaal op van een goochelaar, die daar zijn kunsten vertoonde. Tom zei hem echter, dat hij moest zwijgen en gaf Titi meteen een klap om zijn ooren, omdat de slaapkop waarlijk alweer stond te knikkebollen.

‘Luister goed, wat ik zeg,’ riep Zijne Excellentie met een vervaarlijke stem, om Titi wakker te houden. ‘Morgen gaan we met ons drieën op de patrijzenjacht.’

‘Jongens, dat is leuk!’ riep Toto opgewonden. ‘Daar raken de armen en beenen nog eens goed van los. Stil, 'k moet eens even bedenken waar m'n buks is. Dat ding heb ik in zeven jaar niet gebruikt, moet u weten. En de honden? Zouden die genoeg voor de jacht gedresseerd zijn? Als dat niet zoo is, moet 't dadelijk gebeuren.’

Toto wou de deur al uitloopen, om even poolshoogte van alles te nemen, maar Tom hield hem vast.

‘Wacht even, baasje, ik ben nog niet uitgepraat,’ zei hij haastig. ‘We gaan dus morgen.’

‘Fijn, morgen. En voor dag en dauw zeker?’

‘Waarom zouden we dat nu doen, Toto? Me dunkt dat negen uur vroeg genoeg is. Negen uur of half tien... We moeten in elk geval lang genoeg slapen.’

[pagina 46]
[p. 46]

‘Half tien? Zóó laat Excellentie? Dan is er misschien geen patrijs te bekennen.’

‘Zeur niet, Toto, dan gaan we ze zoeken. 't Is ook geen plezierig jagen, als je de patrijzen maar voor 't neerschieten hebt. Je moet er juist moeite voor doen ze te vinden. Dat is pas 't ware. Dus goed begrepen, nietwaar? Om half tien zijn jullie present en dan zorg je wel, dat alles in orde is.’

‘Tot uw dienst, Excellentie,’ zei Toto, een diepe buiging makend.

‘Zal mijn vriend Titi ook klaar zijn en ons niet laten wachten?’ vroeg Tom. ‘Je hebt er toch, hoop ik, wel aardigheid in met ons mee te gaan?’

Een zacht geknor was 't eenige antwoord, want Titi sliep alweer als een os.

Den volgenden dag was heel Bimbam in rep en roer, toen Tom met de tweelingen op de jacht ging. Hoe dat zoo kwam? Wel Toto was er den vorigen avond nog stilletjes op uitgegaan om 't nieuwtje aan vrienden en kennissen te vertellen. 't Praatje ging immers, dat de minister Tom Thomassen niet eens een buks kon hanteeren.

Ieder dacht er 't zijne van en verheugde er zich in den jager te zien uittrekken. Groot en klein was op de been. Zelfs Bonifatius, door 't ongewone rumoer wakker geworden, stapte zijn bed uit en drukte zijn neus tegen 't venster, om den uittocht te zien. De slaapmuts, die zijn koninklijk hoofd in den nacht bedekte, werd door alle toeschouwers opgemerkt. Bonifatius was in dit vroege morgenuur nog niet snugger genoeg om te begrijpen, dat dit voorwerp de algemeene lachlust op-

[pagina 47]
[p. 47]

wekte. Na zijn vriend zoo hartelijk mogelijk toegewuifd te hebben, kroop de koning weer onder de dekens, want 't was pas half tien. Nooit stond hij vóór den middag op en nu hij Toms gezelschap miste, zeker niet.

Terwijl hij zijn oogen dicht kneep, in de hoop nog een slaapje te kunnen doen, bewonderde hij den ijver van den onvermoeiden Tom, die na zoo'n korte nachtrust alweer door Bimbam's straten stapte.

Onderwijl richtte Tom met opgeheven hoofd z'n schreden naar de stadspoort. 't Leek wel of hij van plan was op leeuwen en tijgers jacht te maken, zoo heldhaftig liep hij daarheen. Hij had leeren slobkousen aan en droeg zoo'n kolossale weitasch, dat Titi, als hij soms onderweg in slaap mocht vallen, er wel in gestopt kon worden.



illustratie

[pagina 48]
[p. 48]

In de stad volgden de tweelingen hun meester op eenigen afstand, maar meer buiten gekomen, riep hij ze dadelijk naast zich. Toto danste over den weg van plezier en maakte allerlei grimassen tegen de voorbijgangers. Zag hij kans even een praatje te maken, dan deed hij het, tot groote ergernis van Tom natuurlijk.

Titi echter liep de menschen haast onderstboven, zoo was hij aan 't soezen. Hadden de beide honden hem niet voortgetrokken, dan zou hij stellig en vast achtergebleven zijn en z'n bed weer opgezocht hebben.

Toen de torenklok tien forsche slagen liet hooren, ging het kranige drietal juist de poort door en keerden de verbaasde en giegelende Bimbammers weer naar huis terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken