Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen
Afbeelding van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingenToon afbeelding van titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.06 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

(1968)–Anna Blaman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Liefde laat zich niet dwingen

Als ik in een gezin kom waarmee ik geen banden van bloedverwantschap heb, stuit het me altijd weer tegen de borst wanneer ik dan, of 't zomaar niks is, aan de kinderen wordt voorgesteld als ‘tante’ Anna.

Dat berust natuurlijk op ervaringen uit mijn eigen kindertijd waarin het begrip tante exclusief gehouden werd; ik had er maar twee, tante Mina en tante Louise, beiden zusters van mijn moeder, en deze innige bloedverwantschap werd nooit valselijk en ad libitum uitgebreid over willekeurige vreemden die onze drempel overschreden. En daardoor zullen die twee echte tantes ook wel des te duidelijker in mijn herinnering gemarkeerd staan.

Zo weet ik bijvoorbeeld nog precies dat zij me beiden, elk op hun beurt, een gewichtige levenservaring hebben toegespeeld, zij het ook zonder de opzet daartoe. Laat mij me hierin bepalen tot tante Mina die altijd cadeaus meebracht als ze op bezoek kwam. Van haar kreeg ik dan eens een kolossaal cadeau, dat gewichtiger voor me werd dan ze ooit zelf zal hebben begrepen.

Het was verpakt in een. enorme kartonnen doos en die mocht ik zelf openmaken. Er kwam de mooiste pop uit die een kind zich kan voorstellen. Een blauw zijden jurkje, een blauwe strik in 't haar, aan de voeten lakschoentjes. Ze had prachtige diepbruine ogen die kijken en slapen konden. En ze had een stemmetje dat mamma zei als je haar ergens op de rug drukte.

Ik vond haar zo prachtig dat ik ziek werd van blijdschap en

[pagina 93]
[p. 93]

naar bed moest. Maar de volgende dag was de pop er ook nog, in al haar glorie, en kon ik haar dus wat rustiger gaan bewonderen en liefhebben. Eigenlijk viel de ware confrontatie met dit nieuwe poppekind pas op dit moment. En op dit moment leerde ik ook voor 't eerst de onhandelbaarheid van mijn hart kennen. Ik staarde haar diep in de diepbruine ogen en al waren die nog zo mooi, ik wist dat die me niet vertederden; ze waren me te hard, ze waren van een natuur die vreemd was aan de mijne. Ik zag de felle rode blosjes op de appelwangen en ik wist dat ik nooit deernis met haar zou voelen, en deernis was voor mij een onmisbare trek in echte liefde. Het gaf me een hol ontgoocheld gevoel, en dat niet alleen, het gaf me ook een gevoel van schuld; ik had haar immers gekregen om lief te hebben en ik zou er niet toe in staat zijn.

De grote moeilijkheid lag bovendien daarin dat ik mijn liefde al weggeschonken had, aan een lijzepop met een lichaam gevuld met zaagsel (ze had al veel verwondingen opgelopen, al veel zaagsel verloren, ze was al menigmaal met naald en draad geopereerd) en met een bleek hoofdje van papier-maché waarop de haren geschilderd waren; maar in dat bleke kopje stonden twee lieve blauwe ogen en daar keek ik met evenveel vertedering naar als waarmee ik dat slappe zaagsellijfje in de armen nam...

Die liefde vol deernis had ik een beetje veronachtzaamd in de sleur der dagen; het kon gebeuren dat ik dit kind van me hartelijk in bed stopte en er haar vergat uit te halen misschien wel een week lang. Maar nu die stralende schoonheid met haar waak- en slaapogen, haar golvend haar en haar zachte stemmetje mijn aandacht kwam opvorderen voelde ik het heel duidelijk: niet zij zou mijn lieveling zijn,

[pagina 94]
[p. 94]

maar die andere was het, en uitsluitend, al kon ik haar dan dagenlang vergeten.

Het conflict bleek hiermee niet van de baan. Ik had er nu eenmaal voortaan toch twee en ik moest spelen met allebei; ik kleedde ze allebei netjes aan, ik speelde schooltje met allebei, ik ging uit wandelen met allebei. Maar... ik trok de één vóór boven de ander, wel zo dat het niet opviel en niet krenkte, maar ik wist zelf maar al te goed dat ik het deed en dat gaf me een onrustig geweten.

Totdat er een vriendinnetje bij me kwam spelen, met de poppen natuurlijk. Hoe graag had zij de mooie in haar armen! Het werd voor edelmoedigheid versleten dat ik dat best vond en me tevreden stelde met de andere, en omdat ik mijn gebrek aan een evenwaardige liefde voor bei mijn kinderen niet durfde bekennen liet ik het maar zo.

Dat vriendinnetje nu kreeg een ongeluk met dat mooie kind van me. Ze liet haar vallen en het mooie stenen smoeltje was volmaakt in gruizelementen. En wat heb ik toen gehuild! Ontroostbaar! En terwijl iedereen dacht dat dat was omdat mijn mooiste pop kapot was had ik alleen maar diep berouw: Waarom had ik niet meer van haar gehouden? Waarom had ik niet béter van haar gehouden?... En mijn tranenvloed was niet te stuiten toen ik in antwoord op deze smartelijke vragen alleen maar mijn onmacht voelde... onmacht om waarachtig lief te hebben buiten het eigen hart om, onmacht om strikt rechtvaardig te zijn buiten het eigen hart om, onmacht om het eigen hart, hoe dan ook, te dwingen...

Ik was acht jaar toen ik tot dit onthutsende inzicht kwam. Sindsdien heb ik er, wat het hart betreft, niets bijgeleerd dat me beslissender lijkt voor het menselijk lotgeval.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken