Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen
Afbeelding van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingenToon afbeelding van titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.06 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

(1968)–Anna Blaman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Mijn eigen zelf

Mijn tante Louise was in mijn ogen een mondaine vrouw. Ze had veel gereisd en had tenslotte in Brussel haar levensgezel gevonden. Zo nu en dan kwam ze over en altijd weer imponeerde ze me diep; ze was mooi, koket en erg buitenlands, want ze sprak gewoonlijk een melange van vier talen, Frans, Duits, Engels en nog wat Hollands.

Mijn kinderlijke bewondering, die nog niet struikelde over een dergelijk vertoon van linguïstisch snobisme, zou zonder enig voorbehoud zijn geweest, als ik maar zeker had kunnen zijn van een beetje waardering voor me zelf. Maar die zekerheid had ik allerminst, want ik zag maar al te duidelijk, hoe kritisch haar blik vaak rusten kon op mijn schriele verschijninkje en op mijn magere kindergezicht, met dat stalen brilletje voor mijn zeer bijziende ogen.

Zeker, ze was aardig tegen me, maar ik voelde toch heel goed, dat ik voor deze ideale tante beslist niet het ideale nichtje was. Dat deerde me, dat maakte me opstandig; zag ze dan niet dat ik desondanks toch wel de moeite waard was? Neen, dat zag ze niet, en zo kon ik me miskend blijven voelen, wel tot m'n achttiende jaar. Maar toen was ik dan ook een jong meisje geworden dat nog wel altijd te schriel was en ook nog altijd helemaal niet knap en bovendien lelijk gebrild, maar dat niettemin aanleiding genoeg had gevonden om op bepaalde gebieden des levens van een geprononceerde zelfbewustheid te zijn.

Op school was ik lang niet dom en in mijn vriendschappen en verliefdheden meende ik ontdekt te hebben, dat ik lang

[pagina 96]
[p. 96]

geen onbenullig zieleleven had. Het eindexamen deed ik zonder moeite en mijn Brusselse tante kreeg dat natuurlijk als familienieuws te horen. Toen ze me daarop schreef, hoe trots ze op me was en hoe prettig ze 't zou vinden, als ik eens een weekje bij haar kwam logeren, viel het me helemaal niet moeilijk om te geloven dat ik me heel mijn jonge leven in haar vergist had. Ze was trots op me en ze zag me graag!

Wat was ik gelukkig! Want achter mijn Brusselse tante verrees ook nog Brussel, een lokkende verleidelijke wereldstad. Wat zou ik daar beleven? Ik beleefde er álles voordat het zover was; mijn fantasie stond voor niets. En nooit ben ik later zo opgetogen, zo smachtend naar vervullingen een trein ingestapt als toen.

Ik zag er netjes uit; een hagelwit katoenen bloesje, daarover een swagger, schoenen met halfhoge hakken. Als nu mijn tante niet uit het oog verloor dat ik niet rijk was en bovendien geen mondaine, maar eerder een intellectuele aanleg had, zou ze me, nu ik toch ook geen kind meer was, wel accepteren zonder meer, in ieder geval zonder misplaatste kritiek. Het leek erop; ze was hartelijk, ze had een naïeve bewondering voor mijn ‘geleerdheid’, ze lanceerde me in haar vriendenkring als het wetenschappelijke familiegenie.

Maar op een avond zouden we uit, zij, een jong echtpaar en ik; we zouden een revue gaan zien. Die revue, laat me dat eerst vertellen, bood nu bepaald niet het soort amusement dat een meisje als ik gelukkig kon maken: een aaneenschakeling van goedkoop en vulgair mooi, afgewisseld met de meest platvloerse zinspelingen op de intiemste en heiligste relatie tussen man en vrouw.

[pagina 97]
[p. 97]

Neen, ik zat daar op een dure plaats naar te kijken met de dood in m'n hart... en niet alleen met de dood in m'n hart omdat die vertoning mijn zo hooggestemde opvattingen over liefde ridiculiseerde, maar ook nog om iets heel anders. Ik zat daar namelijk niet in mijn witte katoenen bloesje, niet in mijn eigen burgerlijk nette kleren die me precies gaven zoals ik was, een schamel meisje.

Mijn tante Louise had heel hartelijk wel, maar toch met een dictatoriale koppigheid, voor deze bijzondere avond van me proberen te maken wat ze altijd zo graag in me had willen zien: een mondain meisje, hooggehakt, fraai gekapt, in een kanten jurk niet decolleté, met om de hals een parelsnoer, met mitaines tot aan de ellebogen, met een miniem avondtasje op de schoot. Waarom had ik me die maskerade laten aanleunen? Dat was mijn wezen niet en war ze van me wilde maken betekende dat meer dan ik zelf was?

Ik zat stuurs van verlegenheid en opstandigheid op mijn dure plaats en in de pauze weigerde ik mee te gaan naar de foyer; ik vertikte het spitsroeden te lopen op die wankele hoge hakken, geen raad te weten met mijn figuur, met mijn avondtasje, met de corsage die de jongeman in ons gezelschap me met ironische hoffelijkheid, dacht ik, had aangeboden en die zo raar scheef op mijn kanten jurk gespeld zat.

Ik bleef dus zitten waar ik zat, alleen, en op dat moment legde ik een dure eed af. Ik zweer, fluisterde ik me zelf toe, dat ik voor de rest van mijn leven zo zuiver en zo moedig mogelijk me zelf zal proberen te zijn... ook anderen zal ik nooit in de weg staan om op hun beurt zichzelf te zijn... Dat was een uiterst belangrijk voornemen, want een paar uur later legde ik mijn maskeradepakje af en begon ik dat

[pagina 98]
[p. 98]

eigen zelf, waaraan ik nooit meer zou laten tornen, zo zuiver mogelijk af te bakenen, zo in de trant van ‘dat ben ik, en dat ben ik niet’.

Het bleek een enorme opgave te zijn, die lang niet op één avond volbracht was. Ik ben er nóg mee bezig. Het is, heb ik nu wel begrepen, een opgave voor heel het leven, tot aan de laatste ademtocht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken