Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXVI. Hoofd-stuk. Angelica, ofte Engel-wortel.

DE Angelica deilt men in een groote ofte tamme, en een kleine ofte wilde: waar by nog een water Angelica, Archangelica genoemt, komt: alhoewel daar nog veele vreemde soorten zyn, soo willen wy maar de dry eerste beschryven.

De eerste ofte groote schiet wel hooger op dan een mans langte met een langen, hollen, effenen, kalen, geknoopten stronk van onderen somtyds wel een mans arm van dikte; de bladeren zyn groot, in verscheide kleine, dog vry groote, puntige getande bladen gedeelt, byna als van de pastinaken. Dese bladeren komen uit ydere knoop des Stams. Op het top komen groote wyd-uitgestrekte Kransen met kleine witte bloemtjes, waar na een groen, plat en bladagtig zaad volgt, dat bruin-geel werd, als dat van den lavas. De stam des wortels is vry dik, uit welkers quetsinge een geel gomagtig sap vloeid: onder dese stam heeft men veele matig dikke wortels, een spanne lang, van buiten wit. Dit

[pagina 65]
[p. 65]

gantsche gewasch is seer speceryagtig en aangenaam van smaak en reuk, waarom het van de onkundige Muskuskruid en Muskuswortel genaamt werd. De koleur der bladeren is geelagtig.

De tweede ofte wilde, wast lager dan de groote; anders in alle deelen de selvige gelyk, behalven dat die in alles wat kleinder is: de bladen zyn wat hooger groen: en de wortel is soo gomagtig, nog soo aangenaam van reuk niet.

De Water-Angelica, ofte Archangelica, is al soo hoog als de Tamme groeijende: dog de kleindere bladen van meer in getal, en digter by een gewasschen, groeijende aan roodagtige steeltjes. De stam is vry dik, met verscheide leden, en veel getakt, staande dry ofte vier bladen om yder lid: heeft daarom veel kroontjes van witte kleine bloemtjes, gelyk de vorige. Waar na een plat, breed, geelagtig, en wat langwerpig zaad volgt. De wortel is boven vry dik, en schiet diep in de aarde: sy zyn wit, maar niet soo sterk riekende als d'eerste.

Hare ken-teikenen zyn seer breede bladen; de zaden gestreept, groot en dik, dat ryp zynde, bleik geel werd; het witagtige sap werd geel, wanneer het droogt.

De Tamme vindmen alhier in de Tuinen van de Kruid-beminnaars: maar d'andere wast alhier in 't wild in de Veen-landen, en elders langs de wegen. De derde wast aan de kanten van de wateren. Dese soorten komen alle van zaad voort. Welke in het derde jaar gemeenlyk eerst bloeyd: weshalven het best is de wortelen te vergaderen, eer sy bloeyd, want dan de wortel voos werd, en onnut, waar na de plant vergaat. Sy bloeijen in 't midden van de Somer.

De wortel en het zaad van de Tamme, is hier maar alleen in 't gebruik, alsoo d'andere soorten

[pagina 66]
[p. 66]

onliefelyker en onaangenamer zyn van smaak en reuk. De wortel en het zaad zyn alle van eenderlei kragten, doordringende, verdunnende; de selvige doen sweeten, en werden met voordeel gedaan by de Genees-middelen, welke men tegens de besmettingen gebruikt, en dienstig zyn om te sweeten: en daarom kauwt men die wortel des ogtens in een pestige tyd. In alle borst-qualen is deselvige van groot gebruik, als tegens alle hoest, bloed-spouwen, hygen, engborstigheid, enz. het maakt alle fluimen los, en geeft die op; verdryft de winden en buik-pynen: verteert de slym der maage en darmen. In Noorwegen, Ysland, enz. schillen sy de stelen en eten die.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken