Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

CXXVIII. Hoofd-stuk. Cervicaria, Trachelium, Rapunculum, ofte soorten van Hals-kruid, Raponce met en sonder aren.

VAn het Hals-kruid sullen wy nevens de Raponce ses soorten beschryven. D'eertse is het groote Hals-kruid, seer na de Viola Mariana ofte Mariettes gelykende. Uit zyn wortel komen verscheide hairige, kantige stammetjes, van een voet ofte twee hoog, die sig in eenige weinige takken verdeelen. De bladeren zyn ruig, breed, spits toeloopende, en aan de kanten gekerfde bladen, hebbende yder een rouw steeltjen, van gedaante de Netel-bladen seer gelyk, maar soo donker-groen niet, en wel soo lyvig. Langs de steelen heeft men de bloemtjes, op de wyse als Klokjes, wat kleinder als die van de Mariettes, aan haar uiterste in vyf puntige deelen gedeelt, een weinig buitenwaarts omgebogen, wit, bleik-purper, oft blauwagtig van koleur. Van binnen zyn eenige veselen. Yder bloemtjen staat in een diep gekorven groen Kokertjen. De wortel is matig dik, met veele veselen behangen.

Het tweede groote Hals-kruid is de vorige wel gelyk, maar heeft geen ruige bladen nog stam. De bloemtjes zyn Violet-paars van koleur en de wortel is de vorige gelyk.

Het kleine Hals-kruid wast soo hoog niet, de bladen zyn kleinder, bleiker en minder rouw. De bloemtjes zyn kleinder, bleek-purper ofte peers,

[pagina 182]
[p. 182]

veele digt by een, en regt op staande, niet nederhangende. Is van wortel mede als de vorige, maar soo kloek niet.

De vierde noemt men Raponce, ofte Rapunculum, dese heeft korter Stammetjes, als het groote Hals-kruid. De bladen zyn het selvige ook seer gelyk, dog niet soo diep geschaart, nogte soo ruig niet. De bloemtjes buigen sig nederwaarts, bleik-purper, ofte paarsagtig blauw. De wortelen zyn wit, dun, die met veele veselen voort-kruipen.

De vyfde soort is mede een Raponce ofte Wilde Raap, heeft dunne Stammetjes met langwerpige, effene, smalle, kaale en ongekorve blaadjes; de bloemtjes zyn kleinder als die van hals-kruid, , gemeenlyk blauw: de wortelen zyn wit, ontrent een vinger lang, bequaam om gegeten te werden.

Eer de boemen deser soorten open gaan, zyn sy vyf-hoekig, maar als de bloemen open zyn, vertoonen sy een langagtig Klokjen met vyf puntige tippen, met eenige witte draadjes daar in. De zaad-buisjes selfs zyn hoekig, boven breed maar blood.

Een sesde soort van Raponce ofte Wilde Raap heeft onder breede bladen, maar hoe sy hooger groeijen, hoe die smalder werden. De Stammetjes werden een spanne hoog, op welkers top de bloemtjes komen als een aare, en daarom Vosse-staart genaamt. Dese bloemtjes zyn klein, en eer yder in 't besonder open gaat, gelyken sy wel een klein hoorntjen, maar open gaande, vertoonen sy vier smalle blaadjes, die wit, blauw ofte purper zyn. Daar na volgen kleine zaad-buisjes digt by een; heeft, gelyk andere Rapen, witte wortelen.

De dry eerste soorten wasschen alhier alleen in de Hoven, maar in Duitsland, wasschen sy meest langs de Weijen. Het vierde, vijfde en sesde

[pagina 183]
[p. 183]

vind men hier en daar in de Bosschen, en aan de Zee gelegene plaatsen. Sy bloeijen in Braak-maand, en sommige daar van de meeste Somer door.

Dese gewassen werden gekookt, en in de keelgeswellen met het kooksel gegorgelt, en het overige buiten om den hals geslagen, en daarom meint men, dat het hals-kruid genaamt is. De wortelen van de Raponce werden over de Saladen gesneden en gegeten. Ook werden die gekookt, gebraden en gebakken: en men meint dat sy de melk vermeerderen: 't is seker dat sy geen quade gyl in de maag en darmen maken, en een goed voedsel zyn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken