Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende
Afbeelding van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomendeToon afbeelding van titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.11 MB)

ebook (6.73 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende

(1688)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXIX. Hooft-stuk.
Van de Leli-Worm en sijn veranderinge.

I. DEn vyfden van Wiedemaand vond ik onder aan de bladen van de witte en de Saffraan geele Lelien eenige beesjes sitten, gelyk of het flekjes waren ten eersten aansien, alhoewel ik in 't begin meinde dat het de stront van de Rypen was, welke aan de bladen was blyven sitten: want dese beesjes schenen ofse hare stront

[pagina 92]
[p. 92]

op de rug dragen, want sy verbergen sig daar in, of het nu is om hare naaktheid te bedekken voor de koude en hitte, want doe ikse in een doosjen gedaan had, en in de tas van myn rok hadde gesteken, was een groot gedeelte van dese drek afgegaan, want het gevoelde sig misschien wat warmer: of dat het nu was, om van andere beesjes niet beledigt te werden, weet ik niet.

II. Het beesjen was een soort van Wormen, met een swart kopjen, het lighaam was roodagtig, met een swart-agtige linie van de staart tot het hooft toe loopende; voort was het lyf van agter tot voren met swarte ringen. Agter was de staart stomp, loopende in een spits staartjen toe. Aan den hals waren aan beide syden dry swarte pootjes: voorts warender verscheide stompe, die soo in 't lyf getrokken waren, dat mense niet kon tellen. Ik heb het t'huis komende onder een glas gestelt, om te sien wat'er uit soude

[pagina 93]
[p. 93]

voortkomen. Sy waren seer loom in 't voort kruipen, en aten matig.

III. Na dat ik dese beesjes een halven dag de kost hadde gegeven, en te voren dese gemeende vuyligheid van sommige byna verdwenen was, soo sag ik datse wederom dese gemeende drek op het lyf hadden: maar wel naarstig besiende, bevond ik dat de opperhuid van dese beesjes door een donker groen sap seer rimpelig opgeheven was, even of het blaasjes met dit sap hadde geweest, het welk sig even eens vertoonde als of dese beesjes in den drek waren gewentelt geweest, men mag het daarom de naam wel geven van de Drek-worm, alhoewel ik hem de leli-worm sal noemen, wyl ik se noit anders vernomen heb dan onder aan de bladen van de Lelien. Dese vervellinge geschiede eenige reisen. Maar syn eindelyk, door dien ik se wat te warm hadde geset, uitgedroogt en gestorven.

IV. Den negentiende van Wiede-

[pagina 94]
[p. 94]

maand, bragt den wel ervaren Heelmeester Francois Willaart, my eenige andere uit syn Tuin, en vraagde my wat het was, soo seide ik hem wat ik'er van wist, en hebse in een doosjen geset met wat bladen van lelien, en daar zynder eenige den vyf en twintigsten van die maand tot veranderinge gekomen, makende een aardig roodagtig popjen, het welke aan sijn bovendeel en als met een witte floerse kaper en nagthalsdoek omhangen, scheen te zyn: en alhoewel dese worm menigmaals zeer loom was geweest, zoo was het popjen somtyds seer woelig.

V. Den agsten van Hoymaand veranderden sy in roode torrekens, die men gemeenlyk op de leli-bladen siet kruipen.

Elfde Tafel.

G.De leli-Worm.
H.Het Popjen.
I.Het Torreken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken