Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende
Afbeelding van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomendeToon afbeelding van titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.11 MB)

ebook (6.73 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende

(1688)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXIX. Hooft-stuk.
Luisen der Kerseboomen en andere gewassen.

I. IN het begin van de Bloey-maand wanneer de Kerse-boomen haare nieuwe bladen uitgeschoten hadden, vond ik der selver bladeren en topjes vol van swarte luisjes, waar van ik eenige in een doosjen t'huis bragt, en die door myn vergroot-glas besiende, was het een beesjen in form en

[pagina 161]
[p. 161]

gedaante de groene Aal-besse Luis by na gelyk, alleen dat het lighaam verheven was, en seer wel na een Schild-pad gelykenende, dog donker kastanie-bruin van koleur, maar de jonge waren veel ligter van verwe en eenigsins doorschynig: ik magse met alle regt de Kerse Schild-pad-luis noemen, want het gelykend soo aardig een Schild-pad als ik oyt een beesjen gesien heb. Soo als my die door het vergroot-glas voorquam. Dese beesjes syn voor de Kerse-boomen seer schadelyk, want sy ruineren de boom, dat hy nog bladen nog vrugten draagt.

II. In 't laatste der selver maand vond ik in myn tuintjen de eigenste soort, aan een struik van den gemeenen alsem sitten, maar van lighaam wel sesmaal soo groot, als de grootste van de vorige die op de Kerseboomen saten. Het lighaam was van boven by na asch-grauw wit, met een donker bruine vlek in 't midden: Ik deed een takjen alsem met dese beesjes in een

[pagina 162]
[p. 162]

glas, om met 'er tyd de veranderinge af te wagten, en teikende onderwylen het beesjen door myn vergroot-glas op een leye af. Siet de verbeelding vergroot by de letter C in de veertiende Tafel.

III. Den eersten van Hoymaand bekeek ik de selfde soort, en vond 'er eenige op het moeder-kruid, by ons matricaria genoemt, sitten. Hier op waren eenige roode Eijertjes, gemeenlyk een of twee by malkanderen, by welk ik ook de doode romp van het beesjen sag leggen. Maar na dese sag ik'er een die een levendig beesjen baarde, heel op een ander wyse als in de menschen geschied, want gelyk de menschen met het hooft eerst voor uit geboren werden, soo quam hier het hooft alderlest, met de pooten om laag en de rug om hoog, synde roodagtig van koleur; het welk gebaart zynde, terstond sig omkeerde en voortkroop. Dit sag ik door myn gemeen vergroot-glas, want met het oog kon

[pagina 163]
[p. 163]

ik het niet wel bekennen wat het was. Maar men sal nu vragen wat van de Eijeren is, en ofse Eijeren leggen en levende beesjes baren? maar ik sal hier door gissinge konnen op antwoorden dat dese Eijeren niet en syn gelegt, maar dat se na het overlyden van het beesjen uit de romp gevallen zyn, en soo syn blyven leggen.

IV. Dit dunkt my ook aanmerkens waardig dat de mannetjes, soo als ik gis, kleinder en gevleugelt zyn, en de wyfjes, die ik sag baren, veel grooter en ongevleugelt zyn.

V. Een derde soort heb ik seer digt in een sien sitten aan de jonge scheuten van den Vlier, hadden de selfde form, maar het lighaam was seer swart, sonder glans: dese vervelden mede verscheide reisen. Dese beesjen als ook de vorige, staan gemeenlyk stil, digte by malkander, voornamelyk dese van de Vlier, die als op malkanderen gehoopt waren: onder het stil staan, hebben sy een snuitjen, dat

[pagina 164]
[p. 164]

sy op het kruid ofte loof setten, en suigen daar een sap uit tot haar onderhoud. Ik had'er eenige bewaart, die alle vleugels kregen, op de wyse als de Aal-besse Luis, die wy nu beschryven sullen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken