Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2 (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2
Afbeelding van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.08 MB)

ebook (5.71 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2

(1688)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

V. Hoofd-Stuk. Van de Egel-rups, en syn Pauwoog.

I. In't midden van de Herfst maand, mclxxxix, ging ik eens na buiten by een sieke, en met eenen om my na veel besigheden wat te vermaken. soo vond ik onderwegen een middel-soort van Brand-netelen, urtica media gesegt, die van veele swarte rupsen gegeten wierden; dese hadden alle regt op-staande doornen op het lyf, en darom van Goedaart met regt de Egel-rups genaamt.

II. Ik nam 'er van de grootste eenige na huis, die sig alle terstond tot veranderinge setteden, makende haren staart boven aan d' omgestulp-

[pagina 22]
[p. 22]

te glasen vast, daar ikse onder geplaats had, en stroopten al-dus allengkens haren huid af.

III. de rups had ses scherpe pootjes, voor aan onder 't hoofd, aan yder syde dry: onder het middel-lyf telde men aan yder syde vier stompe, maar het agterlyf, hadde aan yder zyde een twee stompe, gelyk men meermaals by andere rupsen siet. sy waren vry gauw, en niet loom, als wel veele zyn. het lighaam, buiten de regt-opstaande doorns, was op de grond seer swart, als swart fluweel, en geknobbelt als segrein-leer, aardig om te sien, tusschen welke eenige witte stipjes waren.

[pagina 23]
[p. 23]

IV. na dat de selvige nu verandert was, sagen wy uit dese swarte rupsen vele Heldere Goud-gele popjes voort-komen, hangende alle aan hare staartjes vast boven aan het over-stulpte glas. Sy vertoonden een soort van een tronie met oogen, neus, twee hoornen na datsy tot de laatsten van die maand, dus in eene postuur gehangen hadden, soo begonden sy duisterder van koleur te werden, en de koleuren van de vleugels speelden door de dunne vliesjes van de popjes henen, soo dat ik merkte, dat'er haast vliegende dierties uit souden voort-komen.

V. Den tweeden nu van Wyn-maant, quam daar een schoone gekoleurde kapelle uit, en soo vervolgens d'andere dagen d'overige uit d'

[pagina 24]
[p. 24]

andere popjes. de bovenste syde had op yder vleugel, de gedaante van het soo genaamde oog eens pauwen veers, welk teiken men gemeenlyk een pauwe-oog noemt, en darom heeft Goedaart hem de naam van Pauwen-oog gegeven. De koleuren waren van boven veelderlei, als rood, swart wit, geel en gemengelt. D'onderste syde der vleugelen was soo behaaglyk niet te sien, want die was swartagtig, met hoog-swarte streepies gemengelt. Int eerste uitkomen waren de vleugels, gelyk in veele andere mede geschied, gerimpelt, en hangende als nat papier, die sig allengkens uit breiden en ver-

[pagina 25]
[p. 25]

styfden. dit beesjen had vier pootjes, twee pluimties, met soo veel hoornties, en twee lange omgekromde oft omgerolde snavelties, daar het nog yts mede uit de bloemen suigt.

VI. Sy syn in 't vliegen seer gauw, en komen in't voorjaar en na-jaar te voorschyn. Maar datse sig in de boere schoorsteenen des winters souden onthouden, gelyk Goedaart meint, is gedwaalt, soo ik mein, maar het is te gelooven, dat sy hare popjes daar in verbergen, en des winters door de warmte des vuurs uitgebroeid werden, en aldus op een warme sonneschynende dag uitvliegen.

VII. als sy eerst uit haar popjes kruipen, soo laten sy een droppel bruinagtig vogt vallen, en een weinig daarna een weinig klaar-vogt. Eene

[pagina 26]
[p. 26]

daar van heb ik ses en twintig dagen in't leven behouden gehad, waar na ik hem dood vond, konnende eenige dagen daarna nauwlyk op syn pooten staan.

 

O. de rups.

P. de pop.

Q. de kapel van boven onder

R. de zelve van boven.



illustratie



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken