Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2

[p. 105]

XX Hoofd-stuk. Van een tweede soort van Motten.

I. In't jaar 1688, wierden my van Rotterdam twee Guneesche mosjes gesonden, van groote als een hier landse mosche, dog van maaksel en veederen als een papegai, die groen van koleur is; een deser stierf tegens de winter, wanneer de koude ons begon te genaken. dese hing ik in myn ordinaire balsem-geest, waar in alles goed blyft; Evenwel des anderen jaars des somers, nam ik de selfde daar uit, en hing hem op te droogen; des somers daar niet om denkende, alsoo my duisent andere dingen, wegens myn sieken op te passen,

[p. 106]

afrukten, sag ik aan myn schoor-steen kleed, dat van groene wol geweven was, dat het vogeltien daar aan gekleeft was; het selve afrukkende, bevond ik daar wormen in, welke niet alleen het vogeltien hadden doorknaagt, maar selfs mede het schoor-steen kleed.

II. de Wormen waren van een kleine vinger breete ontrent lang, wit van koleur, met een bruinagtig snaveltien, welke 1690 in gras-maand alle tot bruine popjes veranderden. In't laatste nu van bloei-maand en in't eerste van wiedemaand veranderden sy alle in kleine uilties, welkers bovenste der vleugelties swart waren, en het ondergedeelte wit, welke soo

[p. 107]

eenige dagen door myn kamer vlogen.

III. In't Iaar 1689. wierde my in't voorjaar een papegai gebragt, zynde eerst uit America gekomen, die terstond, hier aan land zynde, stierf. Dese liet ik op myn solder te droogen hangen, en bragt hem daar na in myn kamer. Uit dese quamen des selfden Iaars 1690 mede d'eigenste beesjes voort. In het mosjen vond ik niet alleen de voorschreve wormen, maar ook die gene, welke ik wel in het vleis hebbe gevonden, die ik in myn eerste verhandelinge van dese soort van

[p. 108]

beesjes beschreven heb in de xi. Tafel, aan de letter K. L. M. vorders in de papegai vond ik mede de wormen en popjes van de vlieg, die men de Keiser noemt. Zynde een teiken dat zulken soort van beesjes, haar eijeren daar op hebben gelegt, en d'eijeren in wormen uitgebroid zynde, haar woonstede daar genomen hebben.

W. de mot-worm.

X. de pop.

Y. de vliegende mot.