Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2

[p. 156]

XXX. Hoofd-stuk. Van de groote Huis-spin.

I. In lente-maand ving ik in myn Huis een groote, swartagtige en lang-gepoote spin, welke ik in een suiker-fles sette, met een papier daar om gekrieelt, in welke een venstertien was, daar ik hem somtyds een vliegjen door gaf: Syn pooten waren redelyk ruig: was happig als hy een vlieg kreeg, want soo ras had hy hem niet in't gesigt, of sprong 'er, als met vreugde na toe: greep hem met twee kromgepunte tanden, en soog hem uit. Hy spon in de fles een ruwe webben: hadde agter aan syn lyf twee kleine uitsteekselties, en tusschen beiden nog twee klein-

[p. 157]

der; het agterlyf was duister, dog eenigsins boven op gemarmtert gemarmert, hadde agt pooten, yder uit vyf leden bestaande. Voor aan de kop hadde Hy buiten zyn kromme nyp-tanden, nog twee vatters, die hem dienen om de vliegen te vatten, en die daarna met syn tanden vast te hegten.

II. Na dat ik hem een lange tyd met groote vliegen hadde vet gemaakt, heeft hy in't laatste van Hoei-maand een bos met eijeren gelegt, die rondom met een witte dons van rag besponnen waren.

III. weinig dagen daar na, hebbende hem somtyds een vlieg toegereikt, welke hy seer geern uit soog, heeft hy wederom diergelyken bos met

[p. 158]

eijeren gelegt, en bespon die op de selvige wyse als voren.

IV. den xii van Oogst-maand, heeft hy wederom een bolletien met eijeren gelegt, het welke hy met syn agterlyf seer aardig bespon. den xxii dier selver maand heeft hy nog een ander bolletien gelegt.

V. den xxiv van die maand, heb ik gesien, dat uit het eerste bolletien verscheide spinnen syn voort-gekomen, die vry groot waren en gauw. Dese spinneties groeiden, maar waar door weet ik niet, alsoo de groote spin alleen de vliegen uitsoog. Sy waren van maaksel als de groote spin, maar groenagtig van koleur.

VI. den xx van die maand heeft hy wederom nieuwe eijeren gelegt,

[p. 159]

welke hy met syn agterlyf aardig bespon.

VII. Den tweeden van Wyn-maand, syn uit d'eijeren, die hy voor de tweede maal gelegt had, mede nieuwe spinnen uit voortgekomen. 't is aardig dat dese groote spin syn net in de fles maakte, als of het een wentel-trap oft slek-huis gewys hadde geweest, hebbende hier en daar een gat, om onder en boven te konnen kruipen.

F. de gedaante der groote huisspin.