| |
| |
| |
| |
Zij van vandaag
I
In een hoog, tamelijk slecht verlicht vertrek, met lambrizering van donker eikehout zitten twee mensen in lage fauteuils aan een tafel met glimmend gewreven blad. In een hoek bij het raam staat een zwaar bureau-ministre, waar gewoonlijk de minister achter troont. Ditmaal zit hij aan tafel, omdat degene die hij ontvangt, een machtig man is, president-directeur van een groot concern van ondernemingen, wier belangen zich vooral uitstrekken over de koloniale gebieden van het land. Als men beide mannen aan tafel ziet zitten, kan men niet zeggen, wie van beiden de minister en wie de president-directeur is, zozeer komen zij uit dezelfde kring voort, zozeer hebben zij ook in wezen dezelfde opvattingen. Uit het gesprek echter blijkt dat hun meningen ditmaal uiteenlopen. Door zijn eerste uitlating reeds ontpopt de ene man zich als zakenman.
Die toegefelijkheid van jouw partij kan ons miljoenen gaan kosten.
Ik tracht je uit te leggen, dat het geen toegefelijkheid is, maar bittere noodzaak. Bovendien kon je dit zien aankomen. Zijn jullie zo blind, dat je je niet eens hebt gedekt?
Natuurlijk hebben we dat zo goed mogelijk. Maar je weet, dat er alleen nog maar zaken te doen vallen met landen, die door een vorst of een generaal of een politicus dictatoriaal geregeerd worden. Met al die democratieën is het riskant.
Er zijn in die gebieden waar jij je voor interesseert heel veel dictatoriaal geregeerde landen.
| |
| |
Gelukkig wel. Anders verloren we net zoveel als we verdienden en dat is bepaald niet de bedoeling.
Kom, kom, je zult je niet alleen op de zogenaamde ontwikkeling van de zogenaamde onderontwikkelde gebieden geconcentreerd hebben. In je aandelen-portefeuille zullen ook wel Amerikaanse en Europese industriële papieren zitten.
Die maatschappijen hangen in hun ontwikkeling weer af van wat er buiten Amerika en buiten Europa gebeurt. Ik hoef jou toch zeker niet te vertellen hoe het een met het ander samenhangt. En daarom: het kost ons miljoenen, miljarden misschien, als jij doorzet. Onze aandelen zullen kelderen tot ze waardeloos zijn.
Daar verdien je dan flink aan. Door te verkopen en later terug te kopen op lager peil.
Ik heb al een flink pak verkocht en koop weer voorzichtig in. Mijn eigen vermogen loopt geen gevaar. Maar ik sta hier voor het belang van de aandeelhouders op de bres.
Wie zijn dat? Ze verkopen hun aandelen.
Ons concern vormt mede de ruggegraat van het land. De aandelen bevinden zich nog steeds voor het grootste deel in handen van landgenoten.
Ik meende dat het buitenland de vorige jaren veel had gekocht.
Hebben ze ook, maar onze maatschappij is nog steeds een nationaal concern. Het draagt het stempel van ons land. Vele kleine lieden houden onze aandelen nog steeds vast, omdat ze al te veel hebben verloren en geen kans zien hun verlies in te halen. Heus: als je doorzet, komt er paniek. Ontevredenheid. De val van je regering. Winst voor de socialisten.
Ik kan niet anders. Wij kunnen niet meer alleen beslissen. De hele wereld kijkt ons op de vingers. Wij zijn één van de laatste landen met koloniaal bezit. Het is afgelopen.
Natuurlijk is het afgelopen. Ik ben niet achterlijk. Wij moeten de koloniën bevrijden van het juk der slavernij. Een koloniaal bewind is uit de tijd. Het hangt er alleen maar van af, wanneer het uit de tijd is. Onze koloniën zijn nog niet rijp voor zelfbestuur. Er komt geen betrouwbare regering tot stand. Het word een chaos.
Wij hebben niet voldoende autochtone intellectuelen opgeleid om ons bestuur over te kunnen nemen. Dat is waar, maar nu
| |
| |
dringt de tijd. We zullen het met die enkelen moeten doen. In de hoop, dat een paar figuren van nature organisatietalent en politiek inzicht blijken te hebben.
Liever één figuur dan een paar. Maar ik herhaal: uitstel; uitstel, of het kost ons miljoenen; miljarden plus onze internationale reputatie. Het leger is het met ons eens, een groot deel van de bestuursambtenaren ook. Allemaal partijgenoten van je. Heus: het ogenblik is niet goed gekozen. Uitstel.
Om jou gelegenheid te geven al je aandelen duur te verkopen. Ik ken je.
Mijn persoonlijk voor- of nadeel legt geen gewicht in de schaal. Troost je, ik red me wel.
De toon deugt niet. Ik heb je verzocht hier te komen omdat wij jullie medewerking nodig hebben.
Maar als we die weigeren, zul je doorgaan?
Dan behoud ik me elk recht voor, te handelen, zoals mij goeddukt. In het Zuiden zijn wij machtig en daar kunnen wij met behulp van de stamhoofden een eigen staat stichten.
Je doet maar, wat je wilt. Wij gaan door met hetgeen de internationale politieke situatie ons voorschrijft. Niet van harte, gedwongen door de omstandigheden, door de ontwikkeling der gebeurtenissen.
| |
II
In een licht vertrek, waarvan één wand bijna geheel uit glas bestaat, zitten twee mannen. Zij hebben geen oog voor het fraaie uitzicht op de rivier en de grote stad, die zich hier en daar in gebouwen van twintig en meer verdiepingen tot hun hoogte verheft. Ook kijken ze slechts verstrooid zo nu en dan naar een kleurige wandschildering, die door de gidsen van het gebouw aan het publiek getoond wordt als het geniale of ook wel als het belachelijke voortbrengsel van de zich steeds verjongende of de decadente cultuur van Europa. De beide mannen zitten aan een lage niervormige tafel met een glazen blad en metalen poten en hun voorzichtige gebaren bewijzen, dat ze zich van de breekbaarheid en de broosheid van het meubilair bewust zijn. Het zijn wellicht mensen, die gewend zijn zich te bewegen in een porseleinkast van tegen-
| |
| |
strijdigheden, die op hm beloop gelaten, aanleiding kunnen geven tot verrassende explosies. Ze spreken op gedempte toon, alsof ze voortdurend bang zijn, dat hun woorden worden afgeluisterd.
Zij hebben dus toegegeven en een verdrag gesloten, waarbij hun kroonkolonie, de enige belangrijke, die ze hadden, onafhankekjk verklaard wordt. Intussen hoor ik echter, dat er onlusten zijn uitgebroken. Men is het niet eens met deze overeenkomst, enkele leiders voelen zich gepasseerd, omdat zij er niet in gekend zijn. Enige maatschappijen hebben hun personeel teruggeroepen. In de hoofdstad zijn een paar winkels geplunderd en de vliegtuigen naar het moederland zijn volgeboekt. Het vertrouwde beeld. Er zal een beroep op de Veiligheidsraad volgen. Heb je de leden al gepolst?
Er zijn al enkele landen aangewezen een contingent troepen te leveren, die de orde zullen moeten handhaven. Landen die zich niet gecompromitteerd hebben in koloniale kwesties en die dus zowel voor de Aziaten, de Afrikanen als de communisten aanvaardbaar zijn. Er was niet veel keuze, want de Amerikanen wilden zich er wel buiten houden op voorwaarde, dat de communisten afzijdig bleven.
Zogenaamd neutrale landen dus.
Neutralistisch. Zij vormen langzamerhand een machtig blok. Iedereen maakt hun het hof uit vrees, dat ze de andere zijde zullen kiezen. Het ongeluk wil, dat ze, als het nodig zal zijn, niet zullen optreden. Want dan kiezen ze partij en verliezen hun zo begeerde positie.
De meesten zijn heus ook uit beginsel neutraal. Democratisch. Het is geen geliefd begrip, hoewel het als woord nog wel ingang vindt. Intussen zullen wij moeten beslissen, wie wij als vertegenwoordigers erkennen. Het mogen geen communisten zijn en geen Amerikaans-gezinden. Er zijn daar nog een aantal stammen, die ons veel last kunnen bezorgen, omdat ze hun leiders, communist of niet, corrupt of niet, blindelings volgen. Als we onze keuze hebben gemaakt, moet altijd nog blijken of de stamhoofden de man accepteren. Een echt achterlijk, pardon, een onderontwikkeld land, is dan nog eenvoudiger. Daar is de traditie verbroken, het stamverband opgeheven en daar volgt het volk de gekozen, aan-
| |
| |
gewezen, naar boven gedreven leider. Hier niet: hier beslist het stamhoofd over de houding van zijn volk.
Er zullen wel weer een communistisch-gezinde en een Westers georiënteerde tegenover elkaar staan. Als we de één steunen wordt de andere partij kwaad en holt naar zijn grote broer.
Er zit geen nieuw Korea, zelfs geen Vietnam of Formosa in. De communisten opereren het liefst aan hun grenzen. Dit is te ver weg. De vooruitgeschoven posities worden gesteund met woorden, geld en politieke druk, niet met wapens. Een geruststellende gedachte, maar die zal ons niet mogen beletten een keuze te doen, die wij voor ons geweten kunnen verantwoorden.
Ik zal al blij zijn als de vrede wordt bewaard. De bommen en raketten komen op onze hoofden als er een Derde Wereldoorlog ontbrandt.
Er komt heel wat anders op onze hoofden neer, als we niet durven kiezen. Dan zullen ongetwijfeld de mijnmaatschappijen en cultuurondernemingen ervoor zorgen, dat de gehele onafhankelijkheidsverklaring een ijdel gebaar wordt.
Het geluk van de mens hangt af van de mate, waarin hij met rust gelaten wordt en van de mate, waarin zijn maag gevuld is. Honger en angst zijn erger dan een matig gebrek aan vrijheid.
Geen dubbelzinnige spitsvondigheden, alsjeblieft. Wij zijn ernstige mensen, met een ernstige taak.
Ik weet het; neem me niet kwalijk. Maar er is weinig kans op een goede afloop. Er is zo zelden in al deze jaren van een goede afloop, een echt goede afloop, zoals wij ons die voorstellen, sprake geweest.
Dat mag ons niet beletten door te gaan.
Zeker, zeker. Het oude liedje, hetzelfde refrein. Misschien word ik oud.
| |
III
In een land dat door velen achterlijk wordt genoemd, omdat de technische beschaving niet bijzonder ver ontwikkeld is en waar de huizen dus voor het grootste deel geen elektrisch licht, geen waterleiding en dus ook geen wc's en badkamers hebben, zijn slechts een beperkt aantal gebouwen in het centrum
| |
| |
van duurzaam materiaal opgetrokken. In één van die gebouwen bevindt zich een aantal mannen, die zich aan de voogdij van een koloniserende mogendheid hebben onttrokken en kans hebben gezien het land onafhankelijk te doen verklaren. Zij hebben geen ervaring op politiek gebied en weten dat, maar de heerschappij van de vreemdeling was hun ondraaglijk geworden en zo hebben zij dus een ongewisse toekomst boven een zeker bestaan verkozen. Hun goede bedoelingen mogen niet in twijfel getrokken worden, zij zijn geen schurken, maar anderzijds is het niet onmogelijk, dat zij fouten kunnen begaan, die aan misdaad grenzen, want zij zijn mensen. Eigenwaan en naastenliefde gaan soms zonder dat men het wil of beseft in elkaar over. Vaak pleit men voor zich zelf als men meent voor anderen te pleiten. Ook lokt de machtsontplooiing onder het mom van ordelievendheid en de onderdrukking onder het mom van bescherming. Van de aanwezige mannen, die de regering vormen, weten twee, dat zij beiden het beste voor hebben met het volk ondanks het feit dat ze het niet steeds met elkaar eens zijn. Zij zijn geneigd tot samenwerking, hoewel ze van verschillende middelen gebruik willen maken. De ene man, president genoemd, is vooral bang, dat zij in de fouten zullen vervallen, die ook de koloniserende mogendheid gemaakt heeft en dat dus de vrijheid een loze leuze zal blijken te zijn; de ander, generaal genoemd, is ervan overtuigd, dat indien slechts de orde wordt bewaard, een deel van het volk zich snel zal ontwikkelen tot een gezaghebbende elite, die, aanvankelijk de leiding nemend, de
daartoe geschikten uit de lagere klassen zal kunnen opleiden tot mondige mensen. Verder gaan hun beschouwingen niet: zij zijn vrij, zij genieten van het besef niemand boven zich te hebben. Zij voelen zich één met hun volk, dat echter ineens een fractie abstracter of onwezenlijker is geworden dan voorheen, tijdens het gezamenlijk gedragen juk. De president en de generaal hebben zich afgezonderd in twee door soldaten van het leger bewaakte vertrekken, waar ze kunnen overleggen wat hun te doen staat, want ze weten, dat zij het eerst met elkaar eens moeten worden, willen zij tot daden komen. De president bevindt zich op het ogenblik in zijn kamer, het vroegere kantoor van de gouverneur, die de koloniserende mogendheid vertegenwoordigde, daarnaast ligt het kantoor van de generaal, het vroegere werkvertrek van de commandant van de bezettende troepen. De deur tussen beide kamers staat open en de generaal is op weg naar de president, maar aarzelt even als hij de ander gebiedend hoort roepen.
Zeg, kom je nu eindelijk, ja of nee?
(loopt even terug naar zijn schrijftafel) Ik ben zo klaar.
| |
| |
(staat op) Als je niet bij mij wil komen, kom ik wel bij jou.
(nu ineens haastig) Nee, niet nodig. (hij gaat naar het vertrek van de president) Waar heb je ineens zo'n haast mee?
Ik ben bang, dat de anderen hun spelletje achteraf toch goed hebben gespeeld. Eerst zijn de koloniale troepen hier gebleven om leven en bezittingen van de kolonisten te beschermen, want wij waren hier niet toe in staat. Daarop hebben wij een beroep gedaan op de Veiligheidsraad, maar intussen heeft zich een deel van het land, het economisch sterkste deel, onafhankelijk verklaard. De troepen van de Verenigde Naties zijn neutraal en zullen zich niet bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Maar diezelfde troepen beletten ons om dat Zuidelijk deel tot de orde te roepen en weer bij het gemenebest te voegen, omdat wij de communisten hebben gevraagd ons te helpen. Buiten ons om is het een prestige-kwestie geworden tussen het kapitalistische en het communistische blok. En wij wilden slechts onafhankelijk zijn. Nu komen we óf onder de een óf onder de ander terecht.
De anderen zijn dus voor jou alle anderen. Zij, die hier niet horen.
Natuurlijk. Voor jou dan niet?
Aanvankelijk wel. Maar ik word langzamerhand bang, dat we gedwongen zullen zijn, te kiezen. En dan voel ik eerlijk gezegd het meest voor de communisten. Die zijn het verst weg.
Er is hier niets of niemand meer ver weg... Met een flink aantal vliegtuigen, die de bekende technische hulpploegen brengen, kunnen ze ons de wet voorschrijven.
Maar de anderen dan? Het lijkt wel of die hopen, dat wij elkaar zullen vermoorden. Er heeft al broedermoord op grote schaal plaatsgevonden. Sommige stammen, opgehitst door hun vrouwen, die naakt voor de krijgslieden gingen dansen onder het uitstoten van schrille kreten, hebben de jongeren zo verhit, dat zij in den blinde zijn gaan steken en schieten. Wat moet ik doen? Ik heb bevel gegeven de orde te doen herstellen. De anderen kijken toe en verheugen zich over ons gebrek aan zelfbeheersing. Of ze hebben medelijden met ons. Ik haat hun medelijden. Ik kies liever partij, dan weet ik waar ik sta. Trouwens, ik moet wapens en munitie hebben. Als ik ze uit het Westen niet krijg, zal ik ze aan het Oosten moeten vragen.
| |
| |
We moeten wachten. We kunnen niet onmiddellijk, nadat we bevrijd zijn, onze onafhankelijkheid prijs geven. Ik zal een beroep doen op de bestuurders van andere voormalige koloniale gebieden. Zij kennen onze situatie uit eigen ondervinding. Zij kunnen onze moeilijkheden begrijpen.
Vertrouw daar niet teveel op. Of ze zijn verkocht aan rechts of aan links, of aan West of aan Oost, of ze hebben zich zelf kunnen redden en voelen zich mijlenver boven ons verheven. Luisster: we praten te lang. Er moet iets gebeuren. Ik heb wapens nodig, anders zijn we binnen enkele dagen vervangen door onze tegenstanders, die op onze baantjes loeren.
Laat ze loeren. Het is gemakkelijker in de oppositie te zijn, dan zelf te handelen. Ik heb dan altijd nog de stammen, die mij volgen. En jij de jouwe.
Je speelt met de gedachte het op te geven.
Dat niet. Maar als ze ons willen vervangen, vervangen wij hen na een tijdje toch weer.
Je vergeet, dat we hier elkaar slechts vervangen door de tegenstander te doden.
Een oud gebruik. Ik ben niet bang. Ik zal vechten.
Maar ik zeg je toch, dat we geen wapens hebben. Die we van de bezettende macht hebben overgenomen, deugen niet. Ze zijn of ouderwets of er is geen munitie bij. Men heeft ons bedrogen.
Onze soldaten weten beter met steekwapens om te gaan. Een mes of een spiets ligt hun beter in de hand.
Maar zij, die door de mijnmaatschappijen bewapend zijn en zij, die als voorhoede tegen ons worden gericht, want dat zijn ze... ik bezweer het je, dat de zogenaamde ontevredenen allemaal omgekocht zijn door agenten van de ondernemingen. Zij ondermijnen ons gezag. Zij zijn handlangers van de kolonisten. Daarom moeten wij de communisten te hulp roepen.
Omdat wij door de wapenen van de onderdrukkers bedreigd worden, behoeven we ons nog niet te verkopen aan de beroepsbevrijders. Ik vertrouw ze geen van allen. Ze willen aan ons verdienen. Ze willen geld van ons of onze produkten of mankracht of ze willen alleen maar de baas spelen.
Met jou is niet te praten.
Nu niet. Ik wil wachten. We staan voor het oog van de
| |
| |
wereld. Het leger van de Verenigde Naties mag ons niet in de steek laten.
Je bent gek. De wereld krijgt zijn nieuws in de spiegel van het kapitalisme opgediend. Alles wat hier gebeurt, komt vertekend over.
Jij bent dus eigenlijk communist. En hoe is daar dan de pers, de radio, de televisie?
Ik wens niet meer met jou te praten. Ik ga handelen.
Vermoedelijk zal ik gedwongen zijn je dat te beletten.
| |
IV
In een suite van een hotel, dat meer dan twintig verdiepingen hoog, het silhouet van de hoofdstad mee helpt bepalen, zitten twee mannen. De een is westers gekleed, maar heeft in zijn manieren toch iets van iemand, die wellicht oorspronkelijk zorgvuldig opgevoed, langzamerhand niet meer precies weet, hoe hij zich in goed gezelschap zou moeten gedragen. Hij neemt tegenover de ander een gewild joviale houding aan, slurpt als hij drinkt en kauwt op zijn sigaar. Hij is het type van een kolonist, zoals we die uit de boeken kennen, een type, dat blijkbaar dus nauwelijks overdreven kan worden getekend. Een zelfverzekerd arrogant man, die de beschaving van zijn gesprekspartner onderschat, diens karakter en slimheid echter op ruwe wijze goed benadert langs de weg, die hij zelf pleegt te bewandelen: het eigenbelang.
Tegenover hem zit een gebaarde man eveneens westers gekleed, maar met een inheems hoofddeksel. Hij praat op gedempte toon, bijna fluisterend. Zijn houding is slechts schijnbaar onderdanig en hij weet, dat de ander hem niet begrijpt en zelfs niet bevroedt, dat de samenwerking welke hij zoekt slechts voor een deel uit eigenbelang voortkomt en voor een ander deel uit de overtuiging, dat hij een bondgenoot moet hebben in zijn streven het land te verlossen van de bestaande leiders. Deze bondgenoot kan beter niet dan wel begrijpen, wat zijn geheime drijfveren zijn. Want ondoorgrondelijk zullen dan zijn handelingen lijken en het verraad, of, aangezien er nooit sprake is geweest van een werkelijk bondgenootschap, de veranderde tactiek, zal de ander des te rauwer op het lijf vallen en hem weerloos maken.
Voorlopig zijn beide mannen het bijna eens en bespreken hun plannen zakelijk en met een ondertoon van quasi-welgemeende hartelijkheid. Wij hebben één van hen reeds herkend als de
| |
| |
Voorlopig staan we dus op het standpunt, dat deze voormalige kolonie een deelstaat moet worden. Elk deel zal de regering kiezen, die het wenst. En samen kunnen ze dan een federatie vormen, die wat ons betreft, zo los en zo vast in elkaar mag zitten, als jullie willen. Op die manier behoud jij met je stammen de macht over het Noordwesten. Om dat te bereiken, zul je dan echter met het Zuiden, waar de grote westerse ondernemingen zich onder één van je collega's, je weet al wie, gehandhaafd hebben, moeten samenwerken.
Voor ik in het Noordwesten mijn stammen oproep om zich te verzetten tegen het huidige bewind, moet ik van de mijnmaatschappijen de garantie hebben, dat na afloop het Zuiden geen pogingen zal doen in de federatie de baas te spelen.
Garantie, garantie. Wat kunnen wij nu garanderen? We hangen van jullie af, beste kerel. En wie in de komende federatie de baas speelt, zal ons een zorg zijn. Het zal ons ook een zorg zijn, als jullie alleen maar in naam een federatie vormen, en in werkelijkheid onafhankelijk blijven. Maar je begrijpt, waar het ons om te doen is. Wij willen rustig blijven werken. Wij moeten geld verdienen, dan verdienen jullie ook geld. De Zuidelijken meer dan de mensen in jouw gebied, want daar hebben we nu eenmaal geen ondernemingen van betekenis. Maar je kunt ons concessies geven en net zo rijk worden als je collega's uit het Zuiden. Die mogelijkheden moeten onderzocht worden.
Mijn volk leeft van de landbouw. De mijnbouw brengt verlies aan prestige van de stamhoofden met zich mee. Ze worden rijk, maar ze hebben geen koninklijke macht meer.
Zoals je wilt. Dan laten we jullie met rust.
Ik heb die eis niet gesteld. Ik wil jullie voorstellen later overwegen. Het gaat er nu alleen om of wij mee zullen doen aan de opstand tegen de huidige regering. Het Zuiden heeft zich afgescheidan, nu willen jullie, dat wij ons gaan verzetten tegen de eenheid van de staat en ons voor de onafhankelijkheid van de afzonderlijke delen verklaren. Waarom? Het Zuiden heeft zich afgescheiden en je hebt je zin.
Als jullie niet meedoen, krijgen we het nooit voor elkaar bij de Verenigde Naties, die altijd voor handhaving van de eenheid in de voormalige kolonie is geweest. Je ziet hoe oprecht ik ben. We hebben jullie nodig als deelgenoot. Als je niet meedoet, krijgen we
| |
| |
last. Als je wel meedoet, weten wij hoe we je moeten belonen. Als je niet wilt dat we het Noordwesten helpen ontwikkelen, dan kunnen we er iets anders op vinden. In de nieuwe federatieve regering is plaats voor verstandige mannen.
Wij moeten wapens hebben.
De ondernemingen zijn er goed voor.
Onze stammen zullen op de traditionele wijze in woede ontsteken. Het beste is de westerlingen te waarschuwen ons gebied te verlaten.
Ik heb geen machtiging dat toe te staan. De paar cultuurondernemingen kun je toch wel ontzien.
Als onze krijgslieden eenmaal zijn opgezweept, moeten de hoofden meedoen of ze willen of niet. Zij zien in allen die niet tot de stam behoren hun vijand.
Ik zal ervoor zorgen dat vrouwen en kinderen vertrekken.
Vrouwen vooral. En kinderen. En de mannen. We zullen misschien een enkele onderneming plunderen, als er geen verzet geboden wordt. Zodra er schoten van de kant van de westerlingen vallen, vallen ook hun hoofden. En dan ontstaat er brand.
Geef me tijd voor overleg.
Veel tijd is er niet. We zijn al met de voorbereidingen begonnen.
Goed. Goed. Over een paar dagen. Geef ons een paar dagen respijt.
Een paar dagen, meer niet. De volkswoede is als de stormwind die plotseling opsteekt.
| |
V
In het hotel, dat de hoofdstad een westers aspect verleent, zitten twee mannen in een eenpersoonskamer. Zij dragen beiden hun kleren wat onwennig: de een is aan zijn pak van westerse snit gewend, maar het is vrij slordig gemaakt en zit hem eigenlijk niet goed. Hij is een nogal gezette man met schichtige ogen, maar resoluut in zijn gebaren en overtuigd, dat hetgeen hij zegt, waar is en voor waar wordt gehouden. De ander is in het uniform van een hoge
| |
| |
officier gekleed met een paar gouden strepen op zijn mouw, een paar sterren op zijn kraag en een paar goudgalons op zijn epauletten. Ondanks dat goud is hij schuchter, het lijkt alsof hij eerder gewend is, te gehoorzamen dan te bevelen. Er is echter geen duidelijk verschil in rang of macht tussen beiden, zij het ook, dat de in burger geklede man kennelijk de boventoon wil voeren. Met zijn eerste woorden ontpopt hij zich reeds als
De zaak is dus dat je de mannen die tot jouw stam behoren, moet bevelen zich tegen de bestaande regering te keren, die in alle opzichten de ogendienaar is van de westerse machten. Dat is gemakkelijk genoeg, want jullie stam is vroeger altijd onderdrukt door de stammen die nu als hoofd jullie huidige president hebben. Je schiet niet op als je hem blijft steunen. Van de onderdrukking door de kolonisten kom je dan weer onder je meesters van vóór het koloniale bewind. Een minderheid van kerels, die zich lang geleden van jullie grond hebben meester gemaakt.
Het is waar, zij hebben onze grond verworven, zij hebben velen van ons vermoord, maar wij hebben vrede gesloten om samen tegen de gemeenschappelijke vijand te kunnen vechten.
Maar zij hebben jullie verraden en heulen nu met de vriendjes van de kolonisten. Ze gaan als onderdrukkers en komen terug als lieden, die geld brengen om in ondernemingen te steken, waarin jullie mensen weer worden uitgebuit.
Ik weet het. Het gevaar bestaat, maar we zouden eensgezind beginnen.
Zodra zij verraad plegen, is de afspraak ongeldig. Ze lopen je onder de voet, jou en je stamgenoten. En allen, die zwakker, minder handig zijn dan zij. Zij hebben altijd met de kolonisten kunnen opschieten en jullie zoveel mogelijk buiten de zaken gehouden. Hebben jullie ooit je land teruggekregen?
Het land en de produktiemiddelen behoren gemeenschappelijk te zijn.
Eerlijk verdeeld. Iedereen moet weer evenveel hebben en niet de één een groot stuk land en de ander een lapje grond waar hij nauwelijks van leven kan.
De grond moet gemeenschappelijk worden bebouwd. Wij leveren tractoren.
| |
| |
Wij hielpen elkaar altijd bij de aanplant en bij de oogst zonder vergoeding te vragen.
Als er gemeenschappelijk gewerkt wordt, is de oogst groter. Dan kan men het surplus ruilen tegen andere produkten.
We zijn al blij, als we weer vredig in eigen huis en op eigen land kunnen leven.
Nu ja, dat is van later zorg. Wij steunen je als je je met je stamgenoten tegen de huidige regering kant. Wij zorgen voor wapens. Er moet in het noordoosten gemakkelijk een vliegbasis zijn aan te leggen. Daar is stevige, vlakke grond, waar de kudden weiden.
De kudden van de lange kerels, onze vroegere onderdrukkers. Nu onze bondgenoten. Ja, ja, dat zeggen ze. Bewijs me, dat ze ons hebben verraden en ik ben je man.
Is het niet voldoende, dat ze er blijkbaar niet aan denken het jarenlange onrecht te herstellen? Dat ze meteen de baas zijn gaan spelen? Dat ze jullie als achterlijk beschouwen en het heft in handen hebben genomen? Is dat democratie? Is dat gelijkheid? Noem één van jullie, die enige macht van betekenis heeft. Jij bent kolonel, maar geen van je stamgenoten is minister of commandant van deze stad of generaal of gezant. Als het zo blijft, breng je het nooit verder dan tot kolonel.
Ik ben sergeant-majoor geweest in het oude leger.
Wat doet dat ertoe? Je kunt organisatie-talent hebben en hoge en verantwoordelijke posten bekleden. Dat is bij ons ook gebeurd, toen we onze revolutie voltooiden. Plotseling moesten mensen, die niet de minste ervaring hadden gaan regeren. Maar we hebben bereikt wat we wilden, omdat we gesteund werden door een ideaal, een roeping, een levensbeschouwing.
Was jij toen al oud genoeg om te oordelen?
Kinderachtige opmerking. Neen natuurlijk. Mijn voorgangers hebben het toch maar klaargespeeld.
Ik ben niet op de hoogte. Ik wil geen verraad plegen, als ik niet zeker weet, dat zij het doen.
De Zuidelijken hebben zich al afgescheiden.
Des te meer reden voor de rest om bij elkaar te blijven. Wij zullen hen dwingen zich weer bij ons te voegen.
Jij moet allen dwingen bijéén te blijven. Geen seperatisme.
| |
| |
Communisme. Je bent toch communist?
Ik ben communist. Alles gemeenschappelijk: de grond samen bebouwen en elkaars werktuigen lenen. Niet de een meer dan de ander. Eerlijk delen. Geen vijandschap. Wij zijn broeders. Arbeiders aller landen verenigt u.
Ze zullen ervan lusten als ze zich toeëigenen, wat de gemeenschap toekomt.
Van ons uit begint de ware revolutie. Dit alles was slechts een schijngevecht van machthebbers en zij die het willen worden, van kapitalisten en zij die het willen worden. Als de regering aarzelt, is dat het bewijs van verraad van de goede zaak. We moeten eisen, dat ze onmiddellijk tegen het Zuiden optrekken. Als ze dat niet doen, steunen ze onze vijanden.
| |
VI
In de straten van de voormalige hoofdstad wordt geschoten. Op de hoeken van enkele straten bevindt zich een mitrailleursnest, elders heeft men barricaden opgeworpen. Zo nu en dan weerklinkt de dreun van een ontploffende handgranaat: men hoort het gerinkel van scherven en ziet een stofwolk. Het is niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Misschien muiten de soldaten, misschien zijn opstandelingen de stad binnengedrongen. Soms hoort men geschreeuw, gekerm zelfs van vrouwen. Een kind huilt, terwijl door de radio een man een hartstochtelijke redevoering houdt, die onverstaanbaar is doordat het toestel niet goed is afgestemd. Achter de muren, achter wallen, achter heggen en bomen zelfs, vermoedt men mensen, maar de straten zijn leeg en zodra zich iemand vertoont, hoort men schoten of het geratel van een machinegeweer; ondanks de dreigende stilte, die slechts wordt afgewisseld door dreigend lawaai, sluipt een man door tuinen en portieken, langs galerijen en poorten schijnbaar doelloos van het ene blok naar het andere tot hij bij een alleenstaand huis komt, dat op het eerste gezicht verlaten lijkt, maar waar zich iemand haastig verschuilt als hij de deur opent. De rondzwervende man is
| |
| |
Hee daar. Wees niet bang. Ik ben ongewapend. Ik doe geen kwaad.
Blijf daar, of ik schiet.
Stel je niet aan. Je hebt geen wapen, anders had je al lang geschoten.
Van geen enkele. Ik ben verslaggever. Ik vertel de wereld wat hier gebeurt.
Veel goeds zul je niet te vertellen hebben. Zo, je ziet er niet erg krijgshaftig uit met die bril. En een atleet ben je ook niet.
Ik kan hard lopen. Dat hoort bij mijn vak. Gauw komen, gauw wegwezen. U ziet er trouwens ook niet naar uit, alsof u in staat bent alles en iedereen te trotseren. Wat is u overkomen? Uw kleren zijn gescheurd en vuil. Het lijkt wel, of ze de vloer met u hebben aangeveegd.
Dat hebben ze ook. De laatste dagen heeft de een na de ander me op de rug gelegd. Als ik het niet goedschiks toeliet, hielden ze me met z'n vieren of vijven vast of gingen op mijn armen of benen zitten. Als al dat wilde zaad zou ontkiemen, kruipt er een horde moordenaars uit mijn buik te voorschijn. Maar ik heb er genoeg van. Ik wil mijn leven niet eens meer redden, ik schop ze net zo lief dood. Als ik kan.
Was er niemand om u te beschermen?
Onze lieve landgenoten hebben een overeenkomst met dat tuig gesloten en zijn verdwenen. Maar wij konden voorlopig wel blijven, de nieuwe regering zou ons beschermen. En dat heb ik gemerkt. Nee, je hoeft niet zo verschrikt te kijken. Ik ben niet getrouwd en ik heb geen kinderen. Maar ik was gouvernante bij de mensen hier. Mijnheer was administrateur van een plantage. Die hebben ze meteen doodgeslagen, toen hij hun de toegang tot het huis weigerde. En de twee kinderen, die begonnen te schreeuwen, schoten ze voor mijn ogen neer.
Soldaten of opstandelingen?
Wat doet dat ertoe? Wilden. Wilden waren het, geen mensen. Ze sloegen de meubelen kapot en gooiden met de borden en toen ze de wijnkelder ontdekten, gingen ze elkaar met de scherven van de flessen te lijf en kerfden het lichaam van mevrouw,
| |
| |
die een revolver gehaald had, omdat het net ratten waren, die je neer moest schieten. Maar ze kropen dronken over haar heen en één van hen haalde haar open met zijn mes en toen zagen ze bloed en begonnen haar toe te takelen met stukken glas.
Ze hielden me vast. Dat doen we met jou ook, als je je verzet, zeiden ze. Ze kennen onze taal uitstekend. Toen heb ik toegegeven. En de een na de ander, wel tien, wel twintig wel honderd. Duizend van die smeerlappen hebben me uiteengereten en me laten liggen als een vuil vod.
Maar u leeft. Ze hebben u niet gedood. En niet verminkt.
Ja, nu schrik je nu ik mijn rok optil. Ik bloed, van binnen en van buiten.
Er moet toch ergens schoon linnengoed of verbandgaas te vinden zijn?
Zoek maar, zoek maar. Voor mijn part bloed ik dood, als ze maar niet meer over mij heen komen. Dan ga ik gillen. Dan zal ik kans zien de eerste de beste zijn strot af te bijten. Ik zal heel gedwee zijn, heel Hef en hem tussen mijn tanden nemen tot hij krepeert.
Ik zal proberen iets voor u te doen. Boven is misschien nog wel iets te vinden. In een huisapotheek. Is er geen bed? Zal ik u dragen?
Wat is er? U ziet ineens erg bleek. Pas op. Steun maar op mij.
| |
VII
Over de brede boulevard naderen tirailleursgewijze enkele secties soldaten. Zij sluipen van boom tot boom om dekking te zoeken, gaan soms liggen en vuren op een doel, dat voor iedereen behalve voor hen zelf onzichtbaar is. Zodra een deel van de straat bezet is en er geen schoten meer uit de naburige huizen vallen, neemt een deel van de troep vaste posities in. Men maakt op punten, van waar men een goed overzicht heeft, een mitrailleursnest, meestal eenvoudig door een gat in de grond te graven en de voorkant af te dekken met
| |
| |
het zand, dat uit het gat is gekomen. Soms heeft men ook een paar zakken of een kist of zelfs een hoeveelheid puin bij de hand, die men daarvoor gebruikt. Veel puin is echter niet aanwezig: de villa's in de straat zien er op het eerste gezicht gaaf uit, behalve dat hier en daar een ruit is gebroken en dat een deur scheef in zijn hengsels hangt. Ook zijn er takken van bomen ruw afgerukt. Er weerklinkt steeds geweervuur, nu eens verder af, dan weer dichterbij. De strijd ‘golft’ blijkbaar heen en weer. Achter de soldaten in de straat komen andere secties, die de huizen binnengaan om te kijken of zich daar nog opstandelingen hebben verborgen. Een van hen betreedt een grote villa, aarzelt als hij de tekenen van rijkdom, de prachtige marmeren vloer, kostbare, kleurige tapijten, van de eigenaar aanschouwt. Hij grinnikt even, als hij een aantal oude inheemse wapens, kennelijk onderdeel van een verzameling aan de wanden ziet hangen, doch fronst meteen zijn wenkbrauwen als hij een vrouw op een rustbank ziet liggen, wier hoofd gesteund wordt door een man, die niet opkijkt als hij binnenkomt.
Ik vrees, dat ze dood is.
De huizen moeten ontruimd worden. Er mag niemand achterblijven.
Als ze nog niet dood is, mag ze in geen geval vervoerd worden.
Ik heb orders alle huizen te onderzoeken en iedereen mee te nemen, die zich daar bevindt. Wie zich verzet, wordt gearresteerd of, bij gewapende tegenstand, doodgeschoten.
Maar dit meisje mag in geen geval vervoerd worden.
Wij zullen voor haar zorgen. U moet dit huis verlaten.
Ik kan haar hier niet aan haar lot overlaten. Wie garandeert me, dat jij en je soortgenoten niet opnieuw met haar beginnen. Het kan julhe niet schelen, al is ze flauwgevallen. Als je de vrouwen waar je al die jaren je ogen op blind hebt gestaard, maar kan krijgen, dan ben je tevreden. Dood of levend. Verdomme, kerel, zie je niet, dat ze stervende is?
Ik hoor, dat u ons voor haar toestand verantwoordelijk stelt. Ik hoor, dat u het over mij en mijn soortgenoten heeft. U vergeet, dat u hier de lakens niet hebt uit te delen. Wij zijn onafhankelijk. Ik gelast u dit huis te verlaten.
| |
| |
Je bent gek vent. Het zijn de inboorlingen, je vrienjes of je vijanden, die ook je vriendjes zijn, die dit meisje hebben vermoord, verkracht. Wil je het graag horen? Verkracht! Verkracht! Met tien of twintig tegelijk.
Er gebeuren vreselijke dingen tijdens een opstand, als de mensen wild worden en niet meer weten wat ze doen, maar daarom mag u ons niet allemaal over één kam scheren. Wij zijn inboorlingen, jazeker, wij zijn hier geboren. En u niet, u behoort tot de vreemdelingen. U mag mij inboorling noemen. Daar ben ik trots op. En uw vrouwen laten mij koud.
Dan ben jij wel een van de weinige uitzonderingen.
U moet dit huis verlaten. Ik hoor, dat het gevecht zich in deze richting verplaatst. Het schijnt, dat de opstandelingen een omtrekkende beweging trachten te maken. Wij zijn verantwoordelijk voor uw welzijn. Als straks in de kranten wordt geschreven, dat zo veel vroegere kolonisten of althans vreemdelingen gedood zijn, zeggen ze niet, dat het hun eigen schuld was: dan zijn ze vermoord.
Dat dit meisje dood is, noem je zeker ook haar eigen schuld.
U moet ons niet allemaal over één kam scheren. Er zijn goeden en kwaden onder ons, evenals onder u en de uwen. Gaat u nu weg, het wordt hier gevaarlijk. Het zal niet lang duren of er wordt hier geschoten, en wij zijn verantwoordelijk voor uw veiligheid.
Ik blijf hier. Zolang ik niet zeker weet, dat ze dood is, blijf ik hier.
Als u niet goedschiks gaat, moet ik geweld gebruiken.
Doe, wat je niet laten kunt. Pas op kerel, daar beweegt iets. Ik zag een hoofd. Blijf hier. Ze zijn al in huis. Pas op.
| |
| |
| |
VIII
In de tuinen tussen de villa's aan de boulevard en de omliggende straten lopen in gebukte houding een aantal mannen, die blijkbaar bij elkaar horen, hoewel ze geheel verschillend gekleed en bewapend zijn. Sommigen hebben korte khaki-broeken aan, anderen lange gewaden, de een draagt een speer, de ander een geweer of een revolver. Ze gaan systematisch te werk en omsingelen elk huis. Er zijn er veel en hun aantal wordt steeds groter, het lijkt een lawine van mensen, die achter een voorhoede het terrein uitkammen en die ieder levend wezen, dat ze aantreffen verjagen of doden. Een van de mannen, kennelijk de aanvoerder van een groep, kruipt op zijn buik naar de deur van een groot huis en kijkt naar binnen. Zonder een ogenblik te aarzelen, schoudert hij zijn geweer en drukt af. Daarna doet hij een sprong en bevindt zich in het midden van de grote vestibule.
Handen omhoog. En gauw, anders schiet ik je voor je raap.
Ik ben niet gewapend. En hier is al genoeg gemoord. Dat meisje en nu ook die jongen. Je had hem ook kunnen sommeren zich over te geven.
Wij vragen geen kwartier en geven geen kwartier. Wat is er met die vrouw aan de hand?
Ze is dood. Net zo lang mishandeld door jullie, tot ze is bezweken.
Dat zijn wij niet geweest. Deze wijk is steeds in handen van de zogenaamde regering geweest. Die moesten het mooiste deel voor zich houden en ons lieten ze in onze wijken kreperen. Ze hebben de vrouwen te grazen genomen om de schuld op ons te kunnen schuiven. Wie ben jij?
Ook dat nog. Die kunnen we net gebruiken met hun gruwelverhalen. Als het naar mijn zin ging, zouden we jou meteen het zwijgen opleggen. Maar we moeten de voormalige kolonisten sparen. Het is een burgeroorlog: of die anderen door jullie of door anderen gehuurd zijn om ons weer onder het juk te brengen, ze zijn gehuurd, dat staat vast. Maar het zal julhe of die anderen niet lukken onder het mom van de orde te herstellen, hier weer de baas te gaan spelen. Wij zullen zelf wel voor de orde zorgen.
| |
| |
De orde van de dood: een paar van jullie meer of minder doet er niet toe.
Je kunt beter niet schieten. Als ik vertel, dat de soldaten die vrouw hebben verminkt en dat de opstandelingen humaan te werk gingen, kan dat je alleen maar goed doen. Jij bent zeker officier?
Ik heb de rang van kapitein. Later, over een paar dagen ben ik kolonel.
Wees verstandig, kolonel. Ik weet niet, wie de schuld draagt van dit bloedbad. Misschien heeft de voorlopige regering het uitgelokt, misschien heeft ze zich niet aan de wensen van de bevolking gestoord en wil ze het koloniale systeem herstellen, misschien wil ze een paar mannen laten profiteren en de rest laten verhongeren. Ik weet het niet. Ik ben hier om dat uit te zoeken en de wereld in te lichten. Je kunt me beter mijn gang laten gaan. Van een verslag van mij en van enige anderen kan veel afhangen. Want al heb je op het ogenblik lak aan alles wat hier wordt gezegd, morgen of overmorgen moeten ze ergens in de wereld beslissen of ze je zullen steunen of erkennen, ja of nee. En dan kun je denken: dat kan me niet schelen, daar heb ik maling aan, maar op den duur zal je moeten samenwerken. En dan heb je de pers nodig.
Vertel me maar liever aan welke kant jullie staan. Aan die van de democratieën of die van de communisten.
Wij staan aan de kant van het recht. Wij geven de armen brood.
Goed zo. Een nobel streven.
Zeg eens, houd jij me voor de gek?
Om de donder niet. Maar ik wil weten waar jullie bij horen. Bij die uit het Zuiden, of die uit het Noordwesten, die door de mijnondernemingen gesteund worden of bij die uit het Noordwesten, die zich tegen hun voormalige onderdrukkers keren?
Ik kom uit het Noorden. Wij vechten voor onze vrouwen en kinderen. Wij hebben brood nodig, vreten, begrijp je, vreten! Die kerels hier laten ons verhongeren en rijden zelf in prachtige auto's van de kolonisten. Maar wij moeten gewoon vreten. Wij moeten orde scheppen in deze chaos en die corrupte bende verjagen. Daarna zullen we wel zien, waar we bij horen.
| |
| |
Zeg maar gewoon, dat door al dat gegraai naar de macht van kerels, die denken dat ze hersens hebben of die vroeger stamhoofd waren, hetvolkwordt vergeten. De mensen lijden honger.
Met bloed stil je de honger niet.
Wat let me vent, of ik schiet je overhoop. Je begrijpt er niets van en al je praatjes doen ons alleen maar kwaad. Zo. Niet te veel smoezen. Daden. En geen kletsmajoors, die het kunnen navertellen. Daar liggen er drie. Een soldaat die twee vreemdelingen heeft vermoord. En de soldaat is door ons terechtgesteld.
| |
IX
Het voormalige paleis van de gouverneur, waar aanvankelijk de voorlopige regering zetelde, ziet er op het ogenblik wat gehavend uit. Voor de ingang staan in vuile kleren gehulde mannen met grimmige gezichten te kijken alsof er elk ogenblik een nieuwe opstand uit zou kunnen breken. Maar zij hebben gewonnen en in hun houding tekent zich dan ook wel voldoening en vastbeslotenheid af. Zij monsteren iedereen, die het gebouw wil betreden met de nodige achterdocht en vragen onbekenden een identificatiebewijs. Binnen het gebouw wijzen de hier en daar omgekeerde meubels, de opengereten zittingen van de stoelen en de vele gesprongen ruiten erop, dat hier heftig is gevochten. Hoewel de controle aan de ingang scherp is, blijkt men als men eenmaal binnen is, te kunnen doen, wat men wil. Vele mannen lopen geagiteerd van het ene vertrek naar het andere, schreeuwen elkaar toe, vragen om orders of delen die uit, maken heftige gebaren en schudden hun vuisten, als er iets niet naar hun zin gaat. Toch heeft de gehele stemming iets feestelijks en gemoedelijks, alsof ieder in blijde verwachting is van een voor hem aangename gebeurtenis. Het hele gebouw gaat zwanger van werklust maar voorlopig schijnt er niets te geschieden.
In het vroegere werkvertrek van de gouverneur zit nu een man, die een slecht zittend pak aan heeft, maar zich overigens alleen doordat hij een baard draagt, onderscheidt van de blijkbaar intussen afgezette president. In het werkvertrek van de vroegere commandant zit een tamelijk woest uitziend heerschap, die drie revolvers op zijn schrijftafel heeft uitgestald en daar zo nu en dan met voldoening naar kijkt. Als de president roept, staat hij onmiddellijk op, gaat naar de deur en luistert aandachtig naar zijn vriend en bondgenoot.
| |
| |
We moeten zo gauw mogelijk een goed manifest opstellen, waardoor we bewijzen, dat het ons ernst is. Betreuren dat er in deze woelige dagen enkele slachtoffers zijn gevallen en een paar vreemdelingen zijn gemolesteerd. Zeggen dat de orde nu is hersteld en dat ook de voormalige kolonisten zich volkomen veilig kunnen achten en terug kunnen komen. Dan moeten we zeggen, dat de vroegere regering dictatoriale neigingen had en dat wij de democratie willen herstellen. Dat we noch Westers, noch communistisch zijn. Hoe vind je dat?
Zal mij een zorg zijn, wat je ze wijs maakt. Het doet er weinig toe, onder welke leuze en met behulp van welke wapenen we hebben gewonnen. En het doet er ook niet toe op welke wijze wij ons handhaven. Als we ons maar handhaven. Want als er nu weer in plaats van ons een ander stel komt, gaat het land naar de bliksem. De orde is hersteld. Dat is de hoofdzaak.
Je hebt misschien gelijk. Hoe meer we zeggen, hoe meer we moeten verantwoorden. Intussen kunnen we binnenkamers zowel met het Westen als met de communisten onderhandelen. Laten die ons maar voedsel en geneesmiddelen sturen. Het volk heeft honger en is ziek.
Dat is de leuze. De Westersen zijn sentimenteel, de communisten helpen om er beter van te worden, of misschien toch omdat ze er een soort ideaal op na houden. Maar wij moeten spullen hebben. Geen manifest dus, een bede om hulp voor de arme bevolking. En verder niets beloven.
Maar van een van beide partijen moeten we wapens accepteren.
Neem de wapens van de communisten, die zijn daar goedgeefser mee dan de anderen. Ik zal hun wel zeggen, dat ik eigenlijk meer voor communistische steun voel dan voor Westerse.
En wat doen we met de seperatisten?
Nog even laten begaan. We doen net of we het land alleen maar tot rust willen laten komen.
Ze zijn daar niet gek. Ze werven overal vrijwilligers tegen hoge soldij. Dat kunnen ze doen als het geld van de mijnondernemingen erachter zit.
Wat kunnen we doen? Eerst zorgen, dat we stevig zitten en dan een beroep doen op de Verenigde Naties. Het oude regime
| |
| |
steekt toch langs een achterdeurtje zijn kop weer op. Een beroep doen op het geweten van de wereld, op de solidariteit van alle voormalige onderdrukte volken, op de communisten, voorzichtig op de neutralisten. De nieuwe volken vormen met ons een blok en als we verstandig zijn en het spel goed spelen, moeten de mijnondernemingen hun seperatistische spelletje opgeven. Ons volk bestaat weliswaar uit stammen, maar het vormt een eenheid.
En wat wordt onze regeringsvorm?
Ja, voorlopig zal het wel een half militaire dictatuur moeten worden. Daar is niets aan te doen. Ik heb overal stof in beslag laten nemen voor uniformen. En alle particuliere auto's en alle voedselvoorraden. Van een stemming kan natuurlijk nog niets komen. Het grootste deel van onze mensen is helaas onmondig.
| |
X
In het vertrek, waarin één wand uit glas bestaat en vanwaar men uitkijkt op een rivier en een grote stad met gebouwen van vele verdiepingen, zitten twee mannen. Zij kijken ernstig, maar de toon van hun gesprek is niet wanhopig. Integendeel, het lijkt of ze wat opgelucht zijn, alsof een zware last van hun schouders genomen is. Dat blijkt echter meer uit hun houding, uit een enkele glimlach, die om hun lippen speelt, dan uit hun woorden. Een van de twee heeft een aantal telexvellen in zijn hand, die hij blijkbaar heeft gelezen. Hij heeft zijn hoofd net opgeheven, kijkt even naar de stad beneden hem zonder deze werkelijk te zien en begint te praten.
Zo op het eerste gezicht zijn dit wel bemoedigende berichten. Die opstand was natuurlijk vreselijk, vooral de uitbarsting van de volkswoede tegen de voormalige kolonisten en de excessen, die de soldaten, toen ze gingen verliezen, hebben bedreven. Maar het is er nu rustig. Misschien is dat het begin van consolidatie. Het heeft een goede indruk gemaakt, dat de troepen der Verenigde Naties zich neutraal hebben gehouden. Wel hebben een paar voormalige kolonies hun contingenten teruggetrokken.
Ze beschouwen deze nieuwe regering als een marionettengroep van de mijnondernemingen.
| |
| |
Ik weet het niet. Ze laten zich nergens over uit en doen slechts een beroep op onze hulp. Maar hoe kun je nu helpen, als je niet weet, wie je helpt?
Ik vraag me af, of we de vorige regering niet hadden moeten helpen. Ik kreeg het gevoel, dat die voor beide partijen aanvaardbaarder was dan deze.
Wij zijn, meen ik, niet strikt neutraal geweest. Door neutraal te blijven, hebben we de opstandelingen gesteund. Als het blijkt, dat deze regering werkelijk door de mijnondernemingen gefinancierd wordt, krijgen we last met de communistische landen. En terecht. Wij moeten dit volk de kans geven zelf zijn regeringsvorm te kiezen en het niet overlaten aan de kwade wil van een troep goedgewapende en vastberaden ontevredenen. Mijn verstand zegt me, dat we blij moeten zijn met een bewind, dat blijkbaar vaster voet heeft en beter weet wat het wil dan het vorige. Maar rust alleen is niet voldoende.
Maak je niet bezorgd. De communisten maken herrie genoeg aan hun grenzen. Laten ze het maar eens verliezen op hun verafgelegen bruggehoofden.
Dat is geen houding. Het gaat om het belang van een jong volk.
Juist daarom. Als het meteen onder communistisch regime komt, zal het nooit de vrijheid leren kennen.
En nu wordt het een dictatuur.
Daar is niets aan te doen. Democratie is weggelegd voor volkeren, die eeuwenlang zich zelf hebben kunnen zijn.
Mooie theorie, maar ze gaat niet op. Kijk maar naar een aantal Europese landen: die hebben nog onlangs de dictatuur moeten doorstaan of worden nog dictoriaal geregeerd, terwijl ze eeuwenlang zelfstandig, dat wil zeggen niet onder vreemde heerschappij leefden. Om ons geweten te sussen, zeggen we maar gauw, dat jonge zelfstandige volkeren onder rechtse of linkse dictatuur terecht komen. Wij worden lui en oud. Wij staan niet meer in voor onze idealen als we zo spreken.
Wij kunnen voor niemand instaan, als we niet in staat zijn het ontketenen van een oorlog te voorkomen.
| |
| |
De wil tot het goede compromis. Het goede, dat bereikbaar was.
Wij zijn het toch wel eens. Ik ben niet een man zonder praktische ervaring. Ik bouw geen luchtkastelen.
Dat heb ik niet willen zeggen, maar ik was bang, dat je geweten ging spreken op een ogenblik, dat je een vraagstuk van praktische politiek moet oplossen.
We zullen moeten afwachten, wij kunnen de omstandigheden niet dwingen.
Wij kunnen de omstandigheden alleen maar de verkeerde kant uit dwingen. Door te handelen, zouden we alles kunnen bederven. Laten de troepen van de Verenigde Naties zich langzamerhand terugtrekken. Een deel op last van regeringen, die ontevreden zijn over onze houding, een ander deel volgt dan vanzelf. Dat is beter dan in te moeten grijpen. Wees eerlijk: wat hadden wij kunnen doen? We waren alleen maar belachelijk geweest en we hadden onze machteloosheid gedemonstreerd als we een bevel hadden gegeven. Laat ons blij zijn, dat één partij duidelijk gewonnen heeft. Met die partij kunnen we nu onderhandelen.
Onderhandelen. Dat is het enige dat we kunnen. Steeds onderhandelen.
| |
XI
In het hoge, tamelijk slecht verlichte vertrek met de donkere lambrizering zitten twee mannen in lage fauteuils. De minister en de president-directeur van ondernemingen, die gevestigd zijn in de voormalige koloniën hebben geen reden om elkaar vijandig te bejegenen. Geen van beiden weet of hij juist gehandeld heeft, de minister heeft door de koloniën hun vrijheid te geven het prestige van het land niet verhoogd, want nu zijn de gebreken van het koloniale bewind des te duidelijker gebleken en alle troebelen, die op de onafhankelijkheidsverklaring gevolgd zijn, worden geweten aan onvoldoende voorbereiding van het betreffende volk of de betreffende volken. Ook de zakenman is niet geheel tevreden over zich zelf: weliswaar is hij er in geslaagd met behulp van inlandse hoofden een deelstaat in het leven te roepen, doch dit is zo duidelijk op instigatie van de mijnbouw- en cultuurondernemingen geschied,
| |
| |
dat niemand ter wereld aan een werkelijke keuze door het volk gelooft. De zakenman is dus bang, dat hij te haastig is geweest en dat hij dientengevolge de deelstaat niet zal kunnen steunen zonder dat hier internationale verwikkelingen uit voortvloeien. Deze laatste laten hem weliswaar volkomen koud, aangezien het hem uitsluitend om geld, kapitaal, macht te doen is, maar hij ziet wel in, dat internationale verwikkelingen hem kunnen nopen afstand te doen van veel waaraan hij gehecht is. Het besluit van het hoofd van de deelstaat om een soort internationaal huurleger aan te werven, bevalt hem evenmin: deze voortvarende president, die uit hoofde van zijn afstamming misschien in aanmerking zou kunnen komen voor het koningschap speelt een eigen spel, dat niet in de smaak valt van de zakenman. Zijn toon is dus ongerust als hij spreekt.
Het verdient naar mijn gevoel aanbeveling, dat onze regering zich tracht te verstaan met de nieuwe regering. Als wij er niet vlug bij zijn, konden anderen ons wel eens voor zijn met het gevolg, dat wij elk contact verliezen en geheel geïsoleerd staan.
Bedoel je daarmee, dat je de Zuidelijke deelstaat wilt opgeven?
We moeten het evenwicht herstellen. Die kerels in het Zuiden groeien ons boven het hoofd. En als we niet gauw genoeg met de nieuwe regering tot een overeenstemming komen, gaan anderen zich voor de rest van de kolonie interesseren. En dan zitten wij er naast. Ik bedoel dat we dan het Zuiden kwijt raken en bovendien geen kans meer hebben om ons met de rest te verstaan. Ik hoor uit goede bron, dat verschillende Westerse landen de nieuwe mensen hebben benaderd. De communisten hebben wapens beloofd.
Maar een week geleden vond je nog, dat we het Zuiden zoveel mogelijk moesten helpen. Ik heb een aantal bekwame officieren ontslag laten nemen om hun vreemdelingenlegioen op te kunnen laten leiden.
Er moet evenwicht zijn. Partijen moeten even sterk zijn. Dan alleen kan er vrede heersen. Dan alleen kan men zaken doen. Zodra één de baas is, bepaalt hij prijs, datum van aflevering en van betaling. Daar komen nooit gezonde verhoudingen uit voort.
Ons gezag is naar de maan, ons prestige verloren, in het land breken stakingen uit en jij praat over gezonde verhoudingen. Jouw houding en misschien ook de mijne, onze houding heeft nie-
| |
| |
mand zoveel kwaad gedaan als ons zelf. Met een overmaat van zelfvertrouwen, met onze geldzucht en hovaardij hebben we ons van dag tot dag door de omstandigheden van de ene pijnlijke situatie in de andere laten dwingen. En wat is het resultaat? Dat we verliezen wat we moeten verliezen. Dat de jonge volkeren ons niet vertrouwen. Dat wij in onze eigen ogen belachelijk zijn.
Maar ik wil die kerels in het Zuiden inpeperen, dat ze ons niet straffeloos kunnen verraden. Door met de nieuwe regering een regeling te treffen, kunnen we de eenheid van de kolonie herstellen. We kunnen die nieuwe mensen aan ons verplichten en op die wijze redden wat er te redden valt.
Dus je wilt geen deelstaat in het Zuiden?
Nu niet meer. Of we raken hem kwijt aan de een of aan de ander.
Had dat meteen gezegd, dan hadden we kunnen samenwerken en nog iets tot stand kunnen brengen. Nu zullen vermoedelijk anderen dat voor ons doen.
Het bederf is van onze kant gekomen. Wij hebben deze mensen onmondig gehouden, we hebben door onze houding hun geest, hun karakter verdraaid en met onze beschaving hun levenswijze verbogen. Het zal een tijd duren voor zij zich van de ziekten welke het koloniaal bewind in hun bloed heeft gebracht, hebben hersteld.
Je zult misschien zeggen, dat wij het zijn, die de mensen bederven, hier en elders.
Jullie niet alleen. De mens bederft de mens.
|
|