| |
| |
| |
Zij van gisteren
I
Heil paljas! Een volk, dat niet meer aan gemeenplaatsen gelooft, is verloren.
Zo, zo, dus jij bent ook al lid geworden van ons circus. Het werd tijd; bijna was je te laat.
Ja, ja, zo ver is het gekomen. Degenen, die door hun geld en hun positie aangewezen moesten zijn om te regeren, moeten naar de pijpen dansen van de politieke marktschreeuwers.
Eigen schuld, jullie denken niet nationaal. Kapitaal heeft geen vaderland. Toen je in de vorige oorlog zag, dat het mis ging, heb je je landgenoten niet meer gesteund, jullie hebben aangedrongen op een oneervolle capitulatie en een wurgende vrede en jullie waren ook weer de eersten, die met de vijand onderhandelden en zaken gingen doen.
Als je ziet, dat je verlies onvermijdelijk is, moet je het nemen en de transactie snel afsluiten, dan beperk je de schade. Dat hebben we gedaan. Wij zakenmensen, hebben het land gered. Jullie hadden je doodgevochten en onze steden en dorpen, onze fabrieken en boerderijen, onze bruggen en wegen laten verwoesten.
Jij bent een opportunist.
Ik hoop, dat je leider dat ook is. Anders gaan we eraan.
Onze leider. De enige reden, dat ik zijn partij gekozen heb, is mijn, onze, hoop hen daardoor wat in toom te kunnen houden en te beletten, dat hij domme dingen doet.
| |
| |
Tot nu toe heeft hij door het leger te versterken zonder een druppel bloed te vergieten, steeds gewonnen.
Hoofdzaak is, dat hij niet in een dwangpositie verdwaalt. Dat komt voor, als je te hoog speelt: dan kan je inzet zo groot zijn, dat je alles op alles moet zetten om te kunnen winnen. Wee degenen die dan de slechte kaarten heeft, of zelfs maar de minder goede.
Het moreel is ook een hoge kaart.
Geef mij maar liever het materieel.
Hij heeft tot nu toe het advies van de deskundigen vrij aardig opgevolgd. Je moet hem natuurlijk gelegenheid geven te kiezen.
Jullie worden gewoon verstandige jongens.
Maak geen gekheid. Wij weten heus wel met welk gevaarlijk vuur wij spelen door een ietwat ingebeelde volksmenner naar voren te schuiven in plaats van een ervaren politicus. Maar de ervaren politici hebben gefaald. Ze hebben het vertrouwen van het volk niet verworven en het buitenland niet geïmponeerd. Zij hebben niets bereikt.
Toegegeven. Maar deze man heeft een massa mensen in het harnas gejaagd met zijn opgewarmde rassendiscriminatie. Hoe kun je zaken doen, als de leider van je partij een deel van de grote geldmagnaten voor minderwaardige slungels uitmaakt. Waar heeft hij het trouwens over? Dat is immers allemaal onzin!
In politiek opzicht niet. Een deel van de mensen vindt het altijd heerlijk als een ander deel minderwaardig is.
Je moet met dat soort demagogie altijd oppassen. De boel loopt je gauw uit de hand.
Ons niet. Die man is dol op soldaatje spelen. Zo lang wij hem de illusie geven, dat we hem voor vol aanzien, is hij mak als een lam.
Als jullie dan maar zo voorzichtig zijn een paar mensen niet te onderschatten. De anderen zijn overrompeld, nu zijn ze gewaarschuwd.
Ik geloof, dat we nog wel even door kunnen gaan.
Mogelijk, maar drijf de zaak niet tot het uiterste. We hebben nu al veel terug van wat we bij de vorige oorlog verloren hebben. Dat lijkt me voldoende.
| |
| |
Als je het een tegen het ander afweegt, hebben we meer. Het vorige vredesverdrag was hard, het geweten van onze voormalige tegenstanders heeft hen zwak gemaakt. Maar nu gaan ze zich vol verontwaardiging opwinden. De gerechtvaardigde toorn staat hun bij.
Hun materiële achterstand is groot.
Maar hun potentieel is groter dan het onze. Toch ben ik blij, dat je aan het rekenen bent geslagen. Ik was bang, dat jullie al die woorden voor de volle waarde uitkraamden.
Des te beter. Dan ben ik je partijgenoot. En desnoods ook de zijne.
| |
II
Een volk dat niet voor zijn idealen weet te sterven is ten dode gedoemd.
Volkomen juist. Een volk dat voor zijn idealen sterft is ten dode gedoemd.
Nee, maar ik zei het. Wees voorzichtig met je leuzen. Geef ze de verzekering, dat ze zullen overwinnen, dat ze sterk zijn, maar laat ze niet twee maal doodgaan in dezelfde uitspraak.
Hm, ja, misschien heb je gelijk. Ik houd er anders niet van, dat je de gedachten die zo spontaan in me op wellen, aan banden legt.
Ik verbeter de formulering, niet de gedachte. Je weet, dat ik juist je intuïtieve intelligentie zo bewonder. Je bent een natuurtalent op politiek gebied. Daarom heb ik je meteen gesteund. Maar ik heb je ook van gekke dingen afgehouden.
Ik heb je beloond door je tot een van mijn vaste medewerkers te benoemen en in jou meer dan in iemand anders vertrouwen te stellen. Ik heb sommige van je ideeën overgenomen.
Dat bewijst hoe onafhankelijk je bent. Een man die van iedereen iets durft te leren en toch zich zelf blijft. De leider is de man waarin alle draden samenkomen. Hij mag niet falen.
| |
| |
Hij kan niet falen, omdat hij de exponent is van allen. Leiden is dienen.
Lang niet slecht. Daar kan ik wel iets van maken. Dienen is leiden, leiden is dienen, onze leider dient het volk, ons volk leidt de diender.
Maak nu geen grapjes. Het is niet zo gek zo'n ernstige en bescheiden uiteenzetting, waarin ik vertel, dat ik de gedachte van het volk, alles wat in het volk leeft, tot uitdrukking breng en in overeenstemming daarmee niet alleen spreek, maar ook handel. Het volk staat achter mij en handelt door mij. Een volk dat handelt, leeft. En zij trachten een levend volk te trotseren...
Zowel vijanden binnen als buiten het rijk...
Worden door dat volk vernietigd.
En daarom kondig je de rassenwetten af en dreig je je tegenstanders in het buitenland met oorlog.
Een wurgend vredesverdrag heeft ons willen knechten, maar wij hebben onze boeien geslaakt en aarzelen niet de eerste vastberaden stappen tot herstel van onze eertijds eervolle positie onder de volkeren weer in te nemen.
Die ons wederrechtelijk is onthouden. Even wachten: aarzelen niet, de eerste vastberaden stappen tot herstel van onze eertijds eervolle, neen van onze vooraanstaande positie, te doen.
Weer in te nemen klinkt beter. Ik zie ons al staan.
Herstel klinkt ook goed. Je moet er iets van maken, waarin herstellen en positie weer innemen, beide in voorkomt. Overigens: als ik het zeg, let niemand erop of de zin grammaticaal juist is. Ik draag mijn geestdrift aan hen over. Ik draag mijn geestdrift aan u over. Ook niet kwaad.
Als het gedrukt is, moeten de zinnen goed lopen.
Zorg jij voor de logica, ik zorg voor de kracht, de overtuigingskracht. Ik biologeer de menigte door in haar op te gaan.
Dat is geniaal gezien. Neen, dat meen ik. Soms heb ik het gevoel, dat je toneel speelt, dat je niet meent wat je zegt, of dat je je zelf in een roes praat, maar zo'n opmerking overtuigt me, dat je precies weet wat je doet en toch ook weer niet. Je bent een kunstenaar in de bespeling van de massa; én massa én speler. Als je vijanden naar je luisteren, zouden ze onder je ban geraken.
| |
| |
Kom, kom, ga niet te ver in je bewondering. Dan twijfel ik aan je oprechtheid of aan je verstand. Ik geef slechts weer wat men denkt. Heus, als niet iedereen ontevreden was met de huidige stand van zaken en niet alles op alles wilde zetten om weer mee te tellen, om het geleden onrecht te wreken, te vergelden, dan kon ik net zo goed voor een blinde muur spreken. Wat ik zeg, wordt echter zowel duizendvoudig weerkaatst, als woord voor woord ingezogen. Ik zie hen soms als slakken in huisjes met uitgestoken voelhorens. Nu ja, dat beeld kun je natuurlijk niet gebruiken. Ik schrijf mijn woorden in hun edel gemoed.
Ik grif mijn woorden in hun edele borst.
Niet te mooi maken. Soms is gewoon de kreet: Wij zullen gezamenlijk overwinnen, het best.
Wij zullen onze vijanden vernietigen. Vooral zij, die zich in ons volk hebben gedrongen en zijn geest trachten te ondermijnen.
Jij bent gebeten op die mensen. Maar je hebt gelijk: de kapitalisten kunnen we niet aanvallen, die moeten ons steunen. Dan kan het beter een groep zijn, die nooit erg populair geweest is.
En die nooit nationaal heeft gedacht. Nooit echt een deel van de natie is geweest.
Daar heb je wel gelijk in. Ons bloed moet van vreemde smetten vrij zijn. Eén volk, één rijk, één leider. Dat komt zo maar in mij op.
Uitstekend! Je komt erop, omdat je het volk als een exponent van de zuiverheid ziet.
| |
III
Ze zitten elkaar op te winden, net zo lang tot één te ver gaat en dan breekt er een oorlog uit, die als men zijn verstand had gebruikt, voorkomen had kunnen worden.
Het is steeds onze taak ervoor te zorgen, dat niemand te ver gaat. Wij waarschuwen, maar wij kunnen de doven niet laten luisteren. En doof is men als men zich sterk voelt.
| |
| |
Er moet toch ook een deel van het volk zijn, dat het niet met de gang van zaken eens is. Dat zich verzet.
Ik geloof dat de buitenstaander altijd het aantal, de kracht en de geestdrift van zijn partijgenoten in een ander land overschat, zo lang dat land nog niet met het zijne in oorlog is. Hij denkt dan te veel in politieke termen en vergeet, dat hij ook met patriotten te maken heeft. De mens is nog altijd het meest gehecht aan de grond waarop hij geboren is en aan de mensen die zijn taal spreken. Geen enkele ideologie heeft deze saamhorigheid nog kunnen doorbreken. Wanneer het al zo leek, bleek het schijnbaar te zijn. Aan gindse zijde van het water of van de bergen woont de vijand. Veel verder zijn we nog niet gekomen sinds die waarheid overal gold.
En jij beschouwt de versterking van het nationaal gevoel als het logisch gevolg van een verloren oorlog, vooral als de vredesvoorwaarden hard zijn geweest. Goed. De egel krimpt ineen en zet zijn stekels uit, als er gevaar dreigt. Iedereen die niet meedoet, die niet nationaal is, maar internationaal georiënteerd, wordt buitengesloten. Vandaar de rassenwaan: het vreemde element uitstoten. Alles verklaarbaar. Ook verklaarbaar dat de leider een weerspiegeling vormt van de middelmaat. Dat is bekend: de propagandamiddelen, het soldaatje spelen, de recreatie als lokmiddel, de parades. Maar dat is niet alles. Onze hele tijd is geïnfecteerd met dictatuur. Zo lang wij niet inzien, dat dictatuur op dit ogenblik aan een behoefte voldoet, zullen we geen geneesmiddel vinden.
De ziekte bestaat uit het gebrek aan kennis van de anderen. De wereld wordt kleiner, maar ze is nog te groot voor het merendeel. En het merendeel, dat vaak niet verder komt dan tien, misschien twintig of dertig kilometer buiten zijn woonplaats, beslist. Ik wil niet over cijfers twisten, het kunnen ook duizend kilometers zijn in de grote landen, in Rusland of in de Verenigde Staten en in Duitsland of Frankrijk misschien honderd. Maar overschat de mobiliteit niet. De mobiliteit is van generlei waarde, als men niet in het andere milieu weet door te dringen.
Ik geloof, dat je de vraag van verschillende kanten moet benaderen. Het kan waar zijn wat je zegt. In mijn ogen is er nog iets anders: de mensen hebben hun geloof verloren, zoals in de tijd vlak voor de komst van Christus. Men geloofde niet meer in de Goden en nog niet in één God. Het geestelijk luchtledig is destijds in Rome
| |
| |
opgevuld door de keizers, die goddelijk werden. In onze tijd hebben de dictatoren de functie van de als goden vereerde keizers. We hebben het christendom en voor zover het een aantal andere landen betreft, ook andere godsdiensten achter ons gelaten en zijn nog niet zover, dat democratie of socialisme ons kan troosten over de broosheid, de onzekerheid, over de absurditeit zelfs van ons bestaan. Ik noem democratie of socialisme, omdat ik nog geen betere term, geen hoger begrip ken. Het zou bij voorbeeld iets als in zich zelf bevrediging vindende mensenliefde kunnen zijn. Maar ik ben geen profeet, zelfs geen apostel. Ik constateer slechts het luchtledig.
Zoveel dictaturen, zoveel redenen, zou ik zeggen. Men moet niet generaliseren. Een dictator in een verslagen land en een dictator in een achterlijk land zijn twee volkomen verschillende figuren.
Ik zou daar niet meteen ja op durven zeggen. De dictator treedt op, wanneer zich een ogenblik van aarzeling begint af te tekenen, aarzeling uit wanhoop of twijfel.
Dictatuur zou dan op gezette tijden een onvermijdelijke oplossing zijn.
Op gezette tijden, niet altijd. De oplossing is steeds tijdelijk. Zij gaat aan de definitieve oplossing vooraf.
Definitief naar menselijke begrippen. Zoals het christendom, of om algemener te blijven, zoals de hogere godsdiensten een definitieve oplossing vormden of zullen vormen.
Waarom ben je ineens zo voorzichtig? Aanvankelijk zei je, dat in plaats van het christendom en de andere godsdiensten iets anders zou dienen te komen, in zich zelf besloten mensenliefde. Iets als de leer der Stoïcijnen of wellicht de epicuristen? En nu laat je de mogelijkheid open, dat die godsdiensten toch kunnen blijven bestaan? In een sociaal betere vorm? Een soort godsdienstig socialisme of communisme?
Wie zal het zeggen? We dwalen van ons onderwerp af door te gaan speculeren over dingen, die onze tijd te boven gaan. Ik had het slechts over een luchtledig en de noodzaak ons best te doen dat luchtledig op een andere wijze op te vullen dan met het spiegelbeeld van onze angst, die door ons gesteund, zich sterk voelt en ons zo moed inspreekt. Een soort kringloop van angst, die door voort-
| |
| |
durende uitzetting en inkrimping een schijn van kracht levert, waar we ons op verlaten.
Een andere wijze? Zodra je die vindt, zul je wel zo goed zijn mij in te lichten. In die tussentijd zal ik bedreigingen moeten bezweren met bedreigingen en een bewapeningswedloop met een bewapeningswedloop.
Die laat ik aan jou over.
| |
IV
Toen ik zo oud was, als jij, heb ik dienst geweigerd.
Dat zal wel in vredestijd geweest zijn. In de oorlog ga je tegen het muurtje. Dan kijk je wel uit. Bovendien, nu ja, dat begrijp jij toch niet.
Maak van je hart geen moordkuil.
Jullie generatie begrijpt ons niet.
Generaties, die onmiddellijk op elkaar volgen, begrijpen elkaar nooit. Dat is al honderden jaren zo. Misschien zelfs langer.
Jullie stonden op het standpunt, dat je je beter kunt laten doodschieten dan een ander te vermoorden. Wij niet. Wij zeggen: Doodt, opdat gij niet wordt gedood.
Jullie hechten meer aan het naakte leven dan aan de waardigheid van het zijn. Leven brengt verplichtingen met zich mee. Dat schijnen jullie niet te beseffen.
Daar hebben jullie anders wel het goede voorbeeld in gegeven. Je dienstweigering heeft niet verhinderd, dat burgers vergast, uiteengereten en verbrand werden.
Ik heb mijn best gedaan met inzet van mijn gehele persoon. Meer kon ik niet doen.
Individueel geklets, een man alleen is niets. Jullie hebben altijd op je eentje iets willen doen. Pure ijdelheid.
En jullie doen alles samen, omdat je persoonlijk geen verantwoordelijkheid op je durft te nemen. Jullie verschuilen je achter elkaars ruggen. In de menigte is het veilig.
En wat dan nog? Zijn we niet mensen onder elkaar? Mag de ene mens de ander niet beschermen en steunen?
| |
| |
Voor de goede daden mag men de mensen prijzen, maar voor de slechte is slechts één verantwoordelijk: de slechte dader.
Is je land verdedigen goed of slecht?
Voor de goede daden, zowel als voor de slechte daden in de oorlog zijn alle mensen verantwoordelijk, allen die oorlog voeren, dat zijn dus jij en ik en de thuisblijvers, de weigeraars, de combattanten, de gewonden, de officieren en de soldaten. Je kunt niet uit een oorlog springen, alsof het een terrein is, dat omheind is met prikkeldraad. Als je weggaat, doe je toch mee.
Ik zou zeggen van niet. Als je kunt, als je geld hebt, kun je ergens op de wereld nog wel een plek vinden, waar je je onzijdig kan houden.
Vroeger ja, misschien nog in jouw jeugd, nu niet meer. De mens hoort bij de mensen. Hij kan zich niet afzonderen.
Bedoel je, dat hij zich niet mag afzonderen?.
Hij kan zich niet afzonderen. En dat is niet goed of slecht, dat is zo.
Jij bent bang alleen in het donker. Dat was ik ook. Maar dan ging ik zingen. Jullie kruipen bij elkaar en besluipen de anderen, die zich niet bij je aansluiten. Jullie zijn wolven, die alleen maar moedig zijn, als ze in een grote troep verenigd zijn.
Liever wolven dan angstig blatende schapen.
Er is nog een andere keuze. Maar daar hoort moed toe. Noem jij het maar ijdelheid, ik ben liever ijdel dan bloeddorstig als een wolf of weerloos als een lam.
De eenling is altijd weerloos. Je hebt gelijk: ik ben bang in het donker, maar zodra ze om je heen schieten, glijdt de beklemming uit je weg, je voelt je opgelucht en gaat meeschieten. Fijn werk, zoiets als de vrolijke keuken op de kermis. Ik ben nooit echt partijlid geweest, ik was nog te jong en mijn vader hield me tegen, maar een vriend heeft me verteld, dat je je geborgen voelde als de anderen erbij waren. Dan kon je alles: mensen mishandelen, ruiten ingooien, hele gezinnen ophalen met huilende kinderen en scheldende vrouwen, met verbeten mannen die niets durfden te zeggen, maar je verachtelijk aankeken. De oorlog is net zo, alleen openlijker nog, duidelijker, je weet waar je staat. Je verdedigt je land. Je schiet verraders neer.
| |
| |
En durf je dat alleen te doen? Heb je daar geen anderen bij nodig?
Ik niet. Zo lang ze niet met zijn tienen zijn of zwaar gewapend. Vooruit, een beetje opschieten en je handen omhoog houden. Voor me uitlopen en pas op, dat je je niet naar mij omdraait. We hebben lang genoeg gepraat.
Je gaat me zeker in mijn rug schieten.
Je raadt mijn diepste gedachten.
| |
V
Of we jullie laten verhongeren of naar de gaskamers sturen, of we jullie als proefkonijn voor de artsen gebruiken of zeep van je maken, dat gaat je niet aan. Wat je aangaat is dit: ik wil geen wanorde, geen vuilpoetserij, geen gejammer in dit kamp. Dit kamp moet stil zijn alsof het reeds door schimmen is bevolkt. Jullie zijn er wel, maar jullie zijn al dood. Begrepen?
En als jij, als één van hun verantwoordelijke mensen met een aantal van die andere verantwoordelijke mensen, die zich in het dagelijks leven professor of zo iets noemden, niet in staat zijn, je soortgenoten in bedwang te houden, dan ga je met je vrienden in de bunker en dan zal je daar zo dicht op elkaar staan, dat jullie stinkende lijven je rechtop houden, terwijl je stinkende adem zorgt, dat je niet doodvriest. Begrepen?
Ga zitten. Dan kunnen we redelijk praten. Ik wil niet wreder zijn dan nodig is. Maar dat gehuil en dat gedonderjaag moet uit zijn. En de mensen die ziek zijn of uitgehongerd, moeten mij worden aangewezen. Ik kan niet hebben, dat er onder het appèl ineens een paar in elkaar zakken. Dat is tegen de regels. En er mag ook niemand verborgen worden in de latrines of onder de bedden. Daar moet jij op letten. Begrepen?
Je bent misschien niet eens de kwaadste van dat tuig. Maar je behoort tot hen. Je bent een vuile rasploert, een ploert van het vuile ras, een vuilrasploert, een ploertrasvuil, ga staan!
| |
| |
Wie heeft jou gezegd, dat je mocht gaan zitten? Ga zitten, kijk me aan. Ik ben de kwaadste niet. Waar of niet?
Je zegt maar wat. Je weet niet eens meer wat je zegt, is het wel?
Jullie hebben geen weerstand, geen ruggegraat. Nooit gediend natuurlijk. Niet gedrild. Geen discipline. Wij hebben moeten marcheren tot het bloed ons in de schoenen stond, maar we bleven zingen. In paradepas door de dorpen en de kazerne in. Wat deden jullie in die tussentijd? Een beetje kopen en verkopen en 's avonds met je liefje in het maanlicht lopen of in een dancing zitten. Ja, dat zal je nooit meer meemaken. Maanlicht is er nog wel, maar het schijnt over grauwe schuren met sintelpaden. Sintels van de ovens, die zwarte vettige rook uitbraken, vettig van jullie vieze lijven, die verbrand worden. Daar blijft niets van je over, waarde vriend. Niets, niet eens je naam: ze zullen niet weten waar en wanneer je gestorven bent, want ik laat alle registers vernietigen. Ik vermeld alleen het aantal. Wat zeg je daarvan?
Ze hebben je helemaal murw geslagen, ik heb niets meer aan je. Kun je nog wel denken? Kun je je nog wel iets voorstellen? Kun je je voorstellen, dat je in de stad bent waar je gewoond hebt?
Weet je je nog te herinneren, dat je als jongen een tocht gemaakt hebt door het bos, in het voorjaar, als de bladeren aan de bomen lichtgroen zijn en de stammen glimmen? Of 's avonds in het gebergte als de zon in alle kleuren van de regenboog ondergaat en het in de dalen al nacht is en boven nog helder. En herinner je je, dat je met je vrouw aan de wieg stond van één van je kinderen? Je vrouw had van die volle armen, niet gespierd maar stevig en ze had kleine vaste borsten voor ze de kinderen kreeg. En samen zaten jullie op die weide naast de vijver en even verderop murmelde zo'n gorgelende stroomversnelling en de koeien trokken met zacht geruis het gras af en zakten bij jullie eerst door de achterpoten en daarna
| |
| |
door de voorpoten en gingen liggen herkauwen. Of jullie zaten in de loge van de opera, in avondkleding en groetten jullie kennissen en vrienden. Je was een gezien man, een professor met relaties in regeringskringen. Maar ik zat in de kazerne met vuile sokken aan mijn vuile poten en als we niet vrolijk waren, konden we nog een uitbrander krijgen ook. Dat is nu afgelopen, vriend. De rollen zijn omgedraaid. Ik zie de mooie meiden, die ik, als ik ze gebruikt heb, mager laat worden als een lat en jij ziet het kale schot van de barak en de smerige luizen en je slurpt je koolsoep. En die opera en die waterval en dat bos zie je nooit meer terug. Besef je dat?
Is dat alles watje te zeggen hebt? Weet je wel, dat je over een uur daar in dat gebouw staat en dat het gas dan binnenstroomt, dat je bedwelmd neervalt en met je soortgenoten bijeengeharkt wordt en als vette rook weer naar buitenkomt? Weet je dat?
En je komt niet in opstand? Je zegt niet, dat wij gemene schurken zijn? Wat kan het je schelen, je bent over een uur dood. Ik zal je niet slaan. Zeg, dat ik een schurk ben. Zeg, dat wij allemaal schurken zijn.
Ja meneer, ja meneer. Kun je niets anders zeggen?
Bedenk dat je straks dood bent. Dat je nooit meer terug ziet, wat je mooi gevonden hebt, waar je van gehouden hebt. Moet je dan niet huilen?
Ik kan niet huilen, meneer.
| |
VI
Duizenden, tienduizenden, honderdduizenden heb je naar de gaskamer gestuurd! Schaam je je niet!
Ja meneer. Ik schaam me. Maar het werd mij van hogerhand bevolen.
Hm, ja, dat zeggen ze allemaal. Iedereen verschuilt zich
| |
| |
achter zijn meerdere en die meerdere is dan dood of gevlucht. Een eigen gevoel van verantwoordelijkheid houden jullie er niet op na. Kadaverdiscipline noemen ze dat. Nu, over gebrek aan kadavers als gevolg van die discipline hebben we niet te klagen. Maar je uitvlucht deugt niet. Zo toegetimmerd kan geen mens zijn. Je zag ze toch op twee benen rond lopen en je hoorde hen praten, je zag hun tranen. Je zag toch dat je met mensen te doen had.
Het waren voor mij geen mensen. Het waren ongevormde wezens voor mij, dieren zonder naam, die ik zo snel en geruisloos mogelijk moest laten verdwijnen. Dat was mijn opdracht. Ik heb er verder niet bij nagedacht. Het was een onderdeel van ons systeem. Als men het systeem accepteerde, moest men dit ook accepteren. Ik was het eens met ons verzet tegen de vredesvoorwaarden van de Eerste Wereldoorlog. Ik vond ook dat de socialisten de boel hadden bedorven. Ik vond ook dat we moesten vechten om onze plaats in de rij der volkeren weer te veroveren. Ik was het eens met onze strijd en met onze verlangens. Ik wilde een goed vaderlander en een goed partijlid zijn. Als men een wereldbeschouwing voor het grootste deel goedkeurt, moet men ook meegaan met de dingen waar men het niet mee eens is.
U was het dus niet eens met de slachtingen, die u zelf aanrichtte?
Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd, dat de slachtingen een deel uitmaakten van onze politiek, van onze wereldbeschouwing. De buitenlanders begrepen, dat wij in opstand kwamen, men had ons te zeer geknecht en gekneveld. Dat we hun handlangers in eigen land en daarbuiten liquideerden, begrijpen ze niet.
Hun handlangers zeg je. Waarom hun handlangers? Waarom henzelf niet?
Hun handlangers in ons eigen land waren verraders. In het buitenland stonden ze aan de spits van onze tegenstanders. Zij vormden een internationale bende, die geen saamhorigheid toonde aan diegenen, die hun gastvrijheid verleenden. En geen gehech heid aan de grond, waarop zij woonden, kenden. Zij vormen het element der verstrooiing, der ontbinding.
Nu spreek je tenminste klare taal. Je liet hen met instemming doodhongeren, je liet hen met instemming martelen, je liet hen met instemming vergassen.
| |
| |
Ik voerde uit wat mij werd bevolen. Er moest orde zijn en zij waren ongedisciplineerd, een ordeloze troep, die in bedwang moest worden gehouden.
Met zweepslagen, met geselingen, met opsluitingen in half met water gevulde kuilen, met middelen, die een fatsoenlijk mens zich niet kan voorstellen.
Er zijn maatregelen genomen, die men beter achterwege had kunnen laten.
Mild uitgedrukt; u kimt zich dat veroorloven, u behoeft zich niet de haren uit te rukken van spijt, u behoeft geen krokodilletranen te storten en uw berouw rond te bazuinen. U weet dat we u de duimschroeven niet aan zullen zetten of uw huid zullen verbranden met sigarettepeukjes of uw ogen uitsteken. U kunt zich veroorloven onverschillig te blijven. Uw proces kan lang duren en al wordt u ter dood veroordeeld, u zult het goed bij ons hebben. Dat weet u. Maak er misbruik van. Geneer u niet.
Ik heb slechts de bevelen die ik van hogerhand ontving, uitgevoerd.
We zullen getuigen oproepen en hun vragen of uw handelingen wel in overeenstemming waren met die bevelen.
De getuigen zijn onbetrouwbaar. Zij kunnen niet objectief oordelen wat noodzakelijk was en wat niet.
Wij zullen mensen vinden, die het recht hebben u te beschuldigen. Twijfel daar niet aan. U hebt ze niet allemaal kunnen doden.
Ik herhaal het: zij kunnen niet beoordelen of ik wel of niet gedwongen was te handelen, zoals ik deed. Zij die overgebleven zijn, mogen me dankbaar zijn: ik heb hen gespaard.
Weet u dat ik het betreur niet in staat te zijn u te behandelen, zoals u hen hebt behandeld? Weet u dat mijn handen jeuken en dat ik mijn geest moet bedwingen om u in gedachten niet de martelingen te doen ondergaan, die u hen hebt laten ondergaan? Weet u dat ik uw bloed zou kunnen drinken, uw vlees aan stukken rijten, in uw vet mijn handen zou willen wassen?
U ziet het: U bent niet beter dan wij als het erop aan komt. Zo zagen wij hen, die u onze slachtoffers noemt.
| |
| |
| |
VII
Het is allemaal flauwe kul. Het vaderland en de mensheid en het socialisme en het herstel van Europa. Ik bemoei me er niet mee. Geef mij een goed leventje en kom me niet aan boord met zogenaamde idealen. Al die idealen hebben twee wereldoorlogen veroorzaakt en ons onder de dreiging van de atoombom gebracht. Wij jongeren hebben lak aan jullie grootspraak.
Je weet niet waar je het over hebt. Je was veertien, toen de oorlog begon. Ik was eenentwintig. Dat maakt alle onderscheid.
Mooi onderscheid. Je hebt gedaan, wat die oude kerels van je eisten. Je hebt daarna nog lekker een tijdje de koloniaal uitgehangen. Fijne jongens.
Een mens kan het bij het verkeerde eind hebben, niet? Daarom hoeft hij nog niet slecht te zijn.
Dat zeiden de bezetters ook, nadat ze overwonnen waren. Jullie zijn niet beter met je zogenaamde politionele acties tegen mensen, die alleen maar vonden, dat je in hun land niet thuishoort. Kom nou, zeg me één woord, dat de houding van de vorige generaties rechtvaardigt en ik ben je man.
Jullie hebben het te goed. Je bent opstandig van weelderigheid. Mijn moeder zei dan: de broodkruimels steken je.
Je moeder. Je moeder. Die hoorde bij die troep, die de oorlog zo leuk vond.
Mijn moeder heeft in een concentratiekamp gezeten.
Als ik het niet had gedacht. Zeker nog vermoord ook.
Nee, ze is teruggekomen. Ze was erg mager, ik heb vaak aan haar gedacht. Ze wilde eerst niet vluchten en toen was het te laat.
Niemand heeft haar geholpen toen de nood aan de man kwam. Ik geloof niets van die heldenverhalen van mensen met vier of vijf onderduikers in huis en mensen, die bommen maakten en illegale blaadjes drukten en munitie verzamelden op geheime vliegvelden of die neergeschoten vliegers schuilplaats verleenden. Jawel, ze zijn er geweest, maar het waren enkelen. Ons volk was niet heldhaftig, ons volk was laf. Ons volk deed wat de bezetter beval. Mijn moeder stuurde me uit om kolen te gappen bij het spoor. Dat was een goed werk, beweerde ze. Dan kregen de bezetters minder. Ja, ja, sabotage om er zelf beter van te worden, dat werd nog wel gedaan.
| |
| |
Je was een kind en je praat nog als een kind. Je weet niet, wat de bezetting was.
Jij zeker wel, jij zat veilig in het buitenland.
Zo veilig was dat nu ook weer niet.
Ze waren bang als wezels, de mensen. Je mocht niet eens schelden en niet kankeren. Bang waren ze jongen, doodsbang. En iemand helpen, die in de puree zat, was er niet bij. Een paar honderd helden op miljoenen en miljoenen. Het houdt niet over. Een regering, die vluchtelingen van de oorlog aan de grens terugstuurde om geen herrie met het naburige bevriende land te krijgen, dat ons later uit dankbaarheid overviel.
Hoe weet je dat allemaal?
Dat heb ik gelezen, maar ik hoef al lang niet meer te lezen. Ik hoef alleen maar rond te kijken om te zien, dat het hier een rotzooi is. We worden geregeerd door een bende handlangers van corrupte zakenlui, die de prijs van de zakken vertienvoudigen als er een overstroming is; die schroot smokkelen, die ambtenaren omkopen. Allemaal fijne schandaaltjes, maar de jeugd is slecht, die deugt niet.
Weer zo'n mooie dooddoener. Wie het niet met ons eens is, is communist. Heb ik die boel hier in de war laten sturen? Moet ik dan aan de kreten van dat stel oude geldwolven meedoen, van katholiek tot socialist, van protestant tot liberaal gelovigen? Als ik een ‘ist’ ben, noem me dan realist. Geef me centen, ik wil een goed leven leiden zolang ik de tijd heb, zolang ik jong ben. Een leuke meid en een feestje. En niet te hard werken. Fijn ontspoorde jeugd wezen. En wat ze zeggen aan je laars lappen.
Alles heel mooi, maar je komt niets verder door de mensen je rug toe te draaien en alleen maar niets te willen.
Wie zegt dat ik verder wil komen? En ik draai, wij draaien alleen die oude gekken de rug toe.
| |
VIII
De leiders van de verliezende partij wisten te laat, dat ze verloren en toen ze het wisten, hebben ze het volk aan hun ijdele angst of aan hun ijdele waan opgeofferd. En niet alleen hun eigen
| |
| |
volk, maar het hele werelddeel. Europa is door de Duitsers vermoord en gevierendeeld.
Daarvóór is het nog door de Verenigde Staten aan Rusland verkwanseld. Kom, kom, houd je zinnen bij elkaar: het was meer door een parallellogram van krachten: de resultante komt voort uit vele oorzaken en slaat niet naar één kant uit. De wijzer siddert en aarzelt en vindt geen rust. De toestand is nog even onzeker alsof we nog in oorlog waren. Vandaar onze geprikkeldheid in nota's en interviews, in leuzen en uitspraken.
Je vertrouwen in de belangrijke rol van ons werelddeel is nog ongeschokt.
Ik zie de zaak minder simplistisch dan jij. Dat is alles. Ik kan niet geloven dat twee krachten, Rusland en de Verenigde Staten ons wereldbestel bepalen en dat wij daartussen zitten, op het punt gemangeld of zelfs verpletterd te worden. De emancipatie van Azië heeft nieuwe aspecten geopend, de emancipatie van Afrika zal de verhoudingen wijzigen en hoe men in Zuid-Amerika denkt en voelt, begint pas langzaam tot ons door te dringen.
Europa zal niet meer zijn dan een officier op het schaakbord en als het zich niet verenigt, zullen de som van de afzonderlijke elementen hoogstens de kracht van een paar pionnen hebben.
Ik ben het met je eens, dat bescheidenheid ons past, maar daarom hoeven we ons nog niet uit te schakelen voor anderen het doen. Onze ervaring in het onderhandelen zal nog wel van enige betekenis zijn, hoop ik.
In de tegenwoordige onderhandelingen worden de krachten van beide zijden met behulp van computors gewikt. Het zal niet lang duren of men kan een elektronische rekenmachine vragen of men een oorlog zal winnen. Zegt hij ja, dan kun je nog twijfelen, maar als hij neen zegt, kun je beter niet beginnen.
Veel vertrouwen in dit soort machinerieën heb je blijkbaar nog niet.
Geen wonder. In geen enkele eeuw hebben de mensen zulke prachtige uitvindingen en ontdekkingen gedaan en in geen enkele eeuw zijn hun uitvindingen en ontdekkingen zo misbruikt. Als je er geestelijk niet rijp voor bent, zou je niet met getallen mogen spelen, laat staan met dingen, waarvan je niet weet of het grootheden, hoeveelheden, waarschijnlijkheden of zekerheden zijn.
| |
| |
Dat laatste vast niet. Het enige zekere aan een zekerheid is dat zij onzeker is.
Echte ouderwetse vooroorlogse woordspelingen, waar we nu net precies geen cent verder mee komen. Wat ik van jou wil horen zijn niet zulke wijsheden, maar idealen. Waar zijn de idealen, die een politieke richting steunen en schragen en stuwen?
Wij behoren ze niet te hebben. Wij behoren de opdrachten, welke een regering, die uit politici bestaat, ons verleent, zo goed mogelijk, zo diplomatiek mogelijk uit te voeren. Wij zijn nooit meer dan communicatiemiddel geweest en hebben nooit meer willen zijn. Dat was eertijds al belangrijk genoeg. Maar tegenwoordig huldigt men de opvatting, dat men de andere partij zijn mening duidelijker maakt door een zogenaamd niet helemaal juist weergegeven uidating tijdens een persconferentie, door dreigende woorden tijdens een radiorede, die men ijlings weer intrekt, door toespelingen op cocktailparties.
Dat zijn echte broeinesten van de geheime diplomatie.
Al lang niet meer, nu verslaggevers elk woord opvangen en de fotografen zelfs elke gelaatsuitdrukking vastleggen. Men tracht ons overbodig te maken.
Behalve dan dat de diplomaat nog steeds ons gebrek aan idealen bemantelt in fraaie zinnen, waarin het belang van zijn land in het geding wordt gebracht.
Je bent een onverbeterlijke cynicus. Maar wij voelen ons machteloos als niemand richtlijnen heeft. Heel Europa, heel de wereld behalve de communistische, zweet opportunisme uit. Wat vandaag een dogma is, is morgen een stelling en overmorgen een wens, over een paar weken is die wens zelfs geen verzoek meer, maar in zijn tegendeel omgeslagen.
Het verbaast me, dat een diplomaat zich hierover beklaagt. Maar jij? Jij bent niet één van de oude stempel, jij behoort tot die jonge intellectuelen. En toch: we kunnen niet anders. Wij mensen kunnen nooit anders dan de feiten aanvaarden zoals ze zijn en in de kleine speling, welke ze ons laten, zo goed mogelijk onze idealen verwezenlijken.
Iedereen de gelegenheid te geven zo goed, dat wil zeggen,
| |
| |
zo ongestoord mogelijk te leven. Veel meer kunnen we niet verlangen.
Europa ook. Maar niet beter dan de anderen.
Het lijkt op een hoger soort landverraad.
Wij moeten nog veel leren.
| |
IX
Angst aanjagen, voortdurend angst aanjagen, daar kan geen mens tegen. Ook staatshoofden niet. Maar ook weer op tijd de verzoenende hand reiken. Alsof er niets gebeurd is.
Zullen ze zich elke keer weer opnieuw wakker laten schudden en in slaap laten zingen?
Geen dreiging hoe ijdel ook wordt als ijdel herkend, aan geen enkel vriendschapsgebaar, mits hartelijk verricht, wordt getwijfeld. De mens leeft bij hetgeen hij waarneemt. De leugen blijkt pas achteraf.
Het effect slijt, naarmate men de methode vaker herhaalt.
In dit geval niet: de mensen schrikken gauw, maar worden maar al te graag gerustgesteld. Ze zijn onzeker, de structuur van het Westen is gebroken. Je moet het je voorstellen als een samenstel van op zich zelf nog stevige stalen staven, die echter niet meer in elkaar grijpen en geen verband meer met elkaar houden.
Het waren altijd onafhankelijke eenheden.
Maar die eenheden steunden op elkaar, zelfs als ze met elkaar in oorlog waren. Wij zijn de spelbrekers. Onze gehele opbouw is verschillend van de hunne. Dat verontrust ze, ze zijn zich bewust van hun ontreddering. Ze zijn niet alleen slechter gewapend, ze zijn verdeeld. Dat is erger.
Toch hoor je van ieder van hen, dat ze onze leiding aanvaarden. Onze leer verliest aanhangers bij de vrije verkiezingen. Ik heb altijd gedacht, dat de tijd voor ons zou werken en dat de mensen tot het inzicht zouden komen, tot het eenvoudige inzicht dat grond en produktiemiddelen gemeenschappelijk behoren te zijn. Kan het eenvoudiger? Onze tegenstanders weten daar niets op te zeggen en praten alleen over vrijheid, die welbeschouwd evenmin iets met vrij-
| |
| |
heid te maken heeft als de vrijheid achter onze gesloten grenzen.
We zullen wel zien of de tijd ons behulpzaam is. Al is men ervan overtuigd, daarom is dat nog geen reden onze tijd af te wachten. We hebben meer tegenstanders dan men denkt, de stemmen geven niet de twijfel weer en de twijfel staat aan onze kant. Allen die geen vermogen bezitten, dat hen in staat stelt ten koste van anderen een aangenaam leven te leiden, weifelen. Natuurlijk: vrijheid van spreken is heerlijk, maar wie spreekt? Vrijheid van vergaderen is prachtig, maar wie vergadert? Vrijheid van meningsuiting is een onvervreemdbaar bezit van de mens, maar wie heeft die vrijheid? De pers soms, de radio, de televisie? Alles tot op zekere hoogte. Tot op iets grotere hoogte dan bij ons, maar het verschil is niet imponerend. Wat hen rustig houdt, wat hen bedwelmt, is de hogere levensstandaard, de badkamer en de ijskast, de wasmachine en de auto, de mogelijkheid de werkelijk rijken in het klein te imiteren. Zo armzalig mogelijk, zo armzalig als de werkgevers het voorschrijven.
Maar wij besteden al onze krachten aan een superieure bewapening, niet aan verhoging van de levensstandaard. Bovendien moeten wij onze bondgenoten er met behulp van het leger onder houden. Wij moeten in de eerste plaats onoverwinnelijk te zijn. Voor onze vijanden en voor onze vrienden.
Als we de onrust aan onze grenzen, aan de grenzen van ons land en aan de grenzen van onze bondgenoten aanwakkeren en we vergroten ons gebied zoals we dat de laatste jaren gedaan hebben, wordt de noodzaak in militair opzicht aan de top te blijven staan, steeds groter. Dientengevolge zal het Westen dan steeds een aards paradijs zijn, vergeleken met onze heilstaat.
Gebruik dat woord liever niet in een verband waar het een tweeslachtige of zelfs ironische bijsmaak zou kunnen hebben. Wij gebruiken die term niet meer, hoewel ons hart ons zegt, dat we ons dichter bij een waardig bestaan van alle mensen bevinden dan zij in het Westen. Een humoristische uitleg kan gevaarlijk zijn.
Niet onder vier ogen, neem ik aan.
Ook onder vier ogen. De knipoog der auguren past de verantwoordelijke leider niet. Een ernstige zaak dient ernstig te worden behandeld.
Ik heb geen ogenblik de grondslagen van onze leer willen betwijfelen.
| |
| |
Daarvan ben ik overtuigd. Als ik dat niet was, had ik je niet zo lang gehandhaafd.
Je bedoelt, dat ik een andere functie moet aanvaarden.
Een heel andere functie. Een functie ergens ver in het Oosten, waar je kunt nadenken over onze beginselen zonder te worden beïnvloed door Westerse denkbeelden.
| |
X
Veel geestdrift ondernemingen te vestigen op plaatsen, die bij een komende oorlog het meest bedreigd worden, kun je van ons niet verwachten. Als die ondernemingen in handen van de vijand vallen, heb je hem met deze tactiek een voor hem onverwacht voordeel bezorgd. En dan praat ik nog niet eens over het feit, dat zulke bedrijven zo vlak bij de grens de begeerte opwekken.
Ik heb het niet over filialen vlak bij de grens. Ik heb gezegd dat jullie niet bang moeten zijn iets te wagen in gebieden, die eventueel bedreigd kunnen worden in een komende oorlog. Ik heb gezegd, dat je ervoor moest oppassen niemandsland te maken van het grensgebied. Ik kan je voorts verzekeren, dat zulke fabrieken of mijnen of laboratoria onze speciale aandacht zouden hebben en dat wij ze onmiddellijk zouden vernietigen als ze gevaar liepen door de vijand te worden veroverd.
Een bemoedigend vooruitzicht, maar een schrale troost.
Het is zaak ons niet als slakken in onze huisjes terug te trekken. De Europeanen hebben hun koloniën verloren, doordat zij er niet bleven wonen als zij oud werden, en hun kinderen naar het moederland stuurden om te studeren. De kolonie werd niet een deel van hen en zij werden geen deel van de kolonie. En intussen groeide de autochtone bevolking en werd mondig. Van militair standpunt hebben alleen de Engelsen het goed gedaan in Australië. Daar zijn de inboorlingen uitgeroeid of uitgestorven, het een is zo goed als het ander.
Dat is een standpunt, dat zelfs ik niet waardeer.
Maar waar je waardering voor zult krijgen zodra je merkt, dat anderen het huldigen, ook al ontkennen ze het. Elk bruggehoofd,
| |
| |
dat verlaten wordt, zal door de vijand bezet worden. En als jullie in Europa of in Afrika of in Azië geen geld steken, komen ze je geld hier halen. Dan kun je je onder de grond verstoppen en je fabrieken spreiden en ons laten vechten, maar je bent dan al lang in de verdediging gedrongen. En dan heb je de slag voor de helft verloren.
In de laatste jaren hebben we heel wat moeten afschrijven, nadat een nieuwe regering, een onafhankelijke regering de bezittingen van de buitenlanders in beslaggenomen had. Eerst van de voormalige kolonialen, daarna van de rest. Dat gaat niet eens geleidelijk meer, zij het dan ook, dat ze een zekere volgorde in acht nemen.
Jullie verdienen toch genoeg om die verliezen te kunnen lijden.
Dat ontken ik niet, maar met de verspreiding van het communisme tot voor onze kusten, begint het me benauwd om het hart te worden. Die nieuwelingen laten zich internationaal niet organiseren, politiek wel, maar industrieel niet. Of misschien ook wel, maar dan aan de verkeerde kant. Als die satellietlanden met hun bazen ertoe komen werkelijk samen te werken op industrieel gebied, zoals ze dat op politiek gebied doen, dan kunnen wij wel inpakken.
Voorlopig zijn ze zo ver nog niet. In het Oosten bewaren ze hun geheimen even zorgvuldig als wij de onze.
China en Rusland vliegen elkaar nog wel eens in de haren.
Vertrouw er niet op, dat dat zal gebeuren voor wij onze haren helemaal kwijt zijn, omdat ze ons hebben kaal geplukt. Er valt voor de omstanders dan niets meer te lachen.
Er valt voor niemand iets te lachen. Dan niet en nu niet. Het Westen heeft zelfmoord gepleegd.
Het Westen is niet één begrip, het Westen kan alles zijn en alles worden. Zo lang de mensen het niet eens zijn, heb ik een taak.
Maar ik ben in de toekomst mijn eigen baas niet meer.
Ik ben het nooit geweest. Na de koningen zijn de politici gekomen. Die zijn er nog. Die zullen wel blijven.
Dan zal ik me moeten aanpassen als het zo ver is en me moeten wennen aan een zekere ondergeschiktheid.
In de toekomst is iedereen ondergeschikt aan de ander. Ik weet niet eens of dat wel zo erg is.
| |
| |
Jou zit de straffe organisatie in het bloed.
Het kan geen kwaad als de mensen aan de top ook hun plaats kennen en weten, dat die plaats wordt gadegeslagen en wankel kan zijn.
Ik dacht dat je als militair een sterke hiërarchie voorstond.
Wij weten niet wat wij voorstaan noch waar wij voor staan. Dat althans hebben wij geleerd. En voor de rest: geen slak zijn, niet in je schulp kruipen. Houden wat je hebt en niet bang zijn voor de toekomst. Zo slecht is de tijd waarin we leven nu ook weer niet. Alleen de lafaards beven.
Mooie woorden, maar ze geven geen inzicht.
Dat is van ons niet te verwachten. Wij zijn immers de mannen van de daad. Zij die handelen, nadat anderen voor ons hebben gedacht. Zodra we handelen, nadat we zelf hebben gedacht, loopt het mis.
Loopt het mis voor ons. Niet voor de anderen.
Zij die bezig zijn een andere wereld te maken.
Ik begin te geloven, dat wij de komst van die nieuwe wereld niet kunnen verhinderen.
Wij zullen er weer zijn, maar in een andere gedaante, met andere leuzen.
Toch is er dan iets veranderd.
Zeer zeker: Jij, ik. Of liever: jij en ik zullen er niet meer zijn en onze dubbelgangers zouden voor ons onherkenbaar zijn.
|
|