Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het verlangen (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het verlangen
Afbeelding van Het verlangenToon afbeelding van titelpagina van Het verlangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.41 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het verlangen

(1921)–J.C. Bloem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

De Eilandbewoner

 
Die de landouwen aan de kust bewonen
 
Zien, hoe de wisseling van elk getij,
 
Waar ze in de volheid dezer wereld troonen,
 
Schoon en verscheiden trekt aan 't oog voorbij.
 
 
 
Voor de verzaliging van hun gepeinzen
 
Wordt heel het herfstland een verlucht tooneel:
 
Hier zien zij zonverwonnen misten deinzen,
 
Ginds branden veege bosschen, rood en geel.
 
 
 
Met volle teugen mogen zij indrinken
 
Den zerpen geur van blaren, die vergaan,
 
En nevels, die nu dichten, dan weer slinken,
 
Terwijl zij schrijden door een vochte laan.
 
 
 
Ons, die dit eiland tot gebied verkozen,
 
Gewerd van die beminde teekens geen.
 
Wij zien alleen de zon wat rooder blozen,
 
Haar licht verkoopren door den zeemist heen.
 
 
 
En als wij naar de kromme boomen staren,
 
Wier groei in de' eeuwig-zilten wind verschraalt,
 
Dan weten we aan de weinigheid der blaren,
 
Dat ook voor ons de zomer is gedaald.
 
 
 
Maar, hand in hand, aanschouwen wij gelaten
 
Het onweerhoudbaar leven, dat verstroomt,
 
Hoe anders, lief, die 't zwerven mij deed haten,
 
Heb ik mij vroeger 't stervensuur gedroomd.
 
 
 
Ik dacht, wanneer dit kort bestaan van wenschen,
 
Gelijk een schaduw van mij henen vlood,
 
Toch uit de warme makkerschap der menschen
 
Te zinken naar de diepten van den dood.
 
 
[pagina 28]
[p. 28]
 
Zoolang mij 't leven nog niet had verlaten
 
Zou 't ruischen van zijn stormen om mij zijn:
 
Een bundel laatste zon zou 't stof der stráten
 
Doen weemlen door een kier van 't neer gordijn.
 
 
 
Hoe anders dan ons droomen, onze lusten,
 
Bestiert het lot den dool van wel en wee.
 
Mijn graf zal zijn aan deze barre kusten,
 
Bij de ongeruste en grijze brandingzee.
 
 
 
En als ge u voor mijn doodsbed stort in klagen,
 
Zij zóó de klacht, waarmee gij mij beschreit:
 
Schuim dat uit de' afgrond worstelt naar het dagen,
 
Door wind geteisterd en oneindigheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken