Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw
Afbeelding van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuwToon afbeelding van titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (5.62 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Illustrators

J. Midderigh

B. Midderigh-Bokhorst



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

(1916)–Marie Agathe Boddaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

X.

De groote dag was daar.

De ruiters stonden op het binnenplein geschaard, Wolf aan hun hoofd, allen in het nieuw gestoken. Hun stalen borstplaten en dekstukken op schouder en dij der lederen kolders en hozen, en hun wapens blinkend in den helderen vroolijken herfstmorgen. De paarden, de beste uit de stallen uitgekozen voor den langen tocht, krachtige, zwaar gebouwde dieren met vurig oog en golvende manen en staart.

Acht ruiters en tien paarden; twee daaronder bepakt met bagage en mondkost voor de reizigers. Allen wachtend op den burchtheer en zijn dochter, de door hen te berijden paarden rondgeleid door een paar stalknechts, wier gezichten duidelijk zeiden hoezeer zij de tot den tocht geroepenen benijdden.

Roswitha was dien ochtend heel vroeg opgestaan en had van allen en alles afscheid genomen. De tocht zou ongeveer drie weken duren.

Een reis van beteekenis in aller oog.

Daarna naar de kapel, waar vader Hubertus om den zegen had gesmeekt voor de vertrekkenden. De kapel was stroomend vol geweest. Niet alleen alle burchtzaten waren daar, maar ook alle omwonenden in den omtrek. Vader Hubertus had met klem en warmte gesproken bij de gedachte dat zijn biechtkind voor het eerst de beschermende muren van den Valkenburcht zou verwisselen voor de wijde en - arglistige wereld daar buiten. Al ging zij onder de hoede van haar vader, al zou een goede en edele vrouw moederplicht en moederzorg bij haar vervullen, gevaren dreigden er waartegen vaderhand noch moederoog konden beveiligen. Een verblijf aan het hof kon een vuurproef zijn. Roswitha had gevoeld dat hij in de eerste plaats had gebeden

[pagina 60]
[p. 60]

voor háár en haar de zwakke plaatsen in haar hart had willen aantoonen.

Zij was nog zeer onder den indruk van zijn vermaningen.

Toen nog even naar haar eigen kamer met tante Gonda en Godelieve....

- 't Is tijd, Roswitha,’ riep haar vader.

Nu was het binnenplein ook vol. Allen uit de kapel waren er, zij juichten haar en haar vader toe.

Grooter en slanker leek zij in haar engsluitend reiskleed, het platte mutsje van donkerblauw- en zilverlaken, waaronder de anders weerbarstige krullende haren waren geborgen, eng langs kruin en slapen.

Janna vergoot tranen van ontroering bij het zien van haar jonkvrouw, die met een plechtigheid nog niet gezien op het jonge gelaat, veler handen drukte, in de rondte groette, jonkvrouw Gonda en Godelieve vaarwel kuste en nu naast haar vader Freia naderde en besteeg.

- Zij leven hoog!’ bruiste het op toen de stoet zich in beweging zette en den weg bergaf volgde.

Jonkvrouw Gonda en Godelieve waren op den omgang van de hoofdpoort geklommen om hen na te kijken zoolang zij konden.

Bij de eerste kromming van den weg keken ridder Dagobert en Roswitha om.... Dat gaf van beide zijden nog een lang gewuif met hand en zakdoek.

Roswitha voelde haar hart week worden. Zij moest de lippen op elkaar drukken om tranen terug te houden.

Het genot zou maar half zijn zonder die twee.

 

Godelieve had zich een rustig plekje uitgezocht in jonkvrouw Gonda's tuin. Roswitha's afscheid was haar nog zwaarder gevallen dan zij had vermoed.

[pagina 61]
[p. 61]

Zij besefte nu eerst recht wat Roswitha's levenslust, haar vroolijkheid, haar warm deelen in haar leed haar waren geweest.

Roswitha had den burcht levend gemaakt. Overal had zij den zonneschijn van haar blik, haar lach, haar stem, haar levensvreugde gebracht. Zij had den ganschen burcht vervuld met haar jeugd.

Godelieve had zich neergezet op een bank, een tiental treden hoog tegen den muur aangebracht van waar zij een vrij uitzicht had op het landschap rondom. Een der lievelingsplekjes van Roswitha.

Een beklemming zooals zij in lang niet had gevoeld, drukte haar. Wellicht een terugslag na de inspanning en drukten der laatste dagen en nu, bij Roswitha's vertrek, het afscheid van daareven.

Vader Hubertus kwam den tuin binnen en regelrecht op haar af.

- Goed dat ik u eindelijk een oogenblik alleen vind, jonkvrouw Godelieve,’ begon hij en zette zich naast haar. ‘In de laatste dagen was daar geen gelegenheid voor.... Van uw vader,’ liet hij er zachter op volgen.

Godelieve vouwde onwillekeurig de handen samen.

- Hij is wel,’ ging de goede geestelijke voort, haar verbleeken toeschrijvende aan vrees voor haar vader's welzijn.

Godelieve bekende zich met een gevoel van schaamte dat die vrees niet bij haar de overheerschende was geweest.

- Hij komt mij halen!’ had zij gedacht.

Binnen den Valkenburcht was voor haar rust en veiligheid; daarbuiten onrust en ellende.

- Waar is hij?’ bracht zij uit.

- In het Wurtembergsche. Hij zocht mij op in mijn klooster. Hij had gehoord dat de biechtvader van den Valkenburcht daar was en had gehoopt van mij te hooren hoe het u ging. Tot zijn teleurstelling wist ik van niets. Ik vernam eerst van hem dat u hier waart.’

[pagina 62]
[p. 62]

- En zijn boodschap aan mij?’

- Hij laat u hartelijk groeten en vermaant tot geduld.’

Godelieve herademde.

- Hij zou u afhalen of laten afhalen zoo gauw de omstandigheden dat mogelijk maakten. De toestand werd met den dag gunstiger, zijn aanhang grooter. Hij begrijpt dat het voor u, evenals voor uw gastheer, vriend en onderdaan van den Keizer, pijnlijk moet zijn langer dan noodig is de gastvrijheid te rekken....’

Vader Hubertus zuchtte. Zijn opdracht viel hem zwaar. Zóó had hij de boodschap niet willen inkleeden. Dat laatste had hij moeten weglaten, al was hem dat zoo gezegd.... De gevolgtrekking lag voor de hand: dat die gastvrijheid den gastheer ten kwade geduid of ongerief brengen kon.

Goddank! Godelieve had die gevolgtrekking niet gemaakt. Hij herademde.

- Kom bij mij als gij behoefte hebt om uw hart uit te storten, mijne dochter,’ zeide hij vol medelijden en goeden wil om haar te helpen.

Tot eenig antwoord knikte Godelieve.

Zij was toch wel héél bleek geworden, en zoo stil, zóó stil, dacht hij bij het weggaan.

Godelieve bleef nog lang in dezelfde houding zitten.

Wat zij zich-zelf menigmaal had gezegd, had vader Hubertus wel niet geuit, maar toch laten doorschemeren.

Zij onheil aanbrengen waar haar niets dan goedheid en liefde was bewezen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken