Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Serena (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Serena
Afbeelding van SerenaToon afbeelding van titelpagina van Serena

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Serena

(1898)–Marie Agathe Boddaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Annunziata.

I.

 
Het is gekomen....
 
En weer gegaan
 
In ééne seconde.
 
- Toch heeft zij verstaan.
 
 
 
Wonder geworden
 
Tot werkelijkheid;
 
Stil weer in droomnacht
 
Slapen geleid.
 
 
 
Sterker dan dag toch
 
Die Droom, voor goed
 
Vol teere witheid
 
In haar gemoed.
[pagina 31]
[p. 31]
 
De teere witheid
 
Van bloesemrein,
 
Als in een gaarde
 
Bij morgenschijn.
 
 
 
Zij ziet als een
 
Die nieuwen dag
 
In heel nieuw land
 
Voor 't eerste zag.
 
 
 
Al het vroegere
 
Weggegleên:
 
Groot-teer geheimnis
 
Om haar heen.
 
 
 
In zich het grootste
 
Geheimnis van al:
 
Groet van de bloeme,
 
Die wezen zal.
[pagina 32]
[p. 32]

II.

 
Verre schoone
 
Lichte landouwen
 
Onder blauwen
 
Hemel ontvouwen.
 
 
 
Boven bloeiende
 
Heuvelrijen
 
Teeder roepen
 
Van klokkebeien.
 
 
 
Zij daar gaande
 
Met zachte schreden,
 
Al haar wenschen
 
Blanke gebeden.
 
 
 
En door den vrede
 
Neerzijgend wijd,
 
Een plechtige Stemme:
 
‘Bereid?’....
[pagina 33]
[p. 33]

III.

 
Een groot opjuichen
 
In hoog verlangen:
 
Vol hare ziele
 
Van dankenszangen....
 
 
 
Dan, in een drang
 
Niet te weerstaan,
 
Een week uitsnikkend
 
Zich laten gaan.
 
 
 
Groot zien van Plicht
 
In het lichtgewijde
 
Blijde heilige
 
Feestgetijde.
 
 
 
En zich zelf
 
Een dolend kind,
 
Dat naar 't heilige
 
Den weg niet vindt.
[pagina 34]
[p. 34]

IV.

 
‘Samen, Liefste, neit alleen’....
 
Veil'gende armen om haar heen;
 
 
 
Over haar ziel heel teeder neigen
 
Van een ziele gansch haar eigen;
 
 
 
Over haar oogen stralende oogen:
 
Zorgende liefde haar toegevlogen;
 
 
 
Innig handen samenvouwen
 
Tot verbond van nieuwe trouwe;
 
 
 
Inniger dan handenvouwen
 
Beider zielen-openvouwen;
 
 
 
Over hun hoofden, stil genegen,
 
Voelen als Meieregen van zegen,
 
 
 
En hoe Liefde's heiligheid
 
Breeder leven binnenleidt.
[pagina 35]
[p. 35]

V.

 
O, Wonder van het worden in het Zijn!
 
- Rijk eeuwig Leven! met een zoet bewegen
 
Van uwe lippen legdet gij uw zegen,
 
Droomzacht en teederlijk, droomschoon en rein,
 
 
 
In 't hart van haar waar gij zijt neergezegen;
 
En lieflijk, overschaduwend het klein
 
Menschenbegeeren, groeit daar rein en fijn
 
Teederste liefde teederst leven tegen.
 
 
 
Engelen groeten haar: ‘Gij uitverkoorne!
 
Tot hoogsten bloei wil u het Leven leiden;
 
Tot hoogste Kracht-in-Liefde laat u wijden.’
 
 
 
En al meer hoort zij wat haar englen zeiden;
 
En al meer weet zij zich tot kracht geboren,
 
Ziende in visioen waartoe zij werd verkoren.
[pagina 36]
[p. 36]

VI.

 
Zij gaat heel stil
 
Of zij droomen wou,
 
De jonge vrouw.
 
 
 
Om heel haar wezen
 
Glans geleid
 
Van teederheid.
 
 
 
't Hoofdje gebogen,
 
Maar heel veel licht
 
Op haar zacht lelie-aangezicht.
 
 
 
Oogen peinzend
 
En peinzend stralen,
 
Zien Vreugd - waarbij geen vreugd kan halen.
[pagina 37]
[p. 37]
 
't Mondje geplooid
 
Of 't fluistren gaat
 
Van een heil, dat zij nu eerst verstaat.
 
 
 
Handen te zaâm
 
In een stille zijn
 
Om zaligheid, waarvoor 't hart te klein.
[pagina 38]
[p. 38]

VII.

 
En of zij langs de bloemen gaat
 
Over den zonnigen grond,
 
Of onder lommer van 't jong geblaart',
 
Al lenteloovertjes blond,
 
 
 
Leven en zweven en spelen om haar
 
Droomlichtkindertjes fijn,
 
- Blozende kopjes - die vragen haar:
 
‘Wie van ons zal het zijn?’
 
 
 
Armpjes voelt zij, en zij ziet gaan
 
Voetjes vlug op en neder;
 
Mondjes lachen en kussen haar,
 
Oogsterretjes wenken teeder.
 
 
 
Blondjes en bruintjes. De heele tuin
 
Is vol zoet kindergewemel....
 
- De lach die licht van haar lief gezicht
 
Komt regelrecht uit den hemel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken