Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Serena (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Serena
Afbeelding van SerenaToon afbeelding van titelpagina van Serena

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Serena

(1898)–Marie Agathe Boddaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

Sterven.

[pagina 133]
[p. 133]

Sterven.

I.

 
't Is het Leven dat henengaat,
 
Stadig, stil,
 
Als zooveel dat altijd verder gaat
 
En toch niet heengaan wil;
 
 
 
Als elke tik van de klok, die uur
 
Nà uur slaat,
 
En nieuwe voortdringt, en ze één voor één,
 
Eén voor één sterven laat;
 
 
 
Als elke vonk in den vlammenden haard,
 
Vuur een poos,
 
Door 't vuur geboren, door 't vuur verjaagd
 
En gebluscht voor altoos.
[pagina 134]
[p. 134]
 
Als elke klop van 't harte, warm
 
Leven-doortrild,
 
Dat met elke klop toch een levensdrop,
 
Een dropken levens spilt....
[pagina 135]
[p. 135]

II.

 
De nacht is donker. - Buiten hoor
 
Ik Zijne schreden gaan;
 
't Is of zij poozen.... Of zij voor
 
Mijn drempel blijven staan.
 
 
 
Blijven zij poozen? ... 't Is of mijn hart
 
Stiller en stiller slaat;
 
Of mij een groote, rauwe smart
 
Plotsling te wachten staat.
 
 
 
De deur is dicht. Mijn lamp brandt hel,
 
En weert den donkren nacht.
 
Ik hoor Zijn stille roepen wel:
 
't Is of hij op antwoord wacht.
 
 
 
Ik hoor Zijn stille roepen wel ...
 
Het licht dooft om mij heen,
 
In mijnen haard het vlammenspel ...
 
Al wat mij leven scheen.
[pagina 136]
[p. 136]
 
Ik vouw in vrees de handen saâm.
 
't Roepen lijkt zoo nabij!
 
Iets sloop naar binnen door deur en raam,
 
Buigt ongezien over mij.
 
 
 
Iets vat mijn handen in looden vuist.
 
Mijn adem stokt... Genâ!
 
't Is of de zee door het duister bruist,
 
Een zee, waarin ik verga.
 
 
 
In breede baren van duisternis
 
Sluit over mij de zee,
 
In een afgrond van geheimenis
 
Slip ik geluidloos mee.
[pagina 137]
[p. 137]

III.

 
Zooals de golven gaan en komen,
 
Komen en gaan,
 
Den schoot van heur moeder, de zee, ontnomen
 
Levenbelaân;
 
 
 
Zooals de bloemekindren komen,
 
Bloeien en gaan,
 
Den schoot van heur moeder, de aarde, ontnomen
 
Levenbelaân;
 
 
 
Zooals de starren gaan en komen,
 
Schittren en gaan,
 
Den schoot van heur moeder, 't heelal, ontnomen
 
Levenbelaân;
 
 
 
Zoo zal de zielevonk, ontnomen
 
Levenbelaân,
 
Aan de Wereldziel, het Godslicht, komen,
[pagina 138]
[p. 138]
 
Groeien en gaan,
 
Gloren en deinzen, deinzen en gloren,
 
Door schijnbren dood heen nieuw geboren,
 
Tot nieuwe sfeer en nieuw bestaan,
 
Totdat zij àlles zal verstaan,
 
En eeuwig 't Licht zal toebehooren:
 
De ziele, licht uit Licht geboren,
 
Kan niet vergaan, kan niet vergaan ....
 
 
 
Zóó, door 't Gemis, suisden stemmen aan.
[pagina 139]
[p. 139]

IV.

 
Toen Zijne stem, wellend uit diepen nacht ...
 
Lichtend gelaat zag 'k over mij gebogen;
 
Ik staarde in kalme, vriendlijk blikkende oogen:
 
‘Kom met mij,’ wenkten oog en lippen zacht.
 
 
 
Mijn Gids had vleuglen, en op vleuglen vlogen
 
Wij de aarde langs, die droomrig, dauwbevracht,
 
Opglansde een wijl. Dan hooger, tot in pracht
 
De sterrenzeeën om ons voortbewogen.
 
 
 
En de aarde glipte weg, een donkre kogel,
 
In 't wazig-diepe blauw der holle luchten ....
 
 
 
‘Ik heb geen vleuglen,’ kreet ik en ik sloot
 
Mij vast aan Hem, die voortzweefde als een vogel.
 
 
 
‘Eens breng ik ze u. Zult gij dan 't volgen duchten?’
 
En opziend, kende ik wie daar sprak: de Dood.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken