Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de school in Nederland (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de school in Nederland
Afbeelding van Geschiedenis van de school in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de school in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.41 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/pedagogiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de school in Nederland

(1987)–P.Th.F.M. Boekholt, E.P. de Booy–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd


Vorige Volgende
[pagina 294]
[p. 294]

Epiloog

In de voorgaande hoofdstukken is een beschrijving gegeven van de geschiedenis van de school in Nederland. Van een beperkt en overzichtelijk scholenbestand evolueerde het schoolwezen in de loop der eeuwen tot een sterk gedifferentieerd en gespecialiseerd netwerk van scholen voor zeer velen.

Elk land kent een onderwijssituatie die sterk historisch bepaald is. De evolutie in het schoolwezen is het gevolg van de politieke, economische en culturele constellatie, die een land in de loop der tijden kent. Men kan er weliswaar van uitgaan, dat in de ons omringende landen zich rond dezelfde tijd gelijksoortige ontwikkelingen met betrekking tot het onderwijs voordoen, waardoor een zekere samenhang van veranderingen bij voorbaat gegeven is, maar dergelijke veranderingen komen onafhankelijk van elkaar tot stand en de oplossingen, die gekozen worden hoeven niet dezelfde te zijn. De ontwikkeling van het Nederlandse schoolwezen kent dan ook een aantal eigen kenmerken.

Nederland kan niet bogen op een planmatig nationaal onderwijsbeleid. Het politieke, sociale en geestelijke klimaat zorgde er tot voor kort voor, dat de overheid vooral financieel ondersteunend optrad en verder het onderwijssysteem hoogstens enigszins bijstuurde. Van een nationaal bestel kon ten tijde van de Republiek al helemaal geen sprake zijn, doordat er toen geen bestuur op landsniveau was, dat zich met het onderwijs bemoeide. Ook de toentertijd bevoorrechte Gereformeerde Kerk heeft geen kans gezien het onderwijs in die mate te beheersen, dat het op eenduidige leest geschoeid werd. Het schoolsysteem ontwikkelde zich daardoor tot op grote hoogte op grond van de behoeften van particulieren en van groepen. Die ‘droegen’ het onderwijs, de overheid verleende slechts assistentie. Toen ons land aan het einde van de 18de eeuw een nationale staat geworden was met een landsregering leek het er even op, dat die regering, omdat zij ‘verlichting en beschaving’ allen deelachtig wilde doen worden, alle zeggenschap over het onderwijs naar zich toe zou trekken, maar weldra bepaalde ook zij zich tot een de ontwikkelingen volgend beleid, waarin de geldelijke tegemoetkomingen een hoofdrol speelden.

Vanuit zichzelf heeft de regering niet gepoogd het onderwijs in heel zijn omvang te beheersen, er een eenduidige richting aan te geven en radicale koerswijzigingen te bewerkstelligen. Natuurlijk, zij gaf de nodige richtlijnen, te beginnen met die voor het lager onderwijs in het begin van de 19de eeuw en later ook die voor andere vormen van onderwijs. Maar aan een aantal schoolsoorten gingen tot het midden van deze eeuw alle wettelijke regels voorbij en voor andere waren ze zo globaal, dat de ontwikkeling van die schoolsoorten in grote vrijheid niets in de weg stond. Voor het ontbreken van een richtinggevend nationaal onderwijsbeleid en tegelijk voor de vrije ontplooiingskansen van het schoolwezen zijn twee omstandigheden van doorslaggevend belang geweest. De eerste is de liberale maatschappijopvatting, in de 19de eeuw lange tijd dominant, die voor de staat een beperkte taak zag en een terughoudend beleid voerde op die terreinen, waar lagere bestuursorganen, maatschappelijke groeperingen en particulieren actief waren. Het onderwijs verkeerde in die situatie. Op het moment, dat de landsoverheid de neiging vertoonde zich intensiever, ook wat de doelstellingen betreft, met het onderwijs te gaan

[pagina 295]
[p. 295]

bemoeien, werd zij daarin gehinderd door een richtingenstrijd in het onderwijs, die het politieke klimaat lange tijd beheerste. Deze schoolstrijd werd beslecht met de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in 1920. De verzuiling van het onderwijs en de officiële erkenning van het recht op een eigen, vrije ontwikkeling van het bijzondere, confessionele onderwijs, maakte de overheid als vanzelf tot een instantie, die zich wel tot het administratief-juridische beheer van het onderwijs móest beperken.

Alle pogingen, om meer greep op het onderwijs te krijgen en een duidelijke samenhang aan te brengen in het zo langzamerhand steeds onoverzichtelijker scholenbestand moesten daardoor wel mislukken. In het bijzonder in het voortgezet onderwijs deed zich, als gevolg van een stijgende maatschappelijke behoefte een zeer sterke opsplitsing in onderwijstypen voor, zowel in het algemeen vormend voortgezet onderwijs als in het beroepsgerichte onderwijs; beide typen bleven zich bovendien strikt gescheiden ontwikkelen.

De school in Nederland heeft de ontwikkeling van de maatschappij gevolgd. Daarom is haar geschiedenis weinig spectaculair. De school is rustig haar eigen weg gegaan, de maatschappelijke ontwikkelingen misschien moet men zeggen nogal traag volgend, maar in elk geval zonder door ingrepen van buitenaf tot bijzondere hoogtepunten te komen of in sterk de aandacht trekkende situaties verzeild te raken. De geschiedenis van de school vertoont al met al een grote continuïteit. De indeling van dit boek in hoofdstukken, die tegelijkertijd een bepaalde periodisering aangeven, geven weliswaar uiting aan in bepaalde opzichten herkenbare veranderingstendenzen, maar die dienen niet tot de bepalende factoren in de gang van het schoolwezen bestempeld te worden. Bij alle veranderingen die men kan waarnemen bleef de continuïteit in de ontwikkeling het doorslaggevend element. Sedert eind jaren zestig is deze lijn in de ontwikkeling van het schoolwezen doorbroken. Voor het eerst ging de overheid het onderwijs ook in een bepaalde richting sturen. Het onderwijs was niet langer volgzaam waar het de maatschappelijke ontwikkelingen betrof, zij werd een instrument om een andere maatschappij te creëren. Met het oog daarop werden duidelijke inhoudelijke en structurele maatregelen van bovenaf aan het onderwijs opgelegd. De meest uitgesproken doelstelling werd, dat er meer gelijke kansen voor deelname aan alle vormen van onderwijs kwamen en dat grotere groepen leerlingen toegang kregen tot steeds hogere vormen van onderwijs. Vele extra miljarden guldens werden uitgetrokken om de onderwijskansen van kinderen uit milieus, die niet met het doorleren vertrouwd waren, te vergroten. De landsoverheid voerde, vooral met het aantreden van onderwijsminister Van Kemenade, een politiek, die er van uitging, dat de school en de maatschappij ‘maakbaar’ waren. Die politiek perkte de oude vrijheid in; de overheid ging het onderwijs in sterkere mate beheersen en toonde een daarbij horende centralistische manier van optreden. De onderwijskunde deed als wetenschap zijn intrede en propageerde met overheidssteun tegenover een niet altijd even gewillig onderwijsveld steeds indringender radicale veranderingen op alle terreinen van het onderwijs. Vanuit de maatschappij en de daar opererende groeperingen was wel steeds invloed op het onderwijs uitgeoefend, maar die druk was nooit erg groot en van erg veel gezag was ook geen sprake. Onrust en onzekerheid, meer dan in welke voorgaande tijd ook, waren het gevolg van het nieuwe overheidsbeleid. In snel tempo werden de laatste decennia op alle fronten plannen gesmeed, nieuwe organisatiemodellen aangedragen en wat al niet. Telkens was het maar de vraag, of er iets van gerealiseerd kon worden. En als dat al het geval was, dan stond nog te bezien of het zou beklijven. Het onderwijs verkeerde

[pagina 296]
[p. 296]

in een toestand, waarin zekerheden voortdurend werden ondergraven.

Radicale koerswijzigingen en een permanent ingrijpen van buitenaf horen niet tot de Nederlandse onderwijstraditie. In het verleden bleken veranderingen, die op het bestaande voortbouwden en de grondtrekken intact lieten resultaat op te leveren. Het onderwijs heeft enige vastigheid nodig; als ontwikkelingen zich al te snel voltrekken, werkt dat averechts.

In recente tijden wordt ook duidelijk, dat de ingrepen in het onderwijs, die ten doel hebben de ongelijkheid van kansen te verkleinen niet die resultaten opleveren die men ervan verwachtte, alle propaganda ten spijt. Wel hebben meisjes en plattelandskinderen hun achterstand op onderwijsgebied intussen grotendeels ingelopen, maar in de steden lukte het niet een substantiële wijziging aan te brengen. Groots opgezette projecten in die steden bleken na verloop van tijd teleurstellende resultaten op te leveren. Het nut van al die zo indringend bepleite onderwijsvernieuwingen wordt in steeds sterkere mate betwijfeld. Natuurlijk, niet alles wat zich in de hectische onderwijswereld van vandaag de dag afspeelt dient negatief geduid te worden, maar de vraag is wel of alle verandering wel tot verbetering heeft geleid en de kwaliteit van het onderwijs ten goede is gekomen. Hernieuwde bezinning op het onderwijs is thans ingetreden. Ze wordt mede ingegeven door een structureel en een conjunctureel probleem. Structureel wordt het onderwijs geconfronteerd met een dalend aantal leerlingen als gevolg van demografisch gedrag, waardoor het geboortecijfer in korte tijd sterk terugloopt. Een conjunctureel probleem wordt veroorzaakt door de economische recessie, waardoor er ook op onderwijs bespaard zal moeten worden. In een maatschappij, die economische sterk groeide bestond er grote behoefte aan steeds beter opgeleiden. Die behoefte is verminderd, zodat thans velen geen passende arbeid kunnen vinden en zelfs de beroepsperspectieven van academisch afgestudeerden ernstig achteruit gaan. Dat betekent, dat de onderwijspolitiek, die zich jarenlang weinig gelegen liet liggen aan een antwoord op de vraag, waartoe alle gemaakte kosten dienden (het ideële doel stond voorop) meer dan ooit geconfronteerd zal worden met een kosten-baten-analyse van alle hervormingsplannen in het onderwijs.

Een van de meest opvallende reacties op de ontwikkelingen van de laatste tijd is, dat de kwaliteit van het onderwijs weer meer de bepalende factor wordt bij de schoolkeuze. Er is een tendens waarneembaar in de richting van de bijzondere, confessionele en van de neutrale, bijzondere scholen, die meer vrijheid van inrichting van het onderwijs hebben of verondersteld worden te hebben dan de openbare scholen. De confessionele bijzondere scholen, voor welke men in tijden van verdergaande ontkerkelijking een neergang zou verwachten, lijken steeds grotere aantrekkingskracht te gaan uitoefenen op hen, die kwaliteitsonderwijs op prijs stellen. Ze bloeien dus - tegen de verwachting in. Ouders nemen voor hun kroost eveneens hun toevlucht tot bijzondere neutrale scholen. Ze waren er altijd gebleven, in een klein aantal, maar dat aantal groeit nu met de dag. Lange tijd heeft Nederland geleefd met een schoolsysteem, waarbij de kwaliteit van het onderwijs op de verschillende niveaus nagenoeg gelijk was. Oude tijden lijken nu te herleven, volgens andere principes en in een andere ordening, maar toch: het bijzonder onderwijs neigt er toe elite-onderwijs te worden en het openbaar onderwijs inferieur.

Misschien moet men de conclusie trekken, dat het op den duur meer profijt oplevert als de mammoet van het onderwijs zichzelf voortdurend één centimeter verplaatst, met daarbij kleine bijsturingen, dan dat hij gedwongen wordt binnen korte tijd tien meter van richting te veranderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken