Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jongens uit Bergrust (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jongens uit Bergrust
Afbeelding van Jongens uit BergrustToon afbeelding van titelpagina van Jongens uit Bergrust

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (3.59 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herman Ramaekers



Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jongens uit Bergrust

(1947)–Martinus H. Boelen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

Negende hoofdstuk.

HET was al weer een tijdje geleden, dat het voorval in het bos had plaats gehad, en nog steeds hadden de jongens niets over de afloop gehoord. Onderwijl brandden ze van verlangen om iets naders te weten te komen. Wel was de Baron hen eigenhandig komen gelukwensen met hun moedig gedrag, en had er tevens de wens bij uitgesproken, dat het de laatste maal zou zijn, dat de club zo in de perikelen zou komen te zitten, maar verder had hij gezwegen als een graf en ze waren er niets wijzer van geworden. Wel had zijn gezicht zorgelijk gestaan, net of hij ergens over piekerde, zoals Piet naderhand opmerkte.

Maar, zoals het meestal gaat, toen er enige tijd over heengegaan was en er niets bijzonders gebeurde, raakte zo zoetjes aan het hele geval in het vergeetboek.

En weldra werd er in het geheel niet meer over gesproken.

*

Grote opwinding heerste er bij Wim thuis. Zoeven had de postbode een brief afgegeven, nu was een brief, bij de familie de Groot al een hele gebeurtenis, deze echter was iets heel bijzonders. Want hij bracht bericht van Vaders jongste broer, oom Willem, naar wie Wim genoemd was, en die voor achttien jaar naar Amerika getrokken was. Oom Willem schreef, dat hij voor enige maanden naar Europa wilde komen, z'n zaken gingen steeds beter, zodat hij zich deze luxe wel permiteren kon.

[pagina 126]
[p. 126]

Een OOM UIT AMERIKA? Dat moest Karel weten, en zo hard als z'n benen hem dragen konden rende Wim weg, om z'n vriend van het grote nieuws op de hoogte te stellen. Je begrijpt, dat Karel ogen opzette. Hoewel hij in het geheel niet jaloers was, benijdde hij z'n vriend niet weinig. Stel je ook even voor, een oom uit Amerika! Die moest natuurlijk waardig ingehaald worden, en reeds de volgende dag werd er een belangrijke vergadering gehouden.

Diezelfde avond stond Wim's mond geen ogenblik stil.

Hoe oom er uitzag, was hij lang of klein? Leuk?.... en zo voorts, en vader was zo goed niet of hij moest op al die vragen antwoorden.

Na het eten, zette hij zich op z'n gemak neer, stak de brand in een verse pijp en begon:

‘Je moet weten, dat Oom Willem loopjongen was bij een van de grootste juweliers in de stad. Hij was ijverig, deed goed zijn best, zodat z'n baas dan ook ten volle tevreden over hem was.

Op een goede, of liever gezegd, een kwade dag, stuurde men hem met een belangrijke zichtzending, naar een nabijgelegen plaats. Het was natuurlijk tamelijk riskant, om hem met zo'n belangrijke zending alleen te laten gaan, temeer, daar hij een tamelijk eenzaam gedeelte passeren moest, maar de baas vertrouwde er op, dat de zending zo goed geheim gehouden was, en dan, er was nog nooit iets gebeurd, zodat hij zich dan ook helemaal niet ongerust maakte.

Welgemoed fietste Willem weg en dat was voor enige dagen het laatste wat men van hem zag. Want eerst drie dagen later werd hij, totaal uitgeput, vastgebonden in een

[pagina 127]
[p. 127]

oude schaapskooi even buiten het dorp gevonden. Nadat hij weer een beetje op z'n verhaal gekomen was, vertelde hij het volgende:

Toen hij door het bos reed, was er iemand op de weg gaan staan, en had hem gedwongen om af te stappen, terwijl deze persoon hem aan de praat hield, had hij vanachter met een zwaar voorwerp een slag op het hoofd gekregen. Daarna kon hij zich niets meer herinneren. Pas in de schaapskooi was hij weer tot bewustzijn gekomen.

En nu kwam het vervelende van het geval.

De baas, waar hij bij werkte, weigerde hem te geloven, en gaf het geval in handen der politie. Nu brak er voor Willem een beroerde tijd aan. Telkens en telkens weer werd hij verhoord, en het ergste was nog, dat de dorpelingen die eerst heilig van z'n onschuld overtuigd waren, begonnen te mompelen, ‘dat er dan blijkbaar toch wel iets van waar moest zijn’. Zodat hij tenslotte, door iedereen, behalve door een paar weldenkende mensen, gemeden werd. Toen hij ten laatste wegens gebrek aan bewijs werd vrijgesproken, had het gebeurde hem zó aangegrepen, dat hij op een goeie morgen verdwenen was. Jarenlang hoorden of zagen we niets meer van hem. Moeder was intussen van verdriet gestorven. Totdat we een klein berichtje kregen, dat het hem goed ging. En dat is het hele verhaal.’

De dagen die volgden, werden door Wim met zwart op de kalender afgestreept.

Hij had nooit geweten, dat de tijd zolang kan vallen.

*

 

Ondertussen was de zomer heen gegaan, en prijkte het bos met een weelde van diep bronsbruin, overgaand naar het warmste purper.

[pagina 128]
[p. 128]

Herfstdraden en zilverig glinsterende spinnewebben dreven tussen de bomen. Het hele bos was een symphonie van kleuren. Terwijl de lucht vervuld was van die eigenaardige prikkelende geur, die onmiskenbaar de komst van de winter aankondigd.

 

*

 

Het was de laatste dag voor de komst van Oom Willem. De club was diep de bossen in getrokken, op zoek naar eikels en wilde kastanjes. Wim die voorop liep, bleef telkens staan. Want steeds was er iets nieuws te zien. Dan was het een eekhoorntje, dat met nieuwsgierige oogjes de jongens zat te begluren; dan weer een konijn, dat met haastige sprongetjes, het grappige pluimstaartje steil omhoog, wegvluchtte.

Onwillekeurig waren de jongens onder de indruk gekomen van de plechtige onvergelijkelijke schoonheid der natuur.

Zo dwalend, zonder op te letten, waren ze onwillekeurig in de buurt van de hut gekomen en besloten ze eenparig om er enige tijd in uit te rusten en het duurde niet lang, of het zand was van het deksel verwijderd en even later zaten de vrienden als haringen in een ton op elkaar in de enge ruimte.

‘We moesten de hut toch eigenlijk eens uitbreiden’, vond Paul, ‘want voor ons allen is ze te klein. Weet je wat, als we nu eens aan den Baron vroegen of we die oude schepershut in de winter mochten gebruiken. Als het vriest, dat het kraakt, is het hier toch te koud om te vergaderen en bovendien is het ook te ver, vinden jullie ook niet?’

[pagina 129]
[p. 129]

Wim als voorzitter was het er gloeiend mee eens en gedachtig aan het spreekwoord: ‘Men moet het ijzer smeden als het heet is’, besloten ze onmiddellijk naar den Baron te gaan en het te vragen. Een voor een kropen ze uit de nauwe opening en toen ze de zaak weer goed onzichtbaar hadden gemaakt, trokken ze gezamenlijk in de richting van het kasteel.

De huisknecht, die opendeed, lachte al bij voorbaat, want hij wist, dat als de club in haar geheel kwam, er weer iets bijzonders te gebeuren stond.

‘Wel, wel, daar hebben we de bende weer compleet. Jullie moet meneer den Baron zeker hebben, hé? Nu, kom maar mee. Ik zal eens vragen of hij te spreken is.’

Nou dat viel nogal mee en even later stonden ze met de pet in de hand in de kamer van den Baron.

‘Wel jongelui’, begon deze vriendelijk ‘wat is er van jullie dienst?’

‘Ja, eh.... meneer de Baron, we wilden zo graag, als het mogelijk is tenminste, voor de winter in de oude schepershut vergaderen, want als het vriest is het natuurlijk in onze hut onmogelijk uit te houden.’

Ziezo, het grote woord was er uit en met een hoogrode kleur zag Wim den Baron aan, die inwendig pret had, om het kordate optreden van den voorzitter.

‘Nou’, en hier trok de Baron een bedenkelijk gezicht, ‘jullie vragen me nogal wat en mijn zoon is natuurlijk de aanstoker,’ dit tot Jan, die bescheiden achtergebleven was. ‘Maar enfin, als jullie me belooft, de zaak niet helemaal af te breken, dan geloof ik wel, dat het zal gaan.’

Glimlachend weerde hij de dankbetuigingen af en even later stonden de gelukkigen buiten opgewonden samen

[pagina 130]
[p. 130]

te praten over wat ze nu allemaal zouden doen.

Paul en Johan en nog een paar ander leden waren er voor onmiddelijk naar de stal te trekken en hem een beetje te bewoonbaar te maken, maar de opmerking van Wim, dat morgen Oom Willem arriveerde, bedaarde hun opgewondenheid weer een beetje en ze besloten eenparig de eerstvolgende vrije middag er heen te trekken en hun nieuwe clubhuis in orde brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken