Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant) (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)
Afbeelding van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)Toon afbeelding van titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.76 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

(1923)–Jan L. de Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

IV.
De geheimzinnigheden nemen toe.

Drie dagen later toen dokter Winkelman nog laat in de bibliotheek zat te lezen, hoorde hij plotseling een eigenaardig tikken. Het scheen hem eerst toe, dat het geluid kwam uit den hoek bij den schoorsteen, maar even later vernam hij het uit een geheel anderen hoek van de kamer.

De inrichting van de bibliotheek was de volgende. De deur naar de gang, lag - gelijk reeds eerder werd aangegeven - tegenover het zijraam van de kamer, en de zijdeur, die toegang gaf tot de slaapkamer, tegenover de ramen aan den voorkant van het huis. Het schrijfbureau van den dokter stond schuin tusschen de zij- en voorramen; de schoorsteen bevond zich in den hoek tusschen het zijraam en de deur naar de slaapkamer; boekenkasten waren geplaatst tegen de muren van slaapkamer en gang, terwijl in den vóórmuur in den hoek bij de voordeur een kast was aangebracht, die inwendig tot het plafond reikte. De kamer zag er dus zóó uit:

[pagina 28]
[p. 28]


illustratie

Terwijl de dokter met aandacht luisterde, veronderstelde hij, dat het geklop óf uit de slaapkamer moest komen, óf uit de gang bij de voordeur. Hij nam de kleine lamp van zijn schrijfbureau en ging er snel mee naar de slaapkamer. Maar toen hij hier met ingehouden adem bleef staan speuren, meende hij toch weer, dat er in de bibliotheek werd geklopt. Hij begaf zich daarna naar de gang en wachtte of het geluid zich ook zou herhalen. Het duurde niet lang of hij hoorde het weer. Het klonk nu zonder eenigen twijfel in de bibliotheek, een eigenaardig dof geluid; het deed veel aan het kloppen met een vinger denken.

De dokter ging terug in de kamer en luisterde nog langen tijd met spanning of het tikken zich niet zou

[pagina 29]
[p. 29]

herhalen. Het bleef echter stil. Hij wist niet wat hij ervan moest denken. Was het ook nu slechts verbeelding, zooals al het andere, dat hij tot-nu-toe had waargenomen: de witte gedaante met het lijkengezicht onder de dennen, de zachte voetstappen op de trap, het gillend geluid buiten en het kermen en kreunen en tikken in de slaapkamer?

Hij herinnerde zich het verhaal van de geheimzinnige gebeurtenissen in 1848 te Hydesville in Amerika, waaruit een geestelijke beweging ontstond, die zich in weinig jaren over de geheele wereld verbreidde. In een huis in genoemde plaats werden kloppingen gehoord, waarvan men de oorzaak niet kon vinden. Eindelijk ging men er toe over om vragen te stellen; men nam voor zekere woorden of letters een bepaald aantal kloppingen aan en kon op die wijze antwoorden vormen. Uit het onderzoek, dat toen volgde, werd een verschrikkelijke geschiedenis aan het licht gebracht. Want in dat huis, zoo bleek het, was een moord gepleegd en door vele vragen en antwoorden in kloppingen, werd de plaats ontdekt, waar het geraamte van den vermoorde lag: onder de steenen van den kelder. En men concludeerde, dat de vermoorde een marskramer was en dat zijn geest de kloppingen had veroorzaakt, die zooveel angst verwekten bij de familie, die dat huis bewoonde, de familie Fox. - Dokter Winkelman had dat verhaal menigmaal gelezen en de gedachte rees nu in hem op of de kloppingen, die hij vernomen had, óók van een geest afkomstig

[pagina 30]
[p. 30]

waren. Hij had sinds lang naar zoo iets verlangd. Als men werkelijk met geesten kon spreken, dan lag hier een weg om aangedaan kwaad voor een klein deel goed te maken. Goed te maken? Neen, maar toch om dingen te zeggen, waarvoor het in het verleden te laat was geweest, en ook om wenschen van de dooden te hooren om die zoo mogelijk nog te vervullen.

Hoe vaak gleden zulke gedachten niet door dokter Winkelmans hoofd en thans kwamen ze wéér in hem op, nu hij gejaagd door zijn kamer op-en-neer liep. Doch plotseling bleef hij staan. Wat was dat? .... Het begon buiten een weinig te waaien; de dennen ruischten luider dan daar straks, maar daar boven uit klonk nu een schorre kreet, een krijschende lach.... wéér datzelfde gillen en lachen, dat hem reeds eerder in den nacht verontrustte. Het kon geen verbeelding zijn, ditmaal had hij zekerheid, dat daar buiten iemand dien kreet geuit had. Maar geen menschelijke stem kon het zijn; het leek meer op het langaangehouden gehuil van een wild dier.

Bijna terstond daarna klonk weer het zuchten en klagelijk kermen in de slaapkamer naast de bibliotheek.

Dokter Winkelman verbleekte - deze spanning kon hij niet langer uithouden. Hij moest zekerheid krijgen of hij hier met geesten dan wel met kwaadwilligen te doen had. Hij wilde naar buiten gaan en onderzoeken van welken kant dit verschrikkelijk geluid kwam. Maar op dit oogenblik werd de deur van de bibliotheek

[pagina 31]
[p. 31]

geopend en snelde zijn vrouw, die in de huiskamer had zitten lezen, ontsteld naar binnen.

‘Heb je dat gegil gehoord?’ riep zij met ontzetting.

‘Ik heb het al vaker vernomen.’

‘Maar wat is dat voor een geluid? Het zal hier toch niet spoken?’

‘Laten we naar buiten gaan! - misschien komt het terug. Het zou dwaasheid zijn terstond aan geesten en bovennatuurlijke dingen te denken. Er kon eens iemand zijn, die er aardigheid in had, ons bang te maken.’

Hij lachte gedwongen.

‘Maar het was toch geen menschelijke stem? Hoorde je dit nu laatst nachts ook?’

‘Ja - hetzelfde, maar bovendien nog geluiden in huis.’

Mevrouw Winkelman huiverde. Zij stonden nu in de gang voor de voordeur en de dokter legde zijn hand op den deurknop om naar buiten te gaan. Zij hield hem tegen.

‘Zou je Frans niet roepen om met je mee te gaan?’

‘Frans en Lena zijn al meer dan een uur boven. Als ze nog wakker zijn, moeten ze het ook wel gehoord hebben. Roep eens zacht aan de trap. Als Frans nog niet slaapt, zal hij wel antwoorden.’

Mevrouw Winkelman deed wat hij vroeg, maar er volgde geen antwoord van boven. De huishoudster en de huisknecht waren reeds te diep in slaap om zich aan spookachtige geluiden in en om het huis te storen.

[pagina 32]
[p. 32]

‘Ik laat je niet alleen gaan’, zei mevrouw Winkelman, vastberaden. Zij volgde haar man naar buiten. Gearmd liepen zij om het huis, dicht bijeen als om elkaar moed te geven. Het is wel zonderling, dat men juist tegenover het onzichtbare zoo spoedig met vrees vervuld wordt.

Het was een heldere maanavond en zóó licht, dat zij alles in den omtrek, tot op grooten afstand, duidelijk konden zien. Ook onder de dennen op den heuvel hing het zilveren licht. Wanneer hier iemand gestaan had, zouden de dokter en zijn vrouw hem hebben moeten zien. Zij liepen ook langs de heestergroepen, keken achter, vóór en aan de beide zijden van het huis; nergens viel echter iets verdachts te ontdekken. Tusschen de dennenstammen door ontwaarden zij het huis van de Verhoevens. De lichten waren daar reeds uit; het was bij twaalven. De nachtwind speelde door de dennenkronen. Het ruischen golfde van ver reeds aan; het had veel van het bruisen van de branding langs de zeekust; het zwol aan, werd hooger en dieper van toon, tot het eindelijk bij den heuvel op kwam zuchten, er overheen schoof en als een ademtocht wegstierf naar beneden.

De groote klok in den salon sloeg twaalf uur. Bijna terstond daarna steeg een kermend gillen op van onder de dennen. Het duurde langer dan een halve minuut, schor, klagend, wild als de doodskreet van een dier, dat krankzinnig is van angst. En tóch trilde er iets menschelijks in het geluid, iets dat aan een

[pagina 33]
[p. 33]

woord deed denken, dat in waanzinnige smart werd uitgegild.

Mevrouw Winkelman klemde zich, bevend, vaster aan den arm van haar man. De dokter stond een oogenblik als versteend van schrik; hij staarde met verwilderden blik naar de zijde, waar het geluid had geklonken. Maar plotseling schudde hij zijn vrouw van zich af:

‘Ik moet het weten; ik wil het weten!’ zei hij op vastberaden toon.

Hij snelde den heuvel af, onder de dennen door aan den zijkant van het huis. Op de halve hoogte van den heuvel was een hek van ijzerdraad aangebracht. Met vier sprongen bereikte de dokter het hek - hij keek scherp naar alle zijden en onderscheidde alles duidelijk in het rond, maar nergens viel er iets verdachts op te merken, ook geen voetstappen van iemand, die zich snel verwijderde - slechts ruischten de dennen hun oude, weemoedige melodieën. Maar plotseling herhaalde zich het gillen en jammeren, nu aan een geheel anderen kant dan den vorigen keer, namelijk aan den voorkant van het huis. Het hield nog langer aan dan de eerste maal - meer schor, bijna rochelend, als van iemand, die gesmoord wordt.

De dokter draafde naar boven en vóór een halve minuut verstreek, stond hij met zijn vrouw op de plek, waar zij het geluid vernomen hadden, n.l. op een paar meter links van het tuinhekje. Er verhieven zich hier geen heesters en dennen, niets waarachter misdadigers

[pagina 34]
[p. 34]

zich konden verbergen; er groeiden slechts wat groote planten met breede bladeren, die omgeven werden door een lagen rand van witte steenen afgewisseld met boomschors.

‘Raadselachtig!’ zei de dokter met trillende stem. ‘Ik weet niet wat ik er van moet denken - het is niet goed om zonder scherp onderzoek een conclusie te trekken, maar dit heeft toch veel van het werk van geesten.’

‘Laten we maar in huis gaan’, zei zijn vrouw klappertandend. ‘We moeten morgen de Verhoevens maar eens raadplegen - als ze nog wakker zijn, moeten ze het ook wel gehoord hebben.’

Zij liepen het pad naar de voordeur op. Maar toen zij op de stoep even wachtten, herhaalde zich het gillen en lachen nog eens. Ditmaal scheen het uit de lucht te komen, van boven de dennen of van boven het huis, weer een ander geluid dan de beide vorige keeren, scherper en hooger van toon en ook korter van duur.

Huiverend gingen de beide ontstelde menschen naar binnen. De doktersvrouw stond het huilen nader dan het lachen. Zij sloten de deuren met groote zorgvuldigheid en zagen de sluiting van alle ramen na. Van slapen kwam de eerste uren niet veel - het bleef echter verder stil en niets ongewoons stoorde den slaap van den dokter en zijn vrouw toen zij eindelijk, na een lang en ingespannen beluisteren van de nachtgeruchten, insluimerden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken