Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant) (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)
Afbeelding van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)Toon afbeelding van titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.76 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

(1923)–Jan L. de Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

III.
Het begint te spoken op ‘Dennenoord’.

Op een avond, ongeveer drie weken nadat ‘Dennenoord’ door zijn nieuwe bewoners betrokken werd, vond mevrouw Winkelman, van een lange wandeling thuis komend, haar man niet in huiskamer of salon. Zij ging naar de bibliotheek, overtuigd dat de dokter daar bij zijn boeken zou zitten; ze had enkele merkwaardige bloemen gevonden, die ze hem wilde laten zien. Het was reeds schemerig en weifelend keek zij in het vertrek rond toen ze den dokter niet op zijn gewone plaats voor zijn schrijfbureau zag zitten. Zij opende de deur der slaapkamer en riep den naam van haar man, doch er volgde geen antwoord. Eerst toen viel haar blik op het lichaam van haar echtgenoot; hij lag onbewegelijk op den grond voor het zijraam van de bibliotheek. Met een kreet van schrik sprong zij naar hem toe en boog zich, angstig en hevig ontsteld, over hem. Hij ademde wel, maar scheen bewusteloos.

Mevrouw Winkelman snelde de kamer uit, de gang in en riep den huisknecht, hem gelastend ten spoedig-

[pagina 21]
[p. 21]

ste het licht in de bibliotheek op te steken. De huisknecht ontstelde toen hij hoorde wat er gebeurd was.

‘Heb je meneer niet hooren roepen?’

‘Neen, mevrouw. Een half uur geleden ben ik nog bij hem geweest. Hij zat te lezen en ik vroeg hem of het niet te donker werd om zonder licht te studeeren. Maar hij zei, dat hij nog een kwartiertje wilde schemeren.’

Toen het licht in de bibliotheek brandde, bogen mevrouw Winkelman en de huisknecht zich opnieuw over den dokter. Zijn gelaat was doodsbleek, eigenaardig verwrongen als door hevigen schrik of door een grooten angst.

‘We zullen hem in de slaapkamer op het ledikant leggen’, zei mevrouw Winkelman, en een oogenblik later was het met eenige inspanning gelukt den zwaren man daarheen te dragen. Toen de huisknecht daarop de schoenen van den bewustelooze losmaakte en uittrok, bewoog deze zich en sloeg hij zijn oogen op. Hij staarde eenigen tijd met verwilderde blikken naar boven, prevelde onsamenhangende woorden en sloot de oogen toen weer. Mevrouw Winkelman trachtte te verstaan wat hij zei, maar zij ving slechts deze woorden op: ‘Hij is het! .... Ja, hij is het!’ Eenige oogenblikken later bewoog de dokter zich opnieuw, richtte zich op en keek verbaasd en angstig om zich heen. Toen herkende hij zijn vrouw, streek met de hand over het voorhoofd en vroeg:

‘Wat is er gebeurd, Marie?’

[pagina 22]
[p. 22]

‘Wij vonden je in de bibliotheek, op den grond - voelde je je niet wel?’

‘Zoo?’ zei hij weifelend. ‘Was ik gevallen? Ja - een duizeling, een plotselinge suizing in mijn hoofd toen ik voor het raam stond naar de dennen te kijken. Vondt je me toen je thuis kwam?’

‘Ja.’

‘Nu - het beteekent niets, niets van belang! Ik voel me nu weer goed. Geef me een glas water, Frans. En.... er is toch niemand voor me geweest, hé?’

‘Neen, meneer, niemand.’

‘Zoo - ik meende, dat er iemand op den zandweg aankwam toen ik voor het raam stond....’

De dokter had zich spoedig weer hersteld en begaf zich met zijn vrouw naar de huiskamer. Hij bleef den geheelen avond onrustig, liep herhaaldelijk door de kamer op en neer en stond voor de ramen, schijnbaar naar iets luisterend. Zijn vrouw was te zeer in haar lectuur verdiept om er veel op te letten. Om tien uur kwamen Frans en Lena als gewoonlijk goeden nacht wenschen en een uur later maakten de dokter en zijn vrouw ook aanstalten om naar bed te gaan. Winkelman ging naar de keuken en keek of de deur goed gesloten was; hetzelfde deed hij ook bij de voor- en achterdeur in de gang. Gewoonlijk werden deze deuren slechts met een sleutel gesloten en werd er geen gebruik gemaakt van de grendels, maar ditmaal schoof de dokter deze dicht, nadat hij de sleutels had

[pagina 23]
[p. 23]

omgedraaid. Zijn vrouw zag het en kwam achter hem staan.

‘Waarom doe je de grendels erop, Lodewijk?’ vroeg ze.

‘Men kan niet weten’, zei hij, ‘het is toch eigenlijk veiliger.’

Toen ze zich daarna in de slaapkamer ontkleedden, vroeg ze nog:

‘Wie meende je, dat hierheen kwam, toen je die duizeling kreeg?’

‘Och, onzin!’ zei hij geërgerd. ‘Het was een dwaze waan. Ik dacht aan iemand, die reeds lang geleden is gestorven en toen meende ik hem plotseling op het zandpad te zien. Dwaasheid! Zoo iets gebeurt een enkelen keer wel meer....’

‘Je overspant je te veel met die studies over al die geheimzinnigheden. Lodewijk! Je moet eens wat meer uitgaan. 't Is nu zoo heerlijk in de bosschen met dat zonnige weer.’

‘Ja - dat zal beter zijn’, zei hij, maar aan den toon, waarop hij sprak, kon zij wel hooren, dat hij niet in ernst aan een verandering in zijn levenswijze dacht.

Toen zij op bed lagen, viel mevrouw Winkelman spoedig in slaap, maar de dokter wentelde zich om en om zonder rust te kunnen vinden. Hij zag steeds weer het beeld, dat straks plotseling voor zijn oogen opdoemde toen hij door het raam van de bibliotheek naar buiten keek. Hij had het niet gezien op den zandweg, zooals hij zich had laten ontvallen, maar

[pagina 24]
[p. 24]

tusschen de dennenstammen op nog geen vijf meter van het raam: een witte gedaante met een baard; een man leek het, maar het moest een geest zijn geweest. Roerloos had de gedaante daar gestaan, en dat gelaat.... dat gelaat....

De overspannen man wentelde zich nogmaals om en kreunde zacht. Maar plotseling richtte hij zich op en luisterde scherp, met ingehouden adem. Het ledikant stond tegen den wand tegenover de deur naar de bibliotheek; achter dien wand liep de trap naar boven. Wat klonk daar voor een zonderling geluid?

Tip, tip, tip! ....

Het scheen of er iemand de trap opklom. Maar een mensch kon het niet zijn; minstens vier der treden kraakten luid als men er over liep. Wat hij hoorde, geleek niet op dat kraken, dat de dokter menigmaal gehoord had als Lena of Frans zich 's morgens vroeg naar beneden begaven.

Tip, tip, tip....

Het klonk als lichte voetstappen, als de tred van bloote voeten.

Tip, tip, tip....

Trap op, trap af scheen het te schuifelen, maar geen der treden kraakte. Wat licht wezen liep daar op en neer? De dokter zat met opgetrokken knieën in het ledikant. In de kamer vernam hij slechts het rappe tikken van een klein klokje op den schoorsteenmantel in den hoek bij het raam en de rustige, regelmatige ademhaling van zijn vrouw. Maar plotseling meende

[pagina 25]
[p. 25]

Winkelman, dat het in één der hoeken van de kamer lichter werd.... Hij sloeg de handen voor de oogen, want hij vreesde daar wéér de gestalte te zullen zien, het lange gelaat.... dien verwijtenden blik....

Tip, tip, tip....

Daar was het al wéér! Dat kon geen menschenstap zijn; zoo liepen slechts geesten over de trappen.... De groote klok in de huiskamer sloeg één uur; zwaar dreunde de slag door de nachtelijke stilte van het huis, en terstond daarop drong een ander huiveringwekkend geluid tot het oor van den angstig-luisterende door. Het kwam nu niet meer van de zijde van de trap, maar van den kant van de bibliotheek, uit den hoek waar het klokje tikte. Het leek een zacht kreunen, een kermen.... het had iets van een menschelijke stem, maar, zonderling, er viel niet met zekerheid aan te geven waar het geluid precies vandaan kwam. Uit den hoek bij den schoorsteen? uit de bibliotheek? .... maar het had er dan weer veel van, dat de zuchten en het kreunen langs de zoldering golfden.

De door angst gefolterde man beefde over al zijn leden. Wat moest dit beteekenen? Zou er dan tóch iets waar zijn van de beweerde spokerij op ‘Dennenoord’ en op den heuvel? .... Wéér begon het gekreun en toen klonk plotseling een lang gerekt gegil, overgaande in een schaterlach; geen menschelijke lach, maar een duivelsche, spottende lach. Het schaterde buiten het huis, gelijktijdig met een tikken in de kamer.

Het angstzweet parelde den dokter op het voor-

[pagina 26]
[p. 26]

hoofd: hij kón het niet langer verdragen, hij móest een ander geluid hooren, een menschelijke stem, en hij schudde zijn vrouw wakker.

‘Marie, Marie!’

Terwijl hij de woorden luid riep, vernam hij buiten nogmaals dien helschen, gillenden lach. De stem van een geest of van een waanzinnige?

De doktersvrouw schrok wakker en vroeg verward wat haar man deerde.

‘Hoor je dan niets? - een gillende stem daarbuiten, een kreunen en tikken daar in dien hoek, een gestommel op de trap!’

Zij luisterde, maar het bleef nu stil. Als het geesten geweest waren, dan was hun macht blijkbaar gebroken door den klank der luid gesproken woorden.

‘Je hebt zeker gedroomd,’ meende mevrouw Winkelman. ‘We hebben hier immers nog nooit iets ongewoons gehoord. Je verbeelding heeft je parten gespeeld, Lodewijk. - Kom, laten we maar weer gaan slapen!’

De rustige stem van zijn vrouw kalmeerde hem een weinig. Hij viel vermoeid achterover in zijn kussens. Kon het werkelijk slechts verbeelding zijn geweest? niets dan het werk van zijn overspannen fantasie?

De dokter luisterde nog langen tijd naar de nachtgeruchten in en om het huis, maar toen er niets ongewoons meer volgde, viel hij eindelijk in slaap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken