Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
Afbeelding van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh DavidToon afbeelding van titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.14 MB)

ebook (27.23 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

(1659)–Cornelis Boey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den XXXI. Psalm.



illustratie

 
'k Betrouw' op u, uyt ganscher krachten;
 
Soo lijd dan nimmermeer,
 
Dat ick 't my schaem',
[pagina 54]
[p. 54]


illustratie

 
O Heer.
 
Helpt my, dien ghy doet op u wachten;
 
Helptm' uyt, hoort mijn gebeden,
 
Door uw gerechtigheden.
 
 
 
2 Neyght haestelick tot my uw' ooren;
 
Red my ras uyt de pijn;
 
En wilt mijn rotz-steen zijn.
 
Weestm' een vast huys, een stercken tooren,
 
Die uwe handen bouden,
 
Om my langh te behouden.
 
 
 
3 Wiltm', als een rotz en burgh, versorgen;
 
Geleyt my voort ter eer'.
 
Doetm', om uw's naems wil, Heer,
 
Gaen uyt het net, voor my verborgen.
 
Want u houd' ick in waerde,
 
Die zijt mijn sterckt' op Aerde.
 
 
 
4 Ghy zijt mijn kracht. Mijn geest en leven
 
Beveel' ick in uw hand.
 
Ghy deed my onderstand;
 
Mijn ware God zijt ghy gebleven.
 
'k Haet die op dwaesheyd bouwen;
 
Op God sal ick betrouwen.

I. Pause.

 
5 'k Sal zijn verheught, en my verblijden,
 
In uwe gunst, en 't goed,
 
Dat ghy my heden doet,
 
Die my aenschouwt, in 't bitter lijden;
 
Mijn ziel, in swarigheden,
 
Gekent hebt hier beneden.
 
 
 
6 Om dat ghy my niet over-wonnen
 
En levert, tot mijn schand',
 
In mijn Vervolgers hand.
 
Mijn voeten, die we'er vast-staen konnen,
 
Doet ghy in ruymte treden,
 
En maken wijde schreden.
[pagina 55]
[p. 55]
 
7 Versterckt mijn bangh en anghstigh herte;
 
Zijt gunstigh, Heer, en siet,
 
Hoe dat my, van verdriet,
 
Van onverdragelicke smerte,
 
Mijn oogh is door-gebeten,
 
Mijn ziel en buyck gesleten.
 
 
 
8 Mijn droeffenis verteert mijn leven;
 
Mijn tijd is, in 't gesucht
 
Mijns herten, he'en gevlucht,
 
Om 't onrecht, dat ick heb bedreven,
 
Vervallen al mijn krachten;
 
Mijn beend'ren, die versmachten.

II. Pause.

 
9 Dewijl 't mijn Haters soo langh herden,
 
Ben ick, in desen staet,
 
Mijn Buyren, tot een smaed;
 
Mijn Vrienden, tot een schrick gewerden.
 
Al, dien ick ben verschenen,
 
Zijn vluchtende verdwenen.
 
 
 
10 Ick ben haer uyt het hert vergeten,
 
Gelijck als dood geschat;
 
Als een verdorven vat,
 
By veel', op my te seer gebeten.
 
Terwijl sy raed-slaen t'samen,
 
Voel' ick de vrees my pramen.
 
 
 
11 Om my t'ontzielen staens' en dencken.
 
Maer ick vertrouw, O Heer,
 
Op u, al meer en meer;
 
En segh, wie sal my konnen krencken?
 
Wie brengen my om 't leven?
 
Ghy zijt mijn God gebleven.
 
 
 
12 In uwe hand zijn mijne tijden.
 
Red my van 's Vyands maght;
 
En wilt my, door uw kracht,
 
Van mijn Vervolgers hand bevrijden.
 
Wilt my, van die my prangen,
 
Niet laten slaen noch vangen.
[pagina 56]
[p. 56]
 
13 Laet op uw knecht uw aenschijn lichten;
 
Laet my zijn los-geleyd,
 
Vyt goedertierentheyd.
 
Heer, doet my niet met schaemte swichten.
 
Want, in mijn droeve smerten,
 
Roep ick u aen van herten.

III. Pause.

 
14 Laet schaemte den Godloosen decken;
 
Ia, laetse tot haer straf,
 
Stil-swijgen in het graf.
 
Verstomt, die met den Vroomen gecken;
 
Hart spreken, en verachten
 
Die eer' en deughd betrachten.
 
 
 
15 Hoe groot is 't goed, by u verborgen,
 
Voor die u vreesd' en socht!
 
Dat ghy hebt uyt-gewrocht,
 
Voor die op u schoof al sijn sorgen;
 
Op u alleen vertrouwde,
 
Daer 't yder-een aen-schouwde!
 
 
 
16 Ghy berght hem diep in uw genade,
 
Ghy hoed hem, voor den trots
 
Des Mans, als op een rotz;
 
Als in een hut, slaet ghy hem gade;
 
Op dat hy niet besprongen
 
En sy van valsche tongen.
 
 
 
17 God zy gelooft, want wonderbaer'lick
 
Maeckt hy, die my geleyd,
 
Sijn goedertierentheyd;
 
En hy heeft my, die stond gevaer'lick,
 
Kloeck-moedigh voor-gereden,
 
Gebraght in vaste steden.
 
 
 
18 'k Seyd', in mijn haest, 'k ben af-gesneden
 
Van voor uw' oogen, Heer;
 
Dan, ghy houd my in eer'.
 
Ghy hoort de stem van mijn gebeden.
 
Mijn roepen en mijn smeecken
 
Kan uwen toorn verbreecken.
[pagina 57]
[p. 57]
 
19 Ghy, 's Heeren-Volck, en Gunstgenooten,
 
Bemint God, die behoud
 
Al wie op hem vertrout.
 
Hoogmoedige sal hy verstooten.
 
Verdraeght, hy sal u stercken;
 
Wilt maer in hope wercken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken