Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
Afbeelding van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh DavidToon afbeelding van titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.14 MB)

ebook (27.23 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

(1659)–Cornelis Boey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den CXXXIX. Psalm.



illustratie

 
Heer, ghy door-grond, ghy kent my, Heer,
 
Al stae ick op, al sitt' ick ne'er,
 
Ghy weet al wat ick doe en laet',
 
Ghy siet het al; ja, ghy verstaet,
 
Van verre weet ghy mijn gedachten,
 
O God van onbegrepe machten!
 
 
 
2 'k Sie my van u omsingelt staen,
 
't Zy dat ick liggen sal of gaen;
 
Mijn wegen, die zijt ghy gewent;
 
Mijn woorden zijn u al bekent;
 
Eer dat ick selfs begin te spreken,
 
Zijns' u geheel en al gebleken.
 
 
 
3 Ick stae beset van allen kant';
 
Op my hebt ghy gestelt uw hand.
 
Vw kennis is te wonderbaer;
 
Sy is my hoogh; en ick kan daer
 
Noch by noch aen; hoe 'k 't soeck te maken,
 
Vw wetenschap is niet te naken.
 
 
 
4 Waer soud' ick uwen Geest ontgaen?
 
Waer niet in uw gesichte staen?
 
Voer ick ten Hemel, daer zijt ghy;
 
En blijft al-even-na by my.
 
Soo ick my bedded' in der Hellen,
 
Siet, ghy weet u oock daer te stellen.
 
 
 
5 Nam ick des daeghraeds vleugels aen,
 
Wou 'k 't uyterste der Zee begaen,
[pagina 287]
[p. 287]
 
En woonen aen den laetsten strand,
 
Oock daer vervolghde my uw hand,
 
Vw rechter hand sou my geleyden,
 
My houden vast en ongescheyden.
 
 
 
6 Soo 'k sey, 'k sal immers my gewis
 
Bedecken in de duysternis,
 
Dan is de nacht om my een licht,
 
En niet verdonckert uw gesicht.
 
Voor u en was noyt licht ontluystert;
 
Geen duysternis, die u verduystert.
 
 
 
7 Mijn nieren hebt ghy in uw macht;
 
Ia, eer ick was in 't licht gebracht,
 
Hebt ghy, wiens hand sich verder streckt,
 
My in mijns Moeders buyck bedeckt.
 
Ick lov' u, om dat ghy het leven
 
My wonderbaerlick hebt gegeven.

Pause.

 
8 't Is wonder-werck al wat ghy doet,
 
En soo verstaet het mijn gemoed;
 
Bekent was u al mijn gebeent',
 
Eer dat ghy 't selfs my had verleent.
 
Ia, Heer, ghy had van my de sorgen,
 
Als ick gemaeckt ben in 't verborgen.
 
 
 
9 Doe ick in 't nederste der Aerd',
 
Als een borduyrsel ben vergaert,
 
Saeght ghy mijn rouwen klomp oock aen.
 
Dit all' heeft in uw boeck gestaen;
 
Ghy schreef 't daer in, en saeght de jaren,
 
Die nader-hand te komen waren.
 
 
 
10 Daerom, O God, hoe hoogh geacht,
 
Hoe kost'lick ist, wat ghy bedacht!
 
Hoe veel zijn uw verborgenthe'en!
 
Hoe groot haer tal! het sand der Zeen,
 
Is min, als sy; en eer te tellen,
 
Als uw gedachten voor-te-stellen.
 
 
 
11 Ontwaeck' ick 's morgens, noch zijt ghy,
 
Gansch onverscheydentlick by my.
[pagina 288]
[p. 288]
 
O God, dat ghy eens door uw macht,
 
Den Goddeloosen t'onder-bracht!
 
Bloed-storters, wijckt van my ter sijden;
 
Onschuldigh bloed brenght ghy in 't lijden.
 
 
 
12 Die u met laster tegen-gaen,
 
Vw Vyand doen verheven staen,
 
En soud' ick haer niet haten, Heer,
 
Die u soo haten en uw eer'?
 
Niet walgen van al die my quellen,
 
En tegens u haer selven stellen?
 
 
 
13 Ick haetse met volkomen haet,
 
Die my niet uyt het hert en gaet;
 
Tot Vyand zijn sy my te recht',
 
Als daer ick med' in oorlogh vecht'.
 
O God, die my geneest mijn smerte,
 
Door-grond my wel, en kent mijn herte.
 
 
 
14 Beproeft my, Heer, kent mijn gedacht,
 
En siet wat by my wert betracht.
 
Siet, of ick gae een wegh, die my,
 
Of yemand anders schad'lick zy;
 
En leyd my voorts op uwe wegen,
 
Daer 't eeuwigh heyl in is gelegen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken