Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
Afbeelding van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh DavidToon afbeelding van titelpagina van Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.14 MB)

ebook (27.23 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David

(1659)–Cornelis Boey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den CXLVII. Psalm.



illustratie

 
Looft God, dien 't goed is te psalm-singen;
[pagina 300]
[p. 300]


illustratie

 
Hy is het lieflickst' aller dingen.
 
Betaem'lick is de lof des Heeren,
 
Die ons bewaert en doet vermeeren.
 
God is Ierusalem genadert,
 
Hy bouwt zijn stad, en hy vergadert,
 
Hy houd sijn Israël in 't leven;
 
Dat was verstroyt en wech-gedreven.
 
 
 
2 Al den Gebrokenen van herten
 
Verbind en heelt hy in haer smerten;
 
Hy is Geneser, van haer wonden,
 
Die diep en ongenees'lick stonden.
 
Hy telt 't ontelbaer tal der sterren,
 
Daer in ons oogen haer verwerren.
 
Hy noemts' en roeptse by haer namen;
 
Gehoorsaem zijns' hem al-te-samen.
 
 
 
3 De Heer is groot en van veel krachten;
 
Hy over-treft all' ons gedachten;
 
Sijns wijsheyds en zijn geen getalen;
 
En sijn verstand en heeft geen palen;
 
Den Sacht-gemoeden houd hy staende,
 
Op haren wegh houd hyse gaende;
 
De Godloos', als van geender waerde,
 
Vernedert hy tot aen der Aerde.
 
 
 
4 Bedanckt den Heer voor alle dingen,
 
En wilt hem nu by beurten singen;
 
Singht psalmen onsen God ten prijse,
 
Op onser harpen beste wijse;
 
Hem, die den Hemel deckt met wolcken,
 
Sijn regen stort op Aerd' en Volcken,
 
Die 't gras doet op de bergen spruyten,
 
En vruchtbaer maeckt de dorre kluyten.
[pagina 301]
[p. 301]

Pause.

 
5 Die aen het Vee en jongen Raven,
 
Het voeder geeft, en weet te laven,
 
In haer geroep. Looft hem, wiens lusten
 
Niet staen in paerden toe-te-rusten;
 
Die niet en wil dat van haer krachten
 
De Mensch sijn heyl en hulp sal wachten.
 
Dien Mannen-beenen niet behagen,
 
Wanneermer sich wil grootsch op dragen.
 
 
 
6 De Heer, die heeft een wel-gevallen,
 
Aen die hem vreesen boven allen;
 
Die op sijn goedheyd haer vertrouwen,
 
Daer hopen op, en daer op bouwen.
 
Roemt, O Ierusalem, den Heere;
 
Roemt sijn naem, verheft zijn eere;
 
Loof uwen God, O Zion, boven
 
Al watter is en was te loven.
 
 
 
7 Hy weet uw wallen vast te sluyten,
 
En houdter uwen Vyand buyten;
 
Vw poorten grendelt hy van binnen;
 
En segent voorts uw Huys-gesinnen.
 
Hy stilt uw land, en geeft, in stede,
 
Van oorlogh, den gewensten vrede.
 
Die verder u noch begenadight,
 
En met het vet der tarw verzadight.
 
 
 
8 Die sijn bevel sent opter Aerde,
 
En doet het zijn van kracht en waerde.
 
Sijn woord loopt snel; 't is nauw gesproken,
 
Of 't Aerd-rijck siet sijn schood ontloken.
 
Hy geeft sneeuw als wolle vlocken,
 
Daer med' het veld wert over-trocken.
 
Hy weet den rijm als asch te stroyen,
 
En stuyvend' over 't land te goyen.
 
 
 
9 Hy werpt sijn ys en hagel-steenen,
 
Als stucken, door de weereld henen.
 
Wie sou bestaen voor sijne koude,
 
Als hyse strenger maecken soude?
[pagina 302]
[p. 302]
 
Hy send sijn woord en doets' ontlaten;
 
Den vorst en doy stelt hy de maten.
 
De wat'ren, die hy eerst deed binden,
 
Die vloeyen we'er door sijne winden.
 
 
 
10 Dat is een al-gemeynen segen,
 
Maer Iacob leert hy sijne wegen;
 
Aen Israël, sijn lieve knechten,
 
Maeckt hy bekent sijn woord en rechten.
 
Alsoo en deed hy aen geen Volcken,
 
Waer dats' oock woonen onder wolcken;
 
Dies kennen sy oock niet sijn wetten,
 
Die 't hem gelieft ons in-te-setten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken