Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Roomsche monarchy (1697)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Roomsche monarchy
Afbeelding van De Roomsche monarchyToon afbeelding van titelpagina van De Roomsche monarchy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.29 MB)

ebook (33.90 MB)

XML (1.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Roomsche monarchy

(1697)–Abraham Bogaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 172]
[p. 172]

XXXIII.
Kajus Julius Verus Maximus.

Maximus, van zijn vader Keizer Maximinus tot medeheerscher aangenoomen, is in 't 898 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 217 jaar na Christus geboorte te Rome gebooren.

Zijn Vader was Keizer Julius Maximinus Pius, hier voor beschreven. Zijn Moeder Julia Paulina; een deugdzaame vrouw, die van haar man gedood, en van den Raad om haar deugden onder de Goden gestelt is. Zijn verloofde Bruid, Junia Fadilla, de nicht van Antoninus; naderhand aan Toxotius, een Raadsheer uit dat zelve geslacht, getrouwt, die na hy Schout was, gesturven is: een man, die door zijn gedichten een onsterffelijken naam verkregen heeft. Deze zou hy getrouwt hebben, indien hy niet so schielijk vermoord was geworden. Kapitolinus. Merk vorder, dat deze van de Historieschrijvers altijd de jonge Maximinus genoemt word; des zal men de naam van Maximus nooit vinden dan op zijn penningen.

a. Alles wat aanmerkenswaardig geduurende zijn regeering met zijn vader is voorgevallen, heb ik in 't beschrijven van Keizer Maximinus getoont. Hy was zijn Vader in domheid, en hovaardigheid gelijk, en alhoewel Elius Sabinus, en andere schryvers zeggen, dat hy een der schoonste jongelingen zijns tijds geweest is; ja dat zijn afgekapte hooft, hoe besmeert, en vuil het was, een ongemeene schoonheid noch lang in 't aangezicht behield, toont echter de penningkundige Oudaan, dat zulks t'eenemaal van de schrijvers versiert is, die daar nevens ook gelooft, dat de groote onbezuistheid zijns vaders mede van de schrijvers verdicht is, en dat zy zich gestreelt hebben, met twee uit eenen bloede, zo ongelijk van hoedanigheden, te kunnen voortbrengen. Zijn leven nam op dien zelfden dag een einde, toen zijn vader voor de muuren van Aquileja door 't wanhoopig volk vermoord wierd; want zy riepen: men moet van een boozen aart zelfs geen hond laten leven. Dit geschiede dan, gelijk ik op 't voorgaande blad gezegt heb, in 't 238 jaar na Christus geboorte, na dat hy 21 jaaren geleeft, en ruim 3 jaaren met zijn vader geregeert had. Herodianus 8 B. 4 en 5 H. Kapitolinus in zijn leven.

b. Dit getuigt Valerius Maximus in zijn 3 B. 4 H. uit Livius en Dionisius; want hy zeit: De wieg van Tullus Hostilius is in een boerenhuis geweest: zijn jongheid is in 't vee te weiden versleeten: de kloeke jaaren hebben het Roomsche rijk geregeert, en de helft vermeerdert: zijn ouderdom, met uitnemende deugden verciert, heeft in den hoogsten trap van majesteit geglinstert.

c. Demosthenes, de uitsteekenste der Griekse Redenaars, was de zoon eens klingemakers te Atheenen, en leefde ten tijde van Filippus, Alexander den Grooten, en Antipater, Koningen van Macedonien, tegens welker dwinglandy hy de vrye staten van Griekenland, door zijn ongemeene welsprekendheid, opmaakte, trachtende met verbonden de zelve tegen te gaan; waarom hy veel moest lijden, en wierd eindelijk, na de dood van Alexander den Grooten, door de macht en aanhang van Antipater, uit Atheenen verdreven; en eene schuilplaats in den Tempel van Neptunus, op 't eiland Kalauria zoekende, door de uitgezondene van Antipater achterhaald; waarom hy zich zelven, om niet in den handen zijner vyanden te vallen, met vergif in den Tempel van Neptunus het leven benam: om welkers dood heel Griekenland, als gedachtig zijnde van zijn deugden, en wijsheid, bitter schreide. Zie Plutarchus in zijn leven.

d. Doorluchtig heeft ook de deugd en wakkerheid in Markus Tullius Cicero uitgeblonken, die, van geringe ouders geteeld, en te Arpienen, een klein veracht steedje van Italien, gebooren, door zijn deugden en welspreekentheid tot Burgermeester te Rome is verkooren; in welke regeering hy, door zijn goede voorzorg en kloekheid, de gruwelijke zamenzweeringe van Katilina en Cethegus ontdekt, gedempt, de belhamels gestraft, en de rust in Rome wederom hersteld heeft: waar na hem onder een algemeene toejuiching der Romeinen, den naam van Vader des Vaderlands gegeven wierd. Van zijn loffelijke daaden en geringe geboorte spreekt de schrandere Juvenalis, den snoevenden Adel beschrobbende, in zijn 8 schimpdicht aldus:

 
Hic novus Arpinas ignobilis, & modo Romae &c.

dat is:

 
Hy, die t'Arpienen was verachtelijk geteelt
 
Uit slechte boeren, word te Rome in 't end vereêld,
 
En die zijn afkomst kon berekenen, noch zoeken,
 
Rukt moedig voort, en stelt in Rome, op alle hoeken,
 
Soldaaten, om het volk, van vreeze in 't hart beknelt,
 
Te redden, en heeft zo hun eerste glans herstelt.
 
Dien boeren edelman, heeft in zijn staatsbestieren
 
Te Rome, dus meer lof, meer tijtels, meer lauwrieren,
 
Als ooit Augustus op Antonius behaalt
 
Of als hy immer heeft vol moed gezegepraalt.
 
Waarom, zo dra men zag de vryheid weêr herleven,
 
Ook Rome Cicero den tijtel heeft gegeven
 
Zelfs van 's Landsvader.

Een zijner Penningen, die niet wel te bekomen zijn, vertoont by my een Veldheer met een Overwinningbeeld op de hand, staande tusschen twe soldaten, getekent Victoria Augustorum, der Keizeren Verwinninge.

[pagina 173]
[p. 173]


illustratie

 
Wat had ge, o Maximus, een edlen naam genooten,
 
Zo gy, schoon uit het bloed van harders voortgesprooten,
 
De deugd omhelst had in 't bezitten van den a troon!
 
Wat schand was 't b Tullius, toen hy op 't hooft de kroon
 
Zag blinken, dat hy eer als herder 't vee ging weien?
 
Moest Grieken niet wel eer c Demosthenes beschreien,
 
Dien grooten redenaar, die voor haar vryheid dong,
 
Schoon hy het leven uit een slechten stam ontfong?
 
Wat maakte d Cicero toch edel als zijn daaden
 
En deugden? maar gy woud in 't bloed der Romers baaden,
 
Toen gy uw voet zette op den troon van 't machtig rijk,
 
En zijn uw vader heel in gruwelen gelijk.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken