Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wrakken (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wrakken
Afbeelding van WrakkenToon afbeelding van titelpagina van Wrakken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wrakken

(1938)–Emmanuel de Bom–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

X

Elly liep tot aan het station. Zooals altijd was het er zeer druk en zij baande zich met moeite een weg door de reizigers, de dagbladventers en boodschappers. Opeens ontsnapte haar een kreet. Daar aan de ingangspoort, de blinkende oogen op haar gericht, stond hij: de matroos. Zij had 's middags een briefje ontvangen, door een diender afgegeven, waarin hij haar verzocht te vier uur aan het station te komen. Zij was gegaan, vreezend, dat hij anders in haar huis zou durven komen, en nu moest zij die geschiedenis spoedig afdoen. Zij was geschrokken toen zij hem herkend had. Ja, hij was het wel, met zijn sulachtig voorkomen, wat magerder, maar nu zoo helder opgeknapt en geheel nuchter. Hij maakte op haar dadelijk een gunstigen indruk, ten minste wanneer zij dezen met dien van den laatsten avond, vóor hij naar 't gasthuis ging, vergeleek.

Hij bemerkte, dat zij hem ontwaard had en wilde met uitgestoken hand en lachenden mond op haar toetreden. Maar zij kwam hem voor en sprak haastig:

‘Ga spoedig in de wachtzaal - ik kom dadelijk!’

Eenigszins verbluft, draaide hij op zijn hielen en gehoorzaamde zonder nadenken.

Zij sleurde haar kind door de menigte en ging

[pagina 111]
[p. 111]

hijgend te midden van de straat uitkijken of Richard haar soms gevolgd had... Zij zag hem niet; zij liep nog eens de straat in om zich te vergewissen en begaf zich eindelijk in de wachtzaal.

De matroos zat vlak naast den ingang op de bank waar veel reizigers wachtten. Zij wenkte hem toe en stapte altijd haastig naar den donkersten hoek der zaal, achter een groote kachel, waar de binnenkomenden haar moeilijk konden bemerken.

Zij hief het kindje op de bank, zette er zich naast, en staarde William in het gelaat.

Het was haar of ze droomde. Was hij dan waarlijk nog in leven, liet hij niet af van haar, en was dit een teeken, dat zij hem volgen moest? Want zij was bijgeloovig, en elke toevallige gebeurtenis had voor haar een geheime beteekenis.

Breede bezag haar steeds glimlachend, als gehinderd door haar schoonheid, en met het gevoel van een knecht vóor zijn meesteres. Hij bleef staan, als wachtte hij op haar bevel om te gaan zitten. Zij was ook zoo fijn gekleed en hij voelde half, dat hij naast haar niet paste.

‘Zit toch neer, meneer... Breede’ zeide zij, in haar zelf glimlachend over den vreemden klank dier geheel nieuwe woorden.

Die ‘meneer’ stelde hem dadelijk op een onmeetbaren afstand; zij voelden het beiden. Hij geraakte echter meer op zijn gemak toen zij vroeg, met die stem, welke zij zoo buigzaam en vriendelijk

[pagina 112]
[p. 112]

kon maken:

‘'k Zie met genoegen dat ge hersteld zijt! Sedert wanneer zijt ge uit het gasthuis?

- ‘Sedert dezen morgen.’

Zijn eerste beweging was voor haar geweest!

- ‘En gij hebt mij niet vergeten, zie ik.’

- ‘Hebt gij mijn brief ontvangen?’ vroeg hij, niet overwegend, dat zij anders niet daar had kunnen zijn.

- ‘Ja, een man heeft hem gebracht.’

- ‘Zóo!’

Hij is toch héél dom, dacht zij. Maar hij was geheel in zijn schik, en, gansch onbelemmerd, zooals hij te voren nooit gesproken had, vertelde hij, dat hij geen oogenblik geleefd had zonder de gedachte aan haar; van al die dagen te midden dier zieke menschen, en de lange nachten...

Hij sprak zoo goed, zag er zoo redelijk uit, dat zij toch een zekere sympathie niet kon verbergen.

‘Ik ook heb aan u gedacht.’ Zij bloosde lichtkens bij die leugen.

Zijn oogen glansden op en het was of zijn eenvoudig stumperig gezicht erdoor verlicht werd.

‘Ik ben blij, dat we toch een dag bij elkaar zullen zijn... Ik meende u anders van avond ginds te komen opzoeken.’

- ‘Waar?’ vroeg zij met plotselingen angst.

- ‘In het café.’

- ‘Nooit tehuis, niet waar? nooit tehuis.’

[pagina 113]
[p. 113]

- ‘Vermits gij het verboden hebt... Maar laat ons hier niet blijven zitten, laat ons wat gaan eten?’

Zij kon niets verzinnen om zijn voorstel af te slaan, en dan zij wilde hem uithooren. Zij ging hem voor; op de straat liep zij altijd eenige stappen vooruit, opdat de menschen niet zouden gelooven, dat zij bij elkaar hoorden. Hij volgde haar, eenigszins onthutst door haar zenuwachtigheid. Zij bereikte een restauratie waar schier geen mensch kwam, die zij kende wijl zij er eenmaal met Richard was geweest.

‘Hier kunnen wij veilig praten’, sprak zij, toen zij gezeten waren.

Breede voelde zich goed geluimd. Hij had haar teruggevonden en schooner en meer verleidend nog dan hij haar in de lange dagen zijner ziekte gedroomd had.

Hij verzocht haar uit de spijskaart eenige gerechten te kiezen, wijl hij daar geen verstand van had, en weldra bracht de kellner - een jong teringachtig semietje - eenige dampende schotels met vleesch.

Het kind zat tusschen beiden.

‘Zóó, is dat het kindje?’ vroeg William.

Zij bespiedde hem uitvorschend terwijl hij die vraag stelde. En zij keek na hoe hij vriendelijk tegen het meisje sprak, haar blond kopke streelde met zijn eeltige hand; hij scheen haar heel goedhartig.

‘Straks koopen we iets in den bazaar voor u,

[pagina 114]
[p. 114]

hoor kleintje!’ lachte hij.

Het kind bekeek hem met verwonderde oogen, niets begrijpend aan dien vreemden man, en zag dan vragend op naar mama, die bezig was haar het vleesch in stukjes voor te snijden.

‘Bedank meneer, liefke, ge krijgt speelgoed van meneer’, zei ze. Toen begon het meisje te lachen, alsof zij op de toestemming van haar moeder gewacht had.

De matroos bestelde wijn. Hij was uiterst royaal, had, als al de zeelieden aan wal, niet het geringste begrip van geld. Zij moest het voor hem natellen, om te beletten, dat de kellner hem bedroog.

Hij at met veel appetijt, als een uitgehongerde; hij scheen oprecht gelukkig en dat hinderde volstrekt zijn eetlust niet. Hij stak het vleesch met groote brokken in zijn mond en at met zulke gulzigheid, dat hij eenige malen moest slikken vooraleer te kunnen antwoorden.

Zij ging zijn handelingen na en vermoedde dat hij een grove goede natuur was, en alleen te vreezen wanneer hij gedronken had. Daarom zag zij met ontrusting, dat hij volstrekt een nieuwe flesch wijn wilde bestellen.

‘Voor mij niet, voor mij niet! Waarom zooveel geld verspillen?’ Innerlijk moest zij glimlachen bij een dwaze gedachte die door haar hoofd wipte: een nieuwe eigenschap die in haar aan 't licht kwam: de huishoudster!

[pagina 115]
[p. 115]

- ‘Och, ik heb geen verstand van geld... En juist daarom zou ik u iets willen vragen...’

Hij haalde een handvol vijffrankstukken te voorschijn en lei ze vóór haar op tafel.

‘Bewaar dat voor mij - of liever, aanvaard het als een geschenk - doe er meê wat ge wilt.’

Hij vond geen beter middel om zijn genegenheid uit te drukken. Zij kleurde, stootte het geld weg en zei, dat ze dat niet wilde... zij kon geen geld aannemen...

Hij bleef aandringen en weigerde halsstarrig het weder op te nemen.

‘Ik wil niet’, bevestigde zij.

- ‘Ik ook niet - het is voor u.’

Hij dronk zijn glas uit, en zweeg.

De kellner in de verte, met een gezicht als een roofvogel, tuurde schamper glimlachend op het spelletje. Elly bemerkte het, zij werd boos, raapte het geld bijeen en stak het hem in den zak.

De flesch wijn werd besteld en Breede werd meer en meer gemeenzaam. Hij voelde, dat zij nu dichter tot elkaar stonden dan ooit te voren.

‘Nu’, zei hij eindelijk, den roemer omhoog heffend, ‘drink ik op ons geluk, Elly.’

Zij moest klinken, en ook het kind moest eens proeven.

‘Morgen avond te zes uur vertrek ik naar Kopenhagen - mijn schip is tegen verwachting nog niet vertrokken - en als gij mij niet belogen hebt...’

[pagina 116]
[p. 116]

Zij hoorde in zijn woorden een geheimzinnige dreiging die haar met schrik vervulde.

‘Als ge me trouw wilt blijven’, ging hij voort, nadruk leggende op de woorden, ‘dan kom ik u binnen drie maanden halen - en we zullen ginds trouwen...’

Zij bekeek hem aandachtig. Hij meende het ernstig. Het was een beslissend oogenblik in haar leven. Hij was goed en zou alles doen wat zij wilde. Al dat andere moest toch eenmaal eindigen... Waarom zou zij hem afstooten? En indien zij nu neen zegde, zij was reeds zoover gegaan met hem... die zeelieden zijn niet te vertrouwen wanneer zij in woede geraken...

Hij stak haar zijn glas toe en zij moest weer klinken.

‘Glück auf!’ riep hij.

- ‘Prosit!’ antwoordde zij stillekens.

Hij ontstak een sigaar, snoof breed op, als triomfeerend, en drukte de lust uit wat te wandelen. Zij gaf voor dat zij naar huis moest, maar hij wilde haar niet loslaten. Zij gingen voorbij den circus waar reeds volk begon binnen te gaan.

Het kindje drensde:

‘Mama, gaan we nu niet naar den circus?’

- ‘'t Is waar’, viel hij in, ‘dàt konden we doen... kom, ik haal kaarten... ik zie dat spel zoo gaarne...’

Zij was geheel verloren, haar hoofd duizelde.

[pagina 117]
[p. 117]

Wat te doen? Zij zou hem niet kwijt geraken, en, ging zij naar huis, zij zou op Richard loopen. Opeens keerde zij zich om - in de verte ontwaarde zij hem! Met haastige stappen zag zij hem gaan, in de richting van de straat waar zij woonde.

‘Spoedig, spoedig!’ riep zij bevend.

Zij trok het kind bij den arm, zij ging den circus binnen - en, in een soezerig gevoel van verlorenheid, wachtte zij de gebeurtenissen af die komen zouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken