Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zangen van hoop (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zangen van hoop
Afbeelding van Zangen van hoopToon afbeelding van titelpagina van Zangen van hoop

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.35 MB)

Scans (4.96 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zangen van hoop

(1919)–S. Bonn–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

Ode aan mijn Zoon

 
Nu gij mij aanziet
 
en ik kus u
 
op 't roode roode mondje.
 
 
 
Nu gij mij aanziet
 
en ik uw oogjes zie
 
uw oogjes als twee
 
knikkerkens van licht,
 
twee groote zwarte steenen
 
glad en bol geslepen
 
goud-email beleid,
 
twee gouden stralensterren
 
drijvend op zwarten hemel,
 
die als fluweel is.
 
 
 
Nu gij mij aanziet
 
en ik kus u
 
en gij kust mij
 
en 'k voel uw warmen adem
 
op mijn lippen,
 
voel ik dat ik u liefheb
 
dat ik u liefheb
 
liever dan mijzelf.
 
 
 
Zooals een perelaar een vrucht
 
- hij heeft er duizenden en telt
 
er geen -
 
zoo heb ik u gedragen
 
in mijn hoofd,
 
'n luttel vruchtje
 
ongeteld en ongezien;
 
en als de sterren door 't heelal
 
zoo zijt gij door mijn leden
 
heengegaan
 
en 'k wist het niet!
[pagina 53]
[p. 53]
 
Toen heb ik u gedragen
 
in mijn lenden
 
met velen
 
zooals een groote weide
 
voorjaars eitjes draagt
 
en weet het niet.
 
 
 
Toen heb ik u geplant
 
- 'n gouden zonne was om mij -
 
zooals 'n tuinder zomers leliestekje
 
heel klein, onnoozel klein
 
en tot een lelie, bloeiend, werdt gij
 
voor mijn oogen.
 
 
 
Daar is de schoot van haar
 
die u gedragen heeft
 
als een juweel in zacht-
 
bekleede doos, door maanden;
 
gevoed zooals een berg-
 
stroom beek voedt
 
altijd gevend de hooge snelle
 
strooming van haar bloed.
 
 
 
Daar is de ziel waar gij
 
altijd in hebt geschenen
 
als in 'n spiegel, beeld,
 
en het verheugen en de teederheid
 
glansden erin;
 
lichtstralende facetten.
 
 
 
Menschen en Moederzielen
 
gaan en komen
 
en als uw laatste adem is gegaan
 
zult gij bij 't zweven opwaarts
 
in de Aloneindigheid
 
- die licht en goud en blauw -
 
'n wolkje zien van verre
 
naar u stralen.
[pagina 54]
[p. 54]
 
Dat zal uw Moeder zijn
 
die op u heeft gewacht
 
en zich vereenen gaat
 
met ziel die van haar ziel was.
 
 
 
Dan zal een hooge wind
 
u nederwaaien
 
en op een aarde waar weer
 
menschen zijn,
 
zult gij de grassen zien
 
die u eens voedden,
 
zult gij gewassen zien
 
u zoo bekend;
 
en waar men een gebeente
 
met een naamsteen dekte
 
ziet gij de bloemen
 
en de gouden torren.
 
 
 
Dan zal een kindje weer
 
geboren worden:
 
en gij, uw moeder en wij allen
 
die, als een veertje zwevend
 
in zonnewind,
 
rondgaan als op vleuglen
 
door 't heelal
 
zullen het krijten wachten
 
en leven gaan in 't weeke lijfje
 
zooals 'n goudvisch
 
in een zandspelonkje
 
tijdlijk en veilig.
 
 
 
Daar zal een boom worden
 
en een bloem:
 
een koe zal krijten
 
en het kalf zal komen:
 
wij zijn er, geven 't jonge vaars
 
geluid,
[pagina 55]
[p. 55]
 
en doen 't boomzaadje
 
tot een ceder zwellen.
 
 
 
Wij zijn er niet,
 
d'oneindge ruimte is er,
 
wij zijn er niet,
 
het eeuwig leven is er:
 
worden gewenteld, wentlen,
 
zooals 'n stofje
 
in een wervelstorm
 
zooals 'n ster
 
in den eindeloozen hemel.
 
Als kleine lichtjes, zweven
 
menschenzielen
 
worden gedoofd en laaien weder op
 
in iets! in niets!
 
 
 
Zonnen en heemlen
 
menschen en dieren
 
vogels en visschen
 
bloemen en planten
 
bloeien en leven eeuwig.
 
 
 
Nu gij mij aanziet
 
en ik kus u
 
en gij, gij kust mij weder,
 
voel ik uw warmen adem
 
op mijn lippen
 
voel ik
 
dat ik u liefheb
 
liever dan mijzelf.
 
 
 
Mijn vader en mijn moeder
 
leeft in u.
 
U zelf en zij die was en is
 
en al wat komen zal
 
oneindig
 
en heel de machtge wereld.
[pagina 56]
[p. 56]
 
Want elken adem
 
geeft u het heelal
 
zijn dronk,
 
wordt gij wonderlijk gemaakt, vermaakt,
 
en wacht nieuw leven
 
in en om en van u:
 
gelijk een zaaier koren
 
gelijk een mensch die God
 
en niets is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken