Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloesemtak (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloesemtak
Afbeelding van BloesemtakToon afbeelding van titelpagina van Bloesemtak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.86 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloesemtak

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Leo en Conrad

In Conrad's woning verscheen Leo als de vriendin van zijn vrouw. Ze kwam er niet vaak, ook al verkeerde ze in Haagse kringen even druk als in die van de hoofdstad. Maar Conrad wist dat zijn vrouw haar niet recht mocht lijden. En het was eigenaardig, doch in zijn huis stond Leo hem veel minder aan dan in Amsterdam. Het lag aan hemzelf. Hij zag niet in dat hij Leo in het Haagse huis een soort indringster vond. In haar eigen woning, dacht hij, bleef ze zichzelf, althans tegenover hem. Maar daar staken dan ook de stormen op waaraan de omgang tussen deze twee steeds rijker werd.

Na het vertrek van Aurora besloot Leo het hele voorval aan Conrad te vertellen, bij diens eerste bezoek. Dat deed ze ook een paar dagen later. Het was een samenstel van motieven dat haar hiertoe bewoog: vertoon van durf aan haar eigen kant, bewijs van kwetsbaarheid bij de tegenstandster, zucht om haar geliefde te kwellen in degeen die hij zo hoog - God mocht weten waarom - vereerde.

Zij kwamen dan ook die avond niet eens tot een gezamenlijke

[pagina 143]
[p. 143]

kop tee, en evenmin was er sprake van bekoorlijk wimperen, want Leo begon onmiddellijk over het voorgevallene, niet aarzelend en aanhalig, maar hard, koud, brutaal, vinnig.

Toen ze van het eerste deel van haar lastercampagne verslag had gegeven kon hij zich niet meer inhouden en sprong op.

- Maar schepsel, wat heeft je bezield? Zie je dan niet in... ik laat nu nog daar hoe vulgair en abject zoiets is... maar is het dan geen ogenblik bij je opgekomen dat je met vuur hebt gespeeld, dat zoiets ontzettend gevaarlijk is, juist voor jezelf?

- Gevaarlijk? Waarom zou het gevaarlijk zijn? Mag ik niet aan mijn vriendinnen vertellen dat die dochter van haar te vroeg is gekomen? Maar begin alsjeblieft met te gaan zitten.

- Ik zal staan als ik daar zin in heb. Maar weet je wel dat wat jij gedaan hebt, dat dat lasteren is, en dat daar straf op staat?

- Jawel, jawel, dat heb ik al meer moeten horen. Maar ik geloof er niets van. Ik hoef toch niet iemand die ik niet kan uitstaan tegen iedereen op te hemelen? Ja, als ik het tegen haarzelf gezegd had, dàn was het wat anders geweest. Maar zo... geen sterveling kan me wat maken.

Hij kon vloeken over zulk een geraaskal. Hij hield zich in en vroeg:

- Verder, verder. Hoe is het afgelopen? Is het nu uit? Heb je je excuus gemaakt?

- Dan zal je eerst weer gaan zitten. En anders zwijg ik.

Hij wist wel, hij had dadelijk gemerkt dat ze in een ruzieënde stemming was. Ze vergaf hem niet, nooit, zijn omgang met Aurora, en ze had behoefte hem weer eens te sarren. In Godsnaam, hij moest de rest weten. Hij zette zich, hij zat gebogen, de armen slap steunend op zijn knieën, nors kijkend naar de kachel. Hij kreeg het vervolg te horen. Hij voelde dat Leo niets verzweeg, en voor het ogenblik was hij meer verbaasd dan vertoornd. Want hij had gedacht dat het vervolg de ontknoping

[pagina 144]
[p. 144]

zou inhouden, en nu bleek het integendeel een meer geraffineerde variant op de oliedomme aanvankelijke leugen.

- Toe maar, nòg erger, was zijn enkel commentaar.

- Nu, en toen is ze het aan gaan geven, en toen moest ik bij een advocaat komen.

- Goddank. Eindelijk.

- Ja, ik wist het wel, je neemt dat vermoorde onschuldje in bescherming. Zeg maar gerust Goddank, boy. Maar dan vergis je je toch lelijk. Er is niets van terecht gekomen, van die hele aanklacht, niets, niets, niets.

Hij keek op en las de triomf in haar ogen.

- Die advocaat heeft me een stuk laten schrijven, onder pressie dat er anders werk van werd gemaakt. Ik moest schrijven dat ik alles terug nam wat ik verteld had. Wat kan je in zo'n geval anders dan tekenen, met de fraaie metoden die die heren er op na houden? Goed, ik heb dat stuk geschreven. Maar ik was niet de domkop, die advocaat was het. Want weet je wat er gebeurde? Ze komt bij me, zij, ze gooit dat stuk op tafel, en zegt ‘daar!’ Ze mag dan geen hoogvlieger zijn, ze had toch meer verstand dan haar eigen advocaat. Ze zag wel in dat ze met dat stuk toch niets tegen me beginnen kon. Dat hele gevalletje ging de doofpot in. O zo. Hij stond weer op, hij liep naar de deur en die toegang gaven tot een streepje achtertuin.

- Had ik daarnet gelijk, of niet? hoorde hij de stem achter zich. Ja, als ik het tegen haarzelf gezegd had, dan was ik er bij geweest, en gloeiend ook. Maar nu stond ze machteloos.

Hij bleef zwijgen, de rug naar haar toe. Hij durfde zich niet omkeren, bang voor zijn eigen woede. Dit was teveel. Wat een warhoofd, maar ook, wat een venijn, wat een geslepenheid. En toen dacht hij aan Aurora, zijn enige werkelijke vriendin, en zag opeens dat die band verbroken was. Hij had haar in een paar weken niet bezocht, en nu zou hij haar nooit meer bezoeken. Hij

[pagina 145]
[p. 145]

durfde niet. Het kon niet meer na wat er gepasseerd was. Die vrouw achter hem stond vóór Aurora, als een hindernis. En hijzelf was per slot de oorzaak van de krankzinnige jaloezie van die vrouw achter hem. Hij mocht de onschuldige oorzaak zijn, niettemin was door zijn toedoen dit alles over Aurora gekomen. Het was aangevangen met dat Album Amicorum, - maar in de kiem reeds eerder aanwezig, toen Leo merkte dat hij op Aurora gesteld was. Hij durfde haar niet meer in de ogen te zien, hij zou zich doodschamen. De oude verhouding van vertrouwelijkheid liet zich niet meer redresseren, hij zou, juist in haar tegenwoordigheid, nimmer kunnen vergeten wat hij haar had aangedaan. Hij zou zich eeuwig tegenover haar blijven schamen dat hij zich met iemand als die vrouw achter hem had kunnen afgeven, zelfs al zou hij nu, op dit ogenblik, alle omgang verbreken. Hij stond zoveel lager dan Aurora, hij kon haar grootmoedigheid nauwelijks begrijpen, hij was er bijna van geschrokken. En daar doorheen voelde hij dat het toch ook allerminst eenvoudig was met Leo te breken. Hij was bang voor haar. Hij, met zijn briljante staat van dienst, was laf. Goed beschouwd was hij bang zowel voor Aurora als voor Leo.

- Sta je ook zo bij je admiraal? klonk de stem met goedkope spot. Keer je eens om.

Hij bleef gelijk hij stond.

- Zeg, geef eens antwoord. Ik ben je vrouw niet.

De stem klonk scherper, kwaad. Leo voelde dat hij dacht aan Aurora. Ze had hem woedend gewenst, niet beheerst. Ze was teleurgesteld. Ze vond zijn houding, zijn zwijgen onmannelijk, want ze ried iets van zijn vrees.

- Ik weet heel goed wat er in je omgaat, vervolgde de stem. Je had het graag anders gewild, hè? Zij triomferen en ik de overwonnene. Ga maar naar haar toe. Ga haar maar troosten. Je hebt mijn permissie.

[pagina 146]
[p. 146]

Indien hij nog getwijfeld had aan de juistheid van haar verhaal - de feiten, niet de uitlegging, maar de naakte feiten; hij twijfelde echter geen ogenblik -, dan had hij in deze laatste woorden het bewijs dat ze de waarheid sprak. Hij wendde zich thans voor het eerst weer tot haar.

- Je bent een serpent, zei hij, een serpent; ik weet er geen andere woorden voor (deze krasse term scheen haar even te amuseren). Maar ik ga niet naar Aurora toe. Dat is afgelopen, en daar heb jij het op aangelegd.

Dit gezichtspunt was nieuw voor Leo, doch ze zou zich er wel voor wachten hem haar gevoel van overwinning te laten blijken.

- Doe me een plezier, zei ze, ik wil die naam nooit meer horen.

Ze had gezegevierd, en toch was ze ontevreden. Het beviel haar niet. Hij zag er oud uit, grauw.

Midden in zijn verslagenheid, zijn ellende, voelde hij het opwellen van toorn. Voor het eerst weer toonde hij iets van kracht.

- Ik zal ‘Aurora’ zeggen zo dikwijls als ik dat wil. Maar één ding. Als het tussen haar en mij uit is, dan is het nu ook uit tussen haar en jou. Je begint dat spelletje niet weer, begrepen?

- Ik? Ben je dwaas? Ik zal me nog eens in zo'n wespennest steken! Merci. Maar daarom heb jij nog niet te commanderen. Ik ben je vrouw niet, dat zeg ik je nog eens.

Toen greep hij de gelegenheid aan om wraak te nemen. Het was te mooi. Hij lachte verachtelijk.

- Neen, je bent mijn vrouw inderdaad niet, en als ik ongetrouwd was geweest dan zou je nog niet mijn vrouw zijn geworden. Ik trouw uit principe niet in een gekleurde familie.

Het was ontstellend grof, en toch deed het hem plezier haar nu op zijn beurt te hebben getroffen. Hij had haar geraakt in haar gevoeligste plek. Haar lichte ogen werden vreemd donker; ze schenen te zwellen. Ze trok wit en smal weg. Hij ging zonder meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken