Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloesemtak (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloesemtak
Afbeelding van BloesemtakToon afbeelding van titelpagina van Bloesemtak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.86 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloesemtak

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Duisternis

Zij was gestorven aan een hersenbloeding. Deze uitspraak van de dokter werd begrepen door Iris Arnolf, toen hij haar herhaalde bij zijn tweede bezoek. De anderen waren nog te verbijsterd om meer te vatten dan het feit van de dood, en zelfs dit drong nog niet in volle omvang door. De dokter kwam in hoofdzaak terug uit bezorgdheid over de toestand van de man, en was blij toen ook de schoonzuster te treffen en te vernemen dat zij zich voorlopig met het huishouden zou belasten. Op de gang spraken zij even afgezonderd.

Zij vroeg hem of het kon samenhangen met de val, toentertijd, van Aurora, en later de klap op het hoofd, maar hij verklaarde dit niet te weten zonder Röntgen-onderzoek of sectie, wat thans geen zin meer had. Wel was zoiets niet geheel onwaarschijnlijk, al had hij Aurora na haar aanrijding normaal bevonden. Verder ging hij niet dan met een zekere stelligheid te gewagen van een breuk in een hersenslagader. Kon het zijn - dacht hij, zonder dit uit te spreken - dat een beensplinter op den duur een arterie had geperforeerd? Het leek hem niet ongerijmd, maar het aantal doodsoorzaken was legio, en de dood even gevarieerd als het leven zelf. Dat Aurora had gebloed uit het oor, uit één

[pagina 220]
[p. 220]

oor, kon een aanwijzing vormen. Toch, bij de ontijdige dood van deze vrouw dacht hij - want hij was een man op gevorderde leeftijd en hij hing niet meer krampachtig aan de positiviteiten, - dacht hij: de mens torst heel dat loodzware wereldraadsel in zichzelf. Daarom begaf hij zich niet in détails en noemde als waarschijnlijke doodsoorzaak een apoplexie.

Maar Iris ried ten dele wat er in hem omging. Het was of zij iets zag van een inwendige beschadiging, van een dreiging die daar naalddun haar weg had gezocht; haar lippen werden wit, en ze zei:

- Als er hier soms later naar meer mocht worden gevraagd, zeg dan alstublieft...

Ze haperde. Hij keek haar even onderzoekend aan; toen knikte hij geruststellend; hij had haar begrepen: geen bizonderheden, geen verdere gissingen.

Van Marle had inmiddels in een volkomen schemertoestand de eerste noodzakelijke maatregelen genomen. Hij zou nooit weten hoe hij zijn kinderen had ingelicht, zijn dokter gewaarschuwd, om Iris getelegrafeerd, zijn kantoor gesloten, - dat alles in die eigen nacht en ochtend. Het was bij hem per slot nog volstrekter geweest dan een schemerstoestand. Hij had gearbeid met het onfeilbare van een electronische rekenmachine: zij krijgt een opgaaf, weet niet wat of van wie, en het resultaat ligt daar.

Iris Arnolf was ongehuwd, verscheiden jaren ouder dan haar zuster, en woonde met haar vader in het huis op de Leidse Hooigracht, het oude diepe huis dat na haar moeders dood nog twee families herbergde, omdat de gewezen hoogleraar zijn woning moeilijk kon verlaten en toch de middelen was gaan missen haar alleen voor zich te houden.

Reeds toen zij kinderen waren had Iris geleefd in de schaduw der briljante zuster, zoals mevrouw Arnolf in die van haar geleerde echtgenoot. In dit dorre onaantrekkelijke meisje stak meer dan

[pagina 221]
[p. 221]

men vermoeden zou, maar het had zich nooit kunnen ontwikkelen. Aldus werd haar leven een van die gezinstragedies waarvan de vrouw eerder dan de man de hoofdfiguur is, en die zij zo uitnemend weet te verbergen. Als toegift op het missen van kansen kwam in het geval van dit meisje nog een slecht passende poëtische naam. Er waren niet velen die inzagen dat dit voor de draagster een extra last beduidde; wel werd er in de Leidse kringen met enige humor op gewezen dat deze schone roepnamen eerder dan bij de kinderen van een hoogleraar in het staatsrecht pasten bij die van een hoogleraar in de meteorologie: Iris-regenboog; Aurora-morgenrood.

Na haar huwelijk tot zekere afstand gekomen had Aurora wel begrepen dat wat zij in het ouderlijk huis had aanvaard als vanzelfsprekend eigenlijk een misstand was, - maar toen was de positie van Iris reeds muurvast geconsolideerd, en ook kon zij, Aurora, niets meer pogen zonder gevaar van wonden slaan. Ten slotte ging zij geheel in haar gezin op.

Maar nu was Iris een ware uitkomst in de nood. Zij nam alles van haar zwager over. Hij kon trouwens opeens niet meer; het was de vraag of hij haar herkende, maar hij was afgewonden, en verviel in een versuffing waaraan zijn lichaam niet deelnam; het dwaalde doelloos door het huis. Dit verontrustte Iris veel meer dan de toestand van de kinderen. Omtrent Aletta had zij al gauw heel geen zorg; zij huilde telkens en telkens weer, maar het was duidelijk dat dit verlichting gaf; het was een gezond huilen. Van Edwin voelde zij zich minder zeker; de jongen zag spierwit, zonder tranen, en toch, hij bleef bij haar, hij liet zelfs toe dat ze hem even tegen zich aannam. Ook hij, op zijn wijze, leek gelijk Aletta bij haar de normale steun van een medemens te zoeken, nu zij die bij de vader niet vonden.

De werkelijke zorg gaf Van Marle. Hij hoorde niet wanneer er tegen hem gesproken werd, slofte rond, ging zitten, slofte weer

[pagina 222]
[p. 222]

rond, viel opnieuw neer. De enige die hij werkelijk zag was de dokter bij diens tweede bezoek, maar dat kon hij niet verdragen, en de arts ging weer heen en sprak toen nog even met Iris op de gang. Raad kon hij haar echter niet geven.

Iris bedwong met de grootste zelfopoffering haar eigen verdriet, en bleef rustig en zakelijk. Ze kende de wens van haar zuster, die ook haar eigene was en die van haar vader, bij al wat met het overlijden samenhing. Niemand van de nabestaanden, ook niet het gezin, zou Aurora meer zien, de dood werd geheim gehouden, het doodsbericht verscheen eerst na de ter aarde bestelling. Haar vader, een stokoud man, kwam op de dag der begrafenis over, per auto die hem dadelijk daarna zou terugbrengen, want een treinreis zonder geleide ging niet meer voor hem aan. Zo liepen zij vijven achter de lijkbaar naar het open graf, Van Marle, nog steeds verdwaasd, tussen de kinderen die hem als een blindeman elk bij een hand hadden gevat, gevolgd door Iris en de trantelende oude heer.

Daar de medebewoners van het Leidse huis hadden beloofd voor professor Arnolf te zullen zorgen kon Iris een hele maand bij haar zwager blijven, ten einde het gezin weer op gang te helpen. En dit deed ze met de voortvarendheid van een geboren huisvrouw, daarbij gesteund door Aletta, die uit haar verdriet gerijpt te voorschijn gekomen was.

Iris trof het met haar keuze van een hulp die in dit moederloze gezin tevens leiding zou moeten geven. Het was een volksvrouw, genaamd Marie Kroon, gescheiden, afkomstig uit de Jordaan. Zij bleek van het beste Jordaanse slag. Zij zou iedere vestiging op meer dan een steenworp afstands van haar wijk hebben afgeslagen, maar zij kon gelukkig van hier in de schuinte een blik werpen op haar geliefde buurt, tussen een paar bouwblokken door, en zij deed het met mate. Zij bracht ook de volkshumor mee, en bezat met al haar eigengereidheden een pracht van een karakter,

[pagina 223]
[p. 223]

zodat Iris de man die zulk een vrouw had kunnen verlaten bij zichzelf een ellendeling noemde. Marie Kroon sprak echter nooit over haar huwelijk, wel rijkelijk veel over de Jordaan en dan onveranderlijk van het standpunt der onaantastbaarheid. Na een maand moest Iris ter wille van haar vader vertrekken. De nieuwe kracht was trouwens ingewerkt. Iris bleef verontrust over haar zwager die geleidelijk ontwaakte uit zijn versuffing, maar wiens algehele toestand niet verbeterde. Zij stond hier machteloos. Van Marle had iets over zich dat haar ervan weerhield in zijn tegenwoordigheid zelfs maar de naam Aurora uit te spreken. Geheel vrij van zorg over Edwin was ze ook niet. Met hem sprak ze wel eens over zijn moeder, maar hij gaf weinig antwoord. Hij moest dit verlies zelf verwerken, en dat hij dit ook wilde bleek uit het feit dat hij niet ziek werd. Het was precies als toenmaals, met Aurora's aanrijding. Ook toen hield hij, bij wie anders ongewone emotie dadelijk fysieke gevolgen had, zich op. Hij leek haar een man in wording. En de grote stevige Aletta was heel aardig, zonder air van bescherming, tegen de klein blijvende, teer uitziende broer.

Bij haar heengaan drukte Iris Marie Kroon nog op het hart vooral des nachts op Edwin te letten, omdat hij slecht sliep. En het kostelijke vrouwmens gaf ten antwoord:

- Maak je maar geen ogenblik kopzorg, juffrouw Iris. Als de jongen wat zou willen, ik ben vlakbij. En ik heb een paar oren! Als Onze lieve Heer zogezegd daarboven een plasje in de po zou doen, dan hoor ik het nòg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken