Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloesemtak (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloesemtak
Afbeelding van BloesemtakToon afbeelding van titelpagina van Bloesemtak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.86 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloesemtak

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 213]
[p. 213]

III
...Tegen avondrood

[pagina 215]
[p. 215]

De hand

Zij waren aanvang Maart verhuisd, en thans, in Mei, begon Aurora in enkele weken verrassend op te bloeien. Het jongste verleden met zijn stormen was om haar weggevallen; alleen de oude woning rees nog wel eens bij haar op, in volle bekoring, zonder herinnering aan wat haar daar was wedervaren aan onaangenaams, anderzijds ook zonder hartzeer. Ze was per slot hier volmaakt tevreden, en had met het oude perceel ook alle oude bekommering afgeschud. Van Max Nathans of Conrad Termunten hoorde of zag ze niets meer, Leo ontmoette ze evenmin ergens, en slechts was er nog die dunne draad van het telefoonsein, in de avond, dat zij of Van Marle beantwoordden en waarop de repliek uitbleef. Het werd nochtans zeldzamer en stoorde haar vrede niet. Wat haar hier weldadig aandeed was vooral de rust. Zij, met haar impulsieve, soms onstuimige natuur, had behoefte aan rust.

Aurora verjeugdigde in enkele weken opvallend. Ze had wat bleek gezien, ze kreeg nu weer een blos, en haar blos werd meisjesachtig. Haar kennissen complimenteerden haar, Aletta, altijd trots op haar moeder, was verrukt, en slechts Van Marle voelde zich bezorgd. Hij begreep dat zelf niet, hij had het dus allerminst onder woorden kunnen brengen, maar intuïtief ried hij in dit verschijnsel de voorbode van het afscheid. Het waren de tekenen die zo vaak geschreven worden en zo zelden begrepen, omdat er een heel scherp oog en een opperste waakzaamheid voor nodig is, dan wel een volkomen binding, om ze te verstaan, - en dan nog is vergissing mogelijk. Het was voor Van

[pagina 216]
[p. 216]

Marle een intuïtie die hij niet durfde doordenken, niet kon. Het was ook op zichzelf absurd en bovendien in strijd met zijn axioma dat Aurora onkwetsbaar was. Hij geloofde eerder dat de ondervonden vijandelijkheden een stempel, een somberheid op hemzelf hadden gedrukt. Zoiets van zijn vrouw te denken was de hemel verzoeken. En opeens zag hij in hoe dwaas zijn angst was. Heel veel jaren geleden had Aurora drie foto's doen maken, voor hem en de kinderen. Het was geweest na de geboorte van Edwin. En toen - maar niet dadelijk, eerst na maanden - zei Aurora hem dat ze dat had gedaan omdat ze zich niet zo heel wel had gevoeld in die periode. Maar gelukkig kon ze hem in één adem verzekeren haar lichamelijke depressie te hebben overwonnen. Hij had haar trouwens nooit ziek gekend, niet daarvoor en niet daarna. Toch maakte deze verklaring van haar gang naar de fotograaf een indruk op hem die nimmer geheel werd uitgewist. Ditmaal intussen liet ze geen foto maken. Neen, het was dwaasheid.

En ondanks deze redeneringen bleef de beklemming hem bij. Aurora was ook weer, zoals in de eerste jaren van haar huwelijk, onder haar huishoudelijk werk gaan neuriën. Hij wist niet meer precies wanneer ze daarmee was begonnen. Maar het viel hem plotseling op, en beurt om beurt vond hij dit angstwekkend en zichzelf een hypochonder. Hij trachtte zijn stemming te verbergen, maar ze moest wel iets hebben gemerkt, en eens zei ze, achter hem gekomen:

- Toe, niet zulke rimpels.

En ze streek met de hand over zijn voorhoofd en gaf hem een kus. Veel later eerst zou hij deze periode onder de ogen durven zien en de term vinden die haar wezen zo dicht mogelijk benaderde: zij raakte onthecht, en door zekere geschreven tekenen, buiten de normale middelen van verstandhouding om, bereidde zij hem op haar onthechting voor.

[pagina 217]
[p. 217]

Toen geschiedde het dat in de voornacht Aurora wederom bezocht werd door de droom die haar tijdens haar bedlegerigheid had bezwaard.

Zij bevond zich in haar ouderlijk huis, en de klokkenmaker Faar kwam binnen om de pendule gelijk te zetten. Als de schets van een gestalte zag ze hem bezig daar bij de schoorsteenmantel. Het werd snel duister, en terwijl hij vertrok schoof hij langs haar heen. Ze kon niet ontwijken, ze voelde zijn aanraking, en gelijk twee passanten doen, die in een nauwe doorgang genoopt worden tot een kortstondig lijfelijk contact, glimlachte Aurora. Maar ze begon zich te verwonderen. Er scheen aan dit voelbaar langs haar schuiven in een haast volkomen donker geen eind te zijn, de stofjas van Faar wikkelde zich om haar benen, met moeite trok ze de dikke kleverige lap van zich af, in haar hand begon hij te leven, te krinkelen, te klapperen, en terwijl ze met afschuw probeerde hem los te laten gaf hij haar gevoelige slagen op haar lichaam.

Deze slagen wekten Aurora tot het vreemdste wezen op aarde, met een hoofd verpletterend zwaar, gevuld met vloeistof tot een gewicht van duizenden kilogrammen, en het kleinste plekje ontbrak voor de wording van een gedachte. Toch wist daar nog tussen vliezen en vocht iets te ontkiemen, het besef van een plichtsvervulling zonder welke zij niet zou hebben geleefd. In dit opperste moment bestond voor haar slechts haar man, een lichtstraal als een zwaard ging door haar heen, en zij zag wat zij voor hem geweest was, altijd: die lieflijke arabesk die hij in zijn tederheid nooit aan haar had durven verklaren. Moest dat nu tussen hen onuitgesproken blijven? Kon zij hem niet toefluisteren, niet met haar blik hem beduiden dat zij eindelijk de bloesemtak begrepen had? Zij wist zich nog op haar zijde te wentelen, naar hem toe, en haar hand zocht zwak en blindelings over het andere bed, maar vond niets.

[pagina 218]
[p. 218]

Van Marle veerde op.

- Is er iets, Aurora, zei je wat?

Zij had geen enkel geluid gegeven. Zijn stem klonk schor. Het bleef stil. Hij begon te klappertanden en wist niet waarom; er was iets; een sein had zijn slaap doorboord; maar hij leefde nog geheel door zijn instinct.

Hij kon de knop van zijn nachtlampje niet vinden. Eindelijk ging het aan. Goddank, Aurora was er. Hij had gevreesd voor een onbeslapen bed, zij elders in huis, ziek. Zij was er nu toch, en lag heel rustig op haar zijde, het hoofd begraven in haar kussen. Haar hand lag ontspannen op zijn deken, zoals een hand ligt in de slaap. De hand bewoog even toen hij overeind kwam, in knielende houding. Hij nam de hand in de zijne. Goddank, hij was warm. Maar hij bleef klappertanden. Zonder het te weten legde hij de hand voorzichtig neer. Toen begon zijn instinct onderdelen in zich op te nemen die hij zich nog jaren lang niet voor de geest durfde roepen uit vrees dat zijn haren te berge zouden rijzen, ofschoon deze onderdelen op zichzelf eenvoudig, bijna alledaags, bijna vredig waren. Het was de achtergrond die dit alles voor hem vergruwelijkte, tot in het onvoorstelbare. Hij zag een rustig lichaam, maar het was dood, een hand naar hem uitgestrekt, maar vergeefs, een vlekje bloed daar diep in het kussen, naast de wang, maar het was het laatste bloed, een rood nachtlicht dat dit alles bescheen, maar een licht van ondergang. Hij leek in een seconde dichtgevroren, hij slikte een paar maal wurgend, en hij keek zonder blik. Zijn instinct wist dat zij gestorven was, zijn denkvermogen sloeg echter radicaal haar dood over en dacht aan de lawine van moeilijkheden die boven hem dreigde: de kinderen voorbereiden, de dokter waarschuwen, haar vader en zuster inlichten. En hoe moest het gaan met de begrafenis, en de aankondigingen, en met zijn werk, en met die duizenden andere dingen!

[pagina 219]
[p. 219]

En toen, kinderlijk als hij gebleven was, zelfs thans, vreemd tegenover al wat stond buiten zijn werk omdat zij dat voor hem oploste, èn verbeten vasthoudend aan haar wezenlijke onkwetsbaarheid, èn het uiterste feit van een ontzield lichaam vlak vóór hem eenvoudig-weg loochenend, stelde hij tegen al deze hopeloze verwikkelingen zijn oplossing:

Maar mijn God, ik heb toch Aurora?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken