Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloesemtak (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloesemtak
Afbeelding van BloesemtakToon afbeelding van titelpagina van Bloesemtak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.86 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloesemtak

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een discussie

Zekere avond in de tweede helft van Augustus stond opeens Leblanc in Van Marles werkkamer. Hij herkende nauwelijks de vervallen man die met de elleboog op het lege tafelblad het benige hoofd zwaar steunde in de hand, flets opkeek en verder niet bewoog.

- Jij gaat mee naar de club, zei hij gebiedend.

Van Marle wilde weerstreven, maar de vriend trok hem omhoog en mee.

[pagina 234]
[p. 234]

- Laat je hoed maar hier. Het is heerlijk weer. We gaan naar dat Koffiehuis met de Bijbel, je weet wel.

Van Marle kon tegen deze beslistheid niet op. Al was hij ook mensenschuw, in de aanduiding der plaats lag iets dat flauw zijn verlangen wekte naar terugzien. Zij namen de tram tot het Centraalstation en liepen vandaar, steeds vrijwel woordeloos, naar het gebouw op de De Ruyterkade. De hemel zag steenblauw en de sterren waren nog roomkleurig. De wind gleed als een kleine vogelveer, teder en even, uit het noordoosten. Aan gene zijde van het Y lag het gestippel van straatlicht, en blaakten nu en dan de onweren in licht violet uit de dakenrijen der constructiewerkplaatsen. Iets van dit aspect drong tot de zieke door.

In het koffiehuis stonden de ramen wijd open, onbeluikt. Wel reeds trok de luminescentie haar rechthoek daar hoog aan de zoldering. Van Marle zag de eenvoud van dit interieur, de zware stoelen met rieten zitting, de grote gele kast en de zwarte Bijbel op de rand. Hij zag vooral de sombere waard, en wederom - geheel buiten verband tot zijn rouw - kwam er bij hem een schimmig verlangen boven eens met die man te mogen spreken. Het ontging hem dat dit wees op een behoefte aan de omgang met volwassenen.

De anderen waren reeds aanwezig en in een algemeen gesprek gewikkeld, Uitermolen, Been, Reemtsma, Dauwput, Van der Gronden. Zij verwelkomden hem als een vertrouwde verschijning, zonder toespeling of zelfs maar een snelle blik van onderzoek. Van Marle voelde hier wel iets van afspraak in, waaraan ook Leblanc zich had gehouden, en het was hem sympatiek. Wat hij niet inzag was dat de club, in strijd met zijn beginsel, voor de tweede maal samenkwam in dezelfde localiteit, omdat juist dit koffiehuis geen sfeer had voor wuftheid en rumoer. Dat was nog niet alles. Zij hadden ook reeds een discussie geopend opdat niet Van Marle de indruk zou kunnen krijgen dat het

[pagina 235]
[p. 235]

gesprek werd heengestuurd in een richting die speciaal hem tot doel had. Hun onderwerp was wat de vierde dimensie wordt genoemd. Uitermolen trachtte dit begrip met aardse tekens duidelijk te maken aan de hand van een gelijkbenige driehoek, geknipt uit een velletje doorschijnend papier. Een loodlijn van de top naar de basis verdeelde deze driehoek in twee gelijke rechthoekige driehoeken, waarvan in de rechtse een primitief poppetje getekend was, en face, met zijn hart duidelijk aan zijn linkerkant.

Nadat Uitermolen aan de nieuwkomers had uitgelegd dat dit poppetje een mens voorstelde die zich bevond in onze wereld van drie afmetingen en dat wat hij zou laten zien een heel bekende demonstratie was, ging hij door:

- Ik vouw het papier langs de loodlijn. Ik strijk het weer glad, wat dus betekent dat het poppetje zich nog altijd in onze wereld bevindt, en nu zet ik de driehoek met het poppetje overeind, en het poppetje is in de wereld van vier dimensies.

Reemtsma: Hola kerel, dat lijkt nergens naar. Dat poppetje is in onze wereld gebleven.

Uitermolen: Ja feitelijk, maar niet in teorie. We gaan er immers van uit dat die platte driehoek onze wereld is, en dus geen vlak.

Van der Gronden: Juist. Nu het vlak onze wereld voorstelt licht je het uit onze wereld in die van vier dimensies.

Dauwput: En nu begrijp ik ook dat geheimzinnige dat aan de vierde dimensie altijd verbonden wordt, de onzichtbaarheid. Wie zich verplaatst naar de vierde dimensie is ineens onzichtbaar.

Leblanc: En dat kan je duidelijk maken door in de andere driehoek een tweede poppetje te tekenen. Licht je dan het eerste op, dan wordt het onzichtbaar voor het tweede.

Uitermolen: En omgekeerd ook. Het eerste kan het tweede óók niet zien.

Been: Dan zou ik zeggen dat we consequent moeten zijn, en dat

[pagina 236]
[p. 236]

die twee elkaar ook niet kunnen horen, kunnen voelen enzovoort.

Uitermolen: Inderdaad is dat de consequentie. Die twee werelden bestaan onafhankelijk van elkaar... Maar er volgt nóg iets, en daarmee kom ik tot het bekende grapje. Ik vouw de staande driehoek helemaal om en leg hem op de andere. Wat zie je dan? Zeg jij het eens, Reemtsma, je bent nogal critisch vanavond.

Reemtsma: Ik zie nog altijd dat poppeje. Het schijnt door het papier heen.

Uitermolen: Ja, maar waar zit zijn hart?

Reemtsma: Natuurlijk rechts.

Uitermolen: Zo, vind je dat natuurlijk? Dan heb je de grap niet begrepen.

Dauwput: Ik geloof dat ik het wel begrijp. Dat poppetje is in onze wereld teruggekeerd, maar nu zit zijn hart rechts.

Leblanc: En natuurlijk zijn andere organen ook.

Reemtsma: Dat is onze dokter. Maar waar blijf je met je grap?

Leblanc: De grap is dat de man linkshandig is geworden, dat hij zijn scheiding aan de andere kant draagt, dat zijn chirurg hem anders moet opereren dan jou en mij, dat hij zijn brilleglazen moet verwisselen, en nog honderd dingen meer.

Van der Gronden: Het schijnt een enkele maal voor te komen dat iemands hart rechts zit. Maar ik betwijfel of dat het gevolg is van een uitstapje naar het land van vier afmetingen.

Leblanc: Ik voor mij zie er niet meer in dan een speling van de natuur.

Uitermolen: Dat is best mogelijk. Ik beweer ook niet dat iemand zich naar dat andere land kan verplaatsen, laat staan dat hij daarna hier terug zou kunnen keren, al beweer ik ook niet het tegendeel. Maar het is me alleen te doen om het begrip, om de teorie. En de teorie wijst uit dat een mens van daarginds alleen omgekeerd terug kan komen.

Been: Daar zou je gelijk in hebben als je niet je poppetje even-

[pagina 237]
[p. 237]

goed weer op zijn vroegere plaats kon leggen. Dan zit zijn hart weer links.

Uitermolen: Daar vergis je je lelijk in. Wat ik wil aantonen is een historisch verloop: eerst hier, dan elders, dan weer hier. De tijd gaat gewoon door en het poppetje kan alleen in één richting gaan, omdat het meegaat met de tijd, met de historie.

Leblanc: Dat zou dus betekenen dat als je je papier weer vlak vouwt, dat je dan de tijd terugdraait.

Dauwput: Of dat je de tijd aanvaardt als vijfde dimensie.

Uitermolen: Dat kan, maar dat is niet mijn uitgangspunt.

Reemtsma: Neen, maar de teorie zal niet bij vier demensies ophouden.

Leblanc: Stellig niet. Als we de tijd er buiten laten en ons tot de ruimte bepalen, dan tellen de dimensies toch al van nul tot oneindig.

Uitermolen: En daarvan is dan weer de consequentie dat al die werelden voor elkaar niet bestaan. De ene wereld kan alleen de andere beredeneren, maar hij kan zich die nooit voorstellen. Wat wij een punt noemen is in werkelijkheid een stip, een lijn is voor ons een streep, een vlak weer een ander lichaam en dan hebben punt, lijn en vlak in onze voorstelling elk drie afmetingen. Wij komen er niet onder en niet boven. Ons hele concrete voorstellingsvermogen beweegt zich in de wereld van drie afmetingen. En zo moet het ook in de werelden zijn van meer of minder afmetingen dan de onze. Je kunt je in iedere wereld wel een andere abstract denken, maar niet reëel voorstellen.

Van der Gronden: Ik zou nog graag willen weten wat er met het hart gebeurt in de vierde dimensie. Waar zit het dan volgens jou?

Uitermolen: Op die vraag geeft de tekening zelf het antwoord. Ik zet de driehoek met het poppetje recht overeind.

Dauwput: Aha, ik begrijp je. Je kunt het van voren èn van achteren bekijken, en dus zit het hart dan aan weerskanten.

[pagina 238]
[p. 238]

Van der Gronden: Ik moet jullie zeggen dat voor mij deze hele teorie veel aantrekkelijks heeft. Waarom zouden we ons vasthouden aan een heelal van enkel lengte, breedte en hoogte? Omdat we alleen maar dat met onze zintuigen kunnen waarnemen? Spreken onze zintuigen dan soms het laatste woord? Is dat geen hopeloze kortzichtigheid, en hebben we onze hersens niet nog voor wat anders gekregen? Ik vind dat we verder moeten durven gaan en een systeem opbouwen dat alleen dit met onze waarnemingen te maken heeft dat het die waarnemingen na gemaakt gebruik afschudt, of, beter nog, dat het de waarnemingen herschept, zoals een plant zijn voedsel herschept in vruchten. Je kunt dat geloof noemen en je kunt het rede noemen. Mij persoonlijk lijkt het een redelijk geloof.

Zag Van der Gronden hierin iets van een toekomst voor zichzelf, een gelukkige hereniging met zijn thans krankzinnige vrouw? Men wist het niet.

Tot middernacht redeneerden zij bij enige glazen zwart bier over het onderwerp door. Dauwput voelde wel iets voor dit wat hij het begin van een verfijning in de cosmologie noemde, en Been achtte het gemeengoed worden van deze begrippen zelfs zeer aanstaande, indien de grote pers er zich maar op werpen wilde. Doch Van der Gronden kreeg op den duur ook met tegenstand te maken, zelfs van de zijde van wie hem eerst waren bijgevallen. Als een universum van enkel drie dimensies onlogisch was, kon het toch nauwelijks logisch heten andere universa onder te brengen in een rekenkundige reeks van hele cijfers. Waarom dan geen wereld van drie en een halve afmeting, of van afmetingen voorgesteld door een repeterende breuk, of door de letter pi? Werd deze redenering niet aldus een abstractie in een luchtledig, en het systeem niet ad absurdum gevoerd?

En één, hierbij aansluitend, vroeg of het in beginsel wel juist was uit te gaan van de rekenkunde? Want was deze niet op zichzelf

[pagina 239]
[p. 239]

gebrekkig omdat hij mensenwerk betekende? Stempelde het feit dat het primaire nooit kon worden bewezen en dus als axioma moest worden aanvaard niet elk betoog bij voorbaat tot een fantasie? En zou men misschien niet wijs doen het heelal - dat ene waarneembare - maar te aanvaarden en te zeggen: ‘Uitgaande van onze waarnemingen zien wij het zo en niet anders, maar het zijn slechts experimenten en verder laten we het universum met rust?’ Want de stoute fantasieën bergen het gevaar van hun verleidelijkheid.

En het was Uitermolen die het voorgaande aanvulde en dit zei: - Onlangs kreeg ik een boek in handen over sterrenkunde, en het meest vielen me daarin de portretten op. Ik herinner me de portretten van Eddington en De Sitter, en dat waren in de eerste plaats schedels, ronde dommen van wetenschap, waarbij de gelaatstrekken haast in het niet zinken. Als dat nu zo is, zullen wij dan, die toch in de eerste plaats gelaatstrekken zijn, - zullen wij dan niet verstandig handelen door alle speculatie over te laten aan de grote mannen van de wetenschap?

Van Marle voegde tussen dit alles geen enkel woord, maar hij luisterde, en dat was al veel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken