Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kritisch proza (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kritisch proza
Afbeelding van Kritisch prozaToon afbeelding van titelpagina van Kritisch proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.35 MB)

Scans (2.26 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Editeur

Dirk Kroon



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kritisch proza

(1982)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 226]
[p. 226]

Nog eenmaal muzisch appèl

Nico Verhoeven, De brokaten mantel
Ellen Warmond, Proeftuin
G. Achterberg, Ode aan Den Haag, Ballade van de gasfitter
Alfred Kossmann, Tegenspoed is niet te koop

In de voortzetting van ons muzisch appèl noemen wij, Nico Verhoeven, De brokaten mantel. In deze bundel komt de katholiciteit iets duidelijker naar voren dan in die van Aafjes, eerder besproken. Het blijft echter incidenteel; het is geen katholieke bundel, doch een van een dichter die kerkgenootschappelijk katholiek is. De brokaten mantel wordt als een kledingstuk van voorname sier de gestalte der ‘liefste’ omgehangen, blijkens het eerste en het eindvers. (De tunica-beeldspraak van het overigens wel bekoorlijke titelgedicht op blz. 47 en volgende overtuigt niet). De liefste zelf vormt ook het hoofdpatroon. Men moet deze mantel op enige afstand bezien; van dichtbij, d.w.z. met een oog dat tezeer vorst naar onderdelen, wordt de tekening wazig. Verhoeven, een jong dichter, houdt zich goeddeels aan de overgeleverde vormen, aan een onberispelijk ritme en een sluitend rijm; hij cultiveert zelfs hier en daar het in ongenade gevallen sonnet. Dat alles wijst op jeugdige moed. Zijn werk bezit - om een ander zintuig te hulp te roepen - zonder twijfel iets bedwelmends in de taalschoonheid, maar het vervluchtigt snel.

Per slot zie ik deze mantel als een museumstuk in een vitrine, zonder ademende muze, om wier leden de dichter hem toch óók heeft willen plooien.

 

Ellen Warmond, Proeftuin. Naar ik las of hoorde moet men deze nieuwe dichteres, die ons reeds met een portret verblijdde, niet zoeken in een Leidse randgemeente (Warmond), maar in de tweede koopstad des rijks. Haar vers is doortrokken met de geuren van levendig bevaren groot water. Ziehier nu een stem die veel duidelijker en directer tot mijn hart spreekt dan Nico Verhoeven. Een enkele maal put zij uit de voorraden van onoprechte en daardoor alweer verouderde beeldspraak (‘heuvelruggen achterdocht’ en zo meer, in ‘Niet thuis’ en in ‘Cultus’), een andere keer herinnert zij aan Lodeizen (‘ik ben doodongelukkig dood en ongelukkig’), maar doorgaans is zij geheel zichzelf. En hoe modern, - bitter, geestig, cynisch, somber, vertwijfeld en bovenal raak! Zij telt meteen onder de besten die zich experimenteel, atonaal en functioneel noemen - drie woorden die mij

[pagina 227]
[p. 227]

minder zeggen dan drie woorden uit de eigen pen van Ellen. ‘Een klokslag die een uur geleden viel rolt als een trage damsteen voor mijn voeten’. Een van haar adviezen is om ‘de spiegel uit zijn recht (te) ontzetten van eerste bezienswaardigheid’. Men denke zich even in dat dit de raad is van een vrouw! Wel ver, vooral van vorm, wijkt dit fenomeen af van de behoudendheid der dichteressen die in de toch zo jonge bloemlezing Stroomgebied van Den Besten een plaats ontvingen. Ellen kwam net iets te laat ten tonele. Maar daar staat zij, uitdagend op de barricade, de eerste profetes - bij mijn weten - van de nieuwe gedachte en de nieuwe taalvorm.

 

Gerrit Achterberg, Ode aan Den Haag. Deze cyclus sonnetten was dè verrassing van het Haagse Maatstaf-nummer en verliest niets in het herlezen, verre van dien. Stel u even voor: Achterberg, ‘domweg’ winkelend in Noordeinde enzovoorts, gelijk een J.C. Bloem flanerend door de Dapperstraat der hoofdstad. Maar de oude Adam verloochent zich niet geheel. De begrafenisstoet (Innemee) wordt een voorbode, en in Zieken, die kade met de droevige naam hervinden wij het motief van de eeuwig aanwezige gestorvene.

Niettemin, de stemming stijgt daarna weer geleidelijk. ‘Den Haag, je tikt er tegen en het zingt’, zo luidt een regel uit het laatste vers, een lof op de Haagse Passage, dat verrukkelijke onder architectuur geblazen champagneglas, nooit schoner bezongen dan hier, in een Terzet.

Gerrit Achterberg, Ballade van de gasfitter. Achterberg woont ‘buiten’, maar het is de gave van de kunstenaar naar willekeur zeeman te zijn, notaris of waar of wat ook. Deze dichter was stedeling toen hij de Ode en toen hij de Ballade schreef. In de levensloop van de gasfitter die, op een dwaalspoor gebracht door het visioen van de geliefde, eindigt met het oudemannenhuis en het graf - in dit poëem van het kleine ambacht der grote stad rijst Achterberg weer met zijn volle grootse somberheid voor ons op. Niemand verstaat het als hij de monumentaliteit te bereiken met, en het raadsel te ontdekken in het eenvoudige woord. Ik zie hem ook nog voortdurend groeien. De beide boekjes behoren tot het zeldzaamste dat onze dichtkunst weet aan te wijzen.

 

Alfred Kossmann, Tegenspoed is niet te koop. Was deze Kossmann zelf maar niet te koop! Want wij hebben hier te maken met een merkwaardige vergissing. Merkwaardig omdat een tekstboekje in Nederland een uitgever vond; een vergissing omdat - als wij noodzakelijkerwijs rekening houden met de afzonderlijke eisen die voor een libretto gelden - het desondanks als zodanig nergens naar lijkt. Kossmann, elders een dichter met stellig talent, overtuigt hier met zijn ‘vrije verzen’ alleen van zijn afdwaling. Dat gebeurt meer en is niet verbijsterend. Wel naderen wij de grens der verbijstering wanneer wij de tekst die vruchteloos poogt dwaasheid en diepte aan elkander te huwen, gaan vergelijken met de kostelijke dwaze plaatjes

[pagina 228]
[p. 228]

van Theo Kurpershoek, vooral met dat op de titelpagina.

Wegens deze is het zonde en jammer, en ondanks deze blijft het geboden het geheel te verwijzen naar de gemeentelijke ophaaldienst.

 

27 maart 1954


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De brokaten mantel

  • over Proeftuin

  • over Ode aan Den Haag

  • over Ballade van de gasfitter

  • over Tegenspoed is niet te koop


datums

  • 27 maart 1954