Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

De rook ziet grauw

Henri Leroy.

De rook was weinig doorzichtig, sterk aromatisch. Hij deinde nauwelijks bij het opengaan van de deur. De ijle wasch hing van muur tot muur aan fijne lijnen in de kamer. Ze deinde nauwelijks.

De bezoeker zag daarachter een groot gelaat bij vlakken zich opbouwen en weer zich verliezen. Het was bleek. Het kon zoo schijnen van den grauwen rook.

Een hand schoof het onvatbare opzij. Achter de branderige waden verscheen een figuur aan een lessenaar. De bezoeker zag het machtige hoofd van Henri Leroy.

Zij bezagen elkaar verbaasd, wantrouwend, de blanke, de bruine, onhartelijk. In hun groet was een gedwongen kameraadschap. Ze waren toch schoolmakkers geweest. Maar de blanke, de bleeke had zijn manier het dadelijk uit te zeggen.

- Het is gek, we moeten nog even wennen. Hier Tijs, Tijs heet je, ik weet het nog bliksems goed, neem een sigaret.

Het hoofd van den bruinen Tijs Herdigein was klein, zwartgebaard, gezengd in de tropen. Zijn bloed was verdampt, zijn oogwit zag ziek, galgeel. Hij droeg geen lood vet,

[pagina 6]
[p. 6]

hij was opgetrokken uit de taaiste pezen. De bleeke had een mooien, uitzonderlijken kop met dofblond haar met zwakke golving. Zijn haar was het mooist. Het was zoo groot en zoo eigen. Niet bizonder lang, vooral geen manen. Zijn bloed was verdwenen, het was verzonken. Den bleeken mond ried men onder de snor te mooi, te vrouwelijk, de tanden waren te onberispelijk. De snor was te gecultiveerd, stroobruin, glanzend van brillantine. Het was de snor van den ijdele, op de grens van den poen.

De bruine Tijs Herdigein stak een sigaret tusschen zijn losse, grijze tanden. Henri taxeerde den bezoeker, een klein, heerschzuchtig karakter geworden. Nooit veel geweest op school, zijn bankgenoot in alle klassen van de H.B.S., nu nog minder, gierig, vrekkig, misschien rijk. Alles heel klein en onbelangrijk.

- En ik ga nu trouwen ook.

Zoo besloot Tijs het kort verslag van zijn indische jaren.

- Wat doe jij?

- Je ziet het. Ik rook. En dat nog passief ook, niet anders dan de schoorsteen van een fabriek.

Hij veegde wat brochures en papier opzij op het tafelblad.

[pagina 7]
[p. 7]

- Ik doe actief niets. We hebben hier onder meer een voortreffelijke procuratiehouder. Ik ben décor. Dat is nu eenmaal mijn taak op aarde. Ik ben overal, altijd décor. Ik behoorde daarvoor te worden gedecoreerd.

Hij lachte. De ander, die gedecoreerd was, lachte niet.

- De sigaretten staan daar, - ik presenteer niet, zei Henri. Een borrel?

- Graag.

Hij ging naar een kast in een hoek. Zijn bewegingen waren langzaam. Zijn gestalte was middelmatig groot, breed. Zijn gebaar was langzaam, haast zwak. In den hoek ging hij haast schuil achter den grijzen rook.

- Lucht je nooit?

- Zelden. Hindert het?

- Mij niet.

Zij begonnen nu iets op te halen uit den ouden tijd. Langzaam tastten zij naar elkaar.

Een onmeedoogend leven lag gestempeld op het gelaat van den bezoeker. Hij rustte lekker in zijn rug na de arbeidsjaren, languit in zijn leeren stoel naast het bureau.

Henri zat vadsig onderuit in zijn bureaustoel. Hij rustte niet, hij had nooit gewerkt, hij lag maar lui. Toen de telefoon ging had hij een gebaar van wrevel.

[pagina 8]
[p. 8]

- U zegt?... Ik weet het niet, ik zal u meneer Helmstrijd geven.

Hij wendde zich weer tot Tijs, er kwam een lach op zijn gezicht.

- Er zijn altijd nog gekken die mij persoonlijk willen hebben. Ik verbind altijd door met het kantoor beneden.

- Doe je absoluut niets?

- Waarvoor heb je anders personeel en een ouwe heer?

- Vindt hij dat maar goed?

- We houden de schijn op... Hier - hij legde zijn hand op het papier - deze brochures bestudeer ik, en dan breng ik voor den vorm advies uit over nieuwe geldbeleggingen. Het schijnt dat mijn advies d'r niet altijd heelemaal naast is. Maar ook zelfs dan is het waardeloos, volkomen.

Er werd geklopt. De bediende verdween weer toen hij het bezoek zag. Henri vroeg niet, die zou zijn weg wel elders vinden.

Hij schonk een nieuwen borrel. Ze rookten voortdurend sigaretten. De rook had niet de macht te stijgen. De sigaretten verkoolden bruinachtig.

- Ik meng mijn tabak zelf, zei Henri. Er zit een tikkeltje opium in, en wat gevaporizeerde rozenolie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken