Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

Tijs maakt zich los

Zij zouden nooit intiem worden, het lag in den aard van geen van beiden. Wel waren zij wat naar elkaar toegegroeid. Het huis waar alle banden werden geslaakt had hen een weinig vereenigd. Misschien juist door hun beider onthouding.

Nu maakte het huis ook den band tusschen hen losser. Tijs Herdigein was er vijfmaal met Henri Leroy geweest. Den zesden keer ging hij alleen. Zelfstandig wou hij zijn. Een man van zijn leeftijd liep niet steeds achter een gids aan. Dat was vernederend. Hij wilde toonen dat hij op zichzelf kon staan en fatsoenlijk blijven. Hij wilde dat in de eerste plaats zichzelf bewijzen. Trof hij er toevallig den ander, zooveel te beter. De heele wereld mocht van zijn onafhankelijkheid getuige zijn.

Het viel erg mee. Hij was toch eerst wel bang geweest, want hij moest zijn ongereptheid nu alleen verdedigen, die ongereptheid waarin niemand zou gelooven, die niemand kende dan Leroy, die hij zuinig wou bewaren al schaamde hij er zich tevens voor.

Hij had een flauwe voorstelling dat hij zonder geleide anders zou worden ontvangen, dat men hem zijn ongereptheid zou kunnen

[pagina 151]
[p. 151]

ontfutselen, rollen als een portefeuille, zonder dat hij het bespeurde, - ja, hem zelfs tegen zijn wil, ondanks zijn felst verzet van de portefeuille zou kunnen berooven. Hij vond zich belachelijk en kon de gedachte niet kwijt worden. Met vertoon van vrijmoedigheid belde hij aan de hoofddeur.

Het viel erg mee, het ging als steeds, met de coupons en de garderobe. In de zaal trof hij Henri niet, maar hij zag onmiddellijk dat Finda niet vrij was. In den sinjeur naast haar meende hij den vroegeren pelsman te herkennen. Het maakte hem dadelijk norsch.

Hij weerde een zwartkanten meisje grof af. Geen champagne vandaag, gewone roode wijn. Hij deed als een stamgast. Door zijn ergernis klom zelfbewondering op. Hij wenschte zich geluk met dit debuut. Goed beschouwd werd het aldus nog een voordeel dat Finda elders bezet was. Plots verdween zijn humeur. Hij had nu wel champagne willen nemen, maar het was al te laat. Misschien ook maar beter zoo. Goedkooper in elk geval.

Nee, hij gaf God zij dank om Finda geen steek. Hij vond haar bepaald mooi, en daarmee uit. Dat kleine doodskopje Lucidarme speelde piano, niet slecht, minder goed dan Finda, Tijs wou niet dansen. Finda danste met den pelsman. Toen kwam ze bij hem, en

[pagina 152]
[p. 152]

dansten ze nog even samen. De pelssinjeur haalde haar opnieuw, terloops buigend voor Tijs. Terwijl zij zich omkeerde naar den nieuwen partner haakten haar vingers nog even in Tijs zijn mouw. Hij herinnerde zich dat eensklaps van vroeger. Zij had altijd zooiets. Als zij reeds met een ander sprak grepen haar vingers nog iets van zijn kleeren, als zij zich wendde tot hem liet haar hand den voorganger nog niet dadelijk los. Deze handen hadden hun eigen instinct dat de rede niet direct beheerschte. De rede kwam na. Deze handen waren tentakels. Of misschien was het slechts de techniek van het vak. In den grond was het misselijk. Hij was om den dood niet blind, hij zag als een valk. Die vrouw kon iets vorstelijks van verschijning hebben, het teeken van degeneratie droeg zij mee in twee oogen met te weinig tusschenruimte. Ze het hem steenkoud. In geen geval was ze meer dan instinct en techniek. Haar hart was steenkoud.

Hij troostte zich gemakkelijk met Labelliflos en Chabran. Chabran was sentimenteel, en begon te spreken van dien wijn, altijd dien wijn, van haar snakken naar water, naar gewoon helder water. Zij wist niet meer dat ze hem reeds eenmaal hetzelfde had gezegd. Maar hij zag nu den truc. Voor spot was hij

[pagina 153]
[p. 153]

te ruim. Zijn vinger streek even over de domme ponnie. Daarmee uit.

Labelliflos was van aard vroolijker, en, nu ze bij uitzondering 's avonds een japon droeg, bekoorlijk bijna, de smeltende vetten vastgedreven in den weinig kieskeurigen vergaarbak van het corset. Haar oogen van overwaasd bruin pasten bij de kastanjetint van glanzend, krullend haar. Ze zou wel mooi dansen nu, maar hij danste niet meer.

Hij zat een poosje hoogst genoeglijk, toen de zedige dienster Mietje vragen kwam of mevrouw hem een oogenblik kon spreken. Hij volgde haar naar het kantoor.

Henri kwam even later binnen, handenwrijvend in de lekkere warmte, geheel thuis, als immer. Labelliflos vertelde dat de waardin Tijs zoo juist had laten halen.

Henri bleef stilstaan, keek.

- O Tijs, Tijs, zei hij, ging zitten en lachte. Hij had zijn welluidenden, vroolijken, nooit uitbundigen lach.

- Het is kostelijk, zei hij.

Er was niets komisch aan. De meisjes vonden het niet kostelijk. Tijs was in hun waardeering gestegen.

Henri had eensklaps den onzinnigen inval gekregen dat Tijs bezig was zijn maagdelijkheid te verliezen aan mevrouw Doom. Toen,

[pagina 154]
[p. 154]

ernstiger, bedacht hij, dat de ander hier was en tegelijk buiten zijn bereik. Maar wat de waardin voorhad kon hem per slot niet schelen. Tijs ging zijn weg. Zooveel te beter. Intusschen zaten de beiden in het kantoor. Mevrouw Doom gaf er ditmaal haar entrée van half elf aan - het was toch stil - om met Herdigein te kunnen spreken. Henri had nooit iets over zijn vriend losgelaten. Zij ried niettemin in dezen den man, bemiddeld uit Indië gekomen, die plaatsing zocht voor zijn vermogen. Ze achtte het moment dat hij zonder zijn makker was gunstig voor zakendoen.

- Ga zitten, zwartbaard, zei ze.

Een kist sigaren werd hem toegeschoven, de donkere soort die zij placht te rooken.

En ze begon te vertellen van de zakelijke grondslagen van het huis. Het was haar eigendom, maar zwaar verhypotheekt aan een ouden heer op een villa in Bussum. Zijn naam deed er niet toe.

Naïef, dacht Tijs, dat kan ik zelf op het kadaster naslaan.

Overigens was ze niet naïef, wel zakelijk. Het bleek, dat die heer ook nog geldschieter was zonder zekerheid, maar met aandeel in de winst. Hij had zoo zijn principe, ze kon over een vast bedrag beschikken. Soms had ze

[pagina 155]
[p. 155]

het niet geheel noodig, soms meer dan dat. Hij ging nooit boven een vast bedrag. Op den duur werd dat lastig. Als Tijs geld in de zaak wou steken waren er nieuwe mogelijkheden.

Tijs, die dadelijk gevoeld had waar het heenging, had eerst hoofdzakelijk aandacht voor de figuur en de stem. De barsche, heesche stem placht slecht te articuleeren. Het leek minder slordigheid dan berekening. Het was de mensch, die zich plaatst op een eigen hoogte, die oordeelt, dat men hem maar moet verstaan, hoe hij gelieft te spreken. Thans was zij heel duidelijk, heesch en zwaar, maar bedachtzaam en duidelijk. En zij vroeg om geld tegen voordeelige voorwaarden.

Tijs voelde, dat de vraag van haar standpunt bekeken niet dwaas was. De voorname wereld had reeds geld bij haar uitstaan, - een heer in een villa met hypotheek en winstaandeel. Waarom niet hij? Evenwel hij verwonderde zich, dat hier in vervulling poogde te gaan wat Henri hem schertsend gezegd had: word vennoot van mevrouw Doom. Of zat hij er achter?

De waardin, zakelijk, correct, wel rookend maar niet ploertig, wel bleek maar niet holschrikwekkend, ontvouwde een plan. Ze wilde het etablissement uitbreiden. Twee per-

[pagina 156]
[p. 156]

ceelen links kon ze bijkoopen. Het zou een feeërie worden, Rood Paleis het mooiste huis van Europa, veel beter dan wat ook in welke wereldstad. Meisjes nog veel schitterender, in een wintertuin met palmen en fonteinen. Haar donkere oogen knepen samen. Het was, begreep hij, de droom van haar leven, een keizerrijk van de ontucht, zij stichteres en eerste vorstin. Weer verwonderde hij zich, ditmaal dat in vervulling poogde te gaan wat Henri lang geleden speelsch had gefantaseerd over dat huis. Of zat de duivelsche kerel ook daar achter?

Mevrouw Doom hield de oogen nog geknepen, den blik niet meer weg maar scherp in den zijnen. Hij beheerschte zich, hij wilde niet lachen. Dit moest hij bepaald zijn aanstaande vrouw schrijven. Hij had bijna lust haar te vragen of zij wist dat hij wilde gaan trouwen. Stel je voor, trouwen, en dan je geld in een kast. Hij was niet gek.

Hij stond op.

- Ik zal me beraden.

Zij ook was niet gek. Ze had hem doorzien. Haar laatste woord was met haar onduidelijkste, slordigste stem. Hij vertrok, onwetend van Henri in de zaal.

Te middernacht, het huis vol feest, kwam de waardin buiten, dikzwart gekleed, met wan-

[pagina 157]
[p. 157]

delstok, sigaar en gelen hond. Ze liep den toorn uit haar lijf. De straat lag vol Decembersneeuw. Manskerelig stapte ze voort, de vuurspattende sigaar in den mondhoek, een schepsel waarvoor je uit den weg ging. De stok sloeg grof op de plaveisels. Er was niemand te zien. Van Brandhuizen liep onhoorbaar achter, groot en jichtig, geel en zweetend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken