Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

Een wereldbeeld

Het ‘huis’ sloot met oudejaar. Tijs was in den Achterhoek. Henri alleen. Thuis had hij niets. Hij wist het, zijn vader was op oudejaar bezig een voorloopige balans van de zaak te trekken uit een paar boekjes met notities, die hij zelf bijhield. Zoo had hij alvast een globaal overzicht van de winst. Verlies was er in geen jaren geleden. Verlies zou er ook ditmaal niet zijn.

Zijn vader sloot zich op in een kabinet, en werd alleen gestoord door de meid met de thee. Hij ging nooit laat naar bed zoo'n avond. Den overgang van oud in nieuw beleefde hij slapend. De zoon herinnerde zich nauwelijks anders.

Hij liep de straat op en uit nieuwsgierigheid een willekeurige protestantsche kerk binnen. Het was er vol. Een tocht waaide voortdurend tusschen de pilaren over de menigte. Hij zat niet gunstig, opzij, veraf, hij kon den tekst niet verstaan. Na een poos was hij gewend aan de stem van den predikant.

In geen jaren was hij in eenige kerk geweest. Zijn tijd was in religieuse zaken gematigd onverschillig. De jonge mannen waren zelden atheïst, want om dat te zijn was nog een zeker positivisme noodig, ze noemden zich bij voor-

[pagina 159]
[p. 159]

keur religieuse agnostici. Hij ook. Een miniem Godsbesef stak nog wel in hem, hij was volstrekt lijdelijk, zonder behoefte.

Zijn behoefte thans was een vage nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij zag hier weinig jonge mannen. Hij zag veel vrouwen, voorts mannen op leeftijd.

Hij keek critisch naar den predikant, een gebaard, donker uitziend man, in het vaag een apostelkop, maar onopvallend en niet opzettelijk.

Na een poos had hij zich gevoegd naar de kerk-echo en kon hij de preek volgen. Hij luisterde nieuwsgierig, paraat tot stille critiek. Het moest een tekst zijn uit het Oude Testament. Hij hoorde van Elia, die tot het volk van Israël zei dat het hinkte op twee gedachten, dat het kreupel liep aan beide kanten. De ontwikkeling van de voordracht op dezen grondslag kon hij vrijwel voorzien. Toch boeide het betoog hem van lieverlede. Zekere axioma's aanvaard vond hij geen stof voor critiek en vergat hij zijn voornemen daartoe.

Na den middenzang begon zijn denken te zwerven. In het kreupel aan beide kanten voelde hij een veroordeeling van de eeuw. Ze was niet theïst en niet anti-theïst. Ze was agnost. Na 1900 jaar kwam de menschheid

[pagina 160]
[p. 160]

terug tot het beginsel van Socrates. Niet uit overtuiging, uit moeheid en lauwheid. Christus was geen Verlosser meer. Hij kwam toen de menschheid al zoo oud was. Ze bestond misschien reeds 50000 jaar. De Verlosser kwam zeer laat. Hij kwam te laat. Zijn levenstragiek was niet Zijn vroege dood, maar Zijn late geboorte.

Voor Henri Leroy was de menschheid reeds meer dan 2000 jaar in het stadium der grijsheid. Nog was geen grens zichtbaar aan het denken van den individueelen mensch. Er was noodwendig een grens aan het denken van de menschheid. Als er geen cataclysmen intraden zou de menschheid te gronde gaan aan haar denken. Achter die grens kon niets bestaan. De technische veroveringen der negentiende eeuw wezen uit dat de grens spoedig moest zijn bereikt.

Dan had de menschheid 50- of 60000 jaar bestaan. En de aarde bestond honderden millioenen jaren en zou blijven bestaan nog onafzienbaar lang.

Daar moest vóór de menschheid ander leven zijn geweest, daar moest ook nà haar ander zijn. Het graven in de aardkorst zou verrassingen brengen. Men zou eenmaal sporen vinden van ander leven, wellicht veel hooger geordend. Men was immers nog zoo ondiep.

[pagina 161]
[p. 161]

Wij zijn een vluchtige verschijning op deze aarde, dacht hij. Wij zijn gelijk aan onze voorgangers en volgelingen, incidenteel. In de geschiedenis der aarde beteekent de menschheid slechts een incident. En van het standpunt der aarde misschien geen gelukkig incident, misschien een ziekte, een ongroei, die om ontluizing vraagt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken