Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

De heeren

Maar met het nieuwe jaar werd het toch anders. Het verschil was eerst zoo gering dat men de instincten van een waardin moest bezitten om het dadelijk op te merken.

Het was iets met de heeren.

Het was niet zoo met Henri Leroy. Hij was de eenige op wien zij altijd vertrouwen kon. In haar etablissement was hij een afzonderlijke verschijning. Er kwamen velen, die, als hij, zich bepaalden tot een glas wijn, een maaltijd soms met een der meisjes in de zaal. Want zij had een goede kokkin, en voor niet al te veel geld zat men dan toch maar met een vrijwel ontkleed meisje te middagmalen, en alles was zeer eetbaar en drinkbaar. Velen was dit volkomen genoeg, uit halve deugd of uit vrees voor gevolgen. Men had zaken gedaan, men bracht zakenvrienden mee van elders, uit het buitenland, en tracteerde op een avondje in het huis. Men was in een zwoele sfeer geweest en deugdzaam gebleven, men zou het desnoods bij zijn thuiskomst aan zijn echtgenoote kunnen vertellen. En het had werkelijk niet verbijsterend veel gekost.

Zoo was het hier altijd geweest. Nog niet de helft der gasten kwam met de bedoeling van een uiteindelijke afzondering in de kamers

[pagina 170]
[p. 170]

boven. Het ging van dag tot dag heel ongelijk, maar een gemiddelde liet zich opmaken, en was nog geen 50 procent.

Zij, die opnieuw kwamen en nogmaals, vervielen ten slotte in de afzondering. En dan zag men hen niet meer, of zij werden habitué's. Henri Leroy had een aparte plaats. Hij was haar regelmatigste klant, al had hij overdreven tegen Tijs toen hij sprak van hier komen elken dag. Hij kwam, behalve des zomers, minstens tweemaal per week, en soms dagen aaneen. Hij kwam nu al jaren, en was nooit verder geweest dan de zaal. Hij had zakelijk met haar een maandaccord getroffen, hij bracht zijn vasten cijns per maand aan de warmte die hij hier zocht. Ze wist het zeer goed, hij kwam niet voor dàt, maar hij was trouw en decoratief. Ook was hij uitsluitend een zoeker van de zoo apart warme gezelligheid die een man ondervindt tusschen veel vrouwen. Hij zocht geen winst, geen spel, geen kans. Mevrouw Doom wist bij voorbaat dat hij geheel ontoegankelijk zou zijn geweest voor een zakelijke crediet-aanvraag gelijk zij had gedaan aan den zwartbaard. Trouwens, hij had een ruim inkomen, maar het vermogen had zijn vader.

Ze mocht hem graag. De effen, bedachtzame zonnigheid van zijn humeur viel in haar

[pagina 171]
[p. 171]

smaak alleen al door het contrast met eigen veranderlijkheid. In haar sombere avondbuien was zij hem genegen. Zij respecteerde hem het meest als heer, den heer bij uitstek, die een bescheiden en tegelijk buitengewone glorie aan de affaire bijzet. Een opperheer, zooals ook de heer uit Bussum was, maar tegenover wien zij geheel onbevangen voelde, omdat hij haar niet uitzoog, omdat hij betaalde, karig maar regelmatig. Niet royaal, neen, de zaken zouden slecht zijn gegaan wanneer allen deden als Henri, dat hij zoo standvastig bleef door de jaren gaf om hem heen een cachet van bizonderheid aan het huis.

De meisjes mochten hem heel graag. Er was niemand hun zoo na als hij en Sauger. Ze wist het. Maar het was geen gevaar. Verliefdheid was op drie manieren uitgesloten, door haar verbod, door de afwisseling der pensionnaires in den omgang met mannen, door het nooit gespecialiseerd gevoel van haar trouwsten gast.

Als een moeder kon zij voelen, geen weesmoeder als bij de meisjes, een moeder wier zoon ver boven haar was uitgegroeid, die haar vreemd was geworden. Zij moest het moederschap beredeneeren, de band was er niettemin. De verhouding was ingewikkeld,

[pagina 172]
[p. 172]

maar kostte haar geen hoofdbreken. De verhouding was wederkeerig. Het was Henri en tantetje en tutoyeeren, en in niets was het intiem. Van niemand anders, den heer uit Bussum daargelaten, zou zij het tantetje en het tutoyeeren hebben geduld, van Henri Leroy was het de juiste toon.

Deze Henri Leroy was een opperheer, om wien zich de mindere heeren groepeerden. Heeren waren ze allemaal. Daar was zwartbaard, die hier al vaak gekomen was, met en zonder vriend, die doen wou als de ander en die, als hij komen bleef, noodwendig tot de afzondering moest geraken. Dat deed haar genoeglijk grijnzen. Haatdragend was ze niet. Haar gevoelens waren hevig, maar kort. Ze was te trotsch voor een nieuw zakelijk gesprek, ze begreep heel goed de definitieve weigering van den zwarte, al had hij zijn beslissing voorbehouden.

Voorloopig was zijn vertering goed. Henri gebruikte nooit anders dan rooden wijn, de zwarte dronk champagne en zat met kant. Ze had geen wrok, het hinderde alleen dat daar kapitaal braak lag. Ze kon het gebruiken. De stijl van het huis was duur, zoo hoorde het als je op je eer was gesteld. En er was iets met de heeren. De zwarte alleen kon niet redden, ook al bracht hij het tot afzondering. De gala-

[pagina 173]
[p. 173]

nachten moesten hun aantrekkelijkheid aan hun schaarschte ontleenen.

Zij zag niet genoeg nieuwe gezichten. Er was altijd afval van cliëntèle, er waren heeren die zich rangeerden. De pelsman, dien zij den eersten avond had afgestraft, en zijn vriend waren teruggekomen, waren nu regelmatige comparanten, en zij gingen ook naar boven. Het was alles niet voldoende.

Het huis was geen cent waard door de hypotheek. Wie kocht zulk een huis anders dan de hypotheekhouder in de veiling, de man uit Bussum? Het meubilair was van hem. Op het huis leed ze verlies. Aan den anderen kant had ze gespaard. Waar dat geld zat zou Hulbert nooit weten. Ze stak zelf geen nieuw kapitaal meer in het bedrijf. Hij wou niet, een ander wou niet, dan bleef de uitbreiding achterwege. Alle droomen gingen nu eenmaal niet in vervulling.

Maar hier ging het niet goed. Er was iets met de heeren. Ze kregen steeds meer weg van Henri. Ze kwamen nog, ze gingen te zelden naar boven. De moeheid verbreidde zich onder hen. Op deze slappe heeren hadden zij en haar have niet veel greep. Ze stuurde de aantrekkelijkste meisjes op straat met verloochening van standsverplichting, ze kwamen terug met heeren die een glas dronken en

[pagina 174]
[p. 174]

daarmee uit. Merg, merg, het was er niet meer. De heeren gingen onder, het viel niet te betwijfelen, en haar rijk met hen. Ze wilde het zich niet bekennen. Ze was op volle kracht, ze wou het nog jaren blijven - veel later eerst een rustige oude dag in het zuiden.... De zwarte luxe van dit bedrijf werd geschiedenis....

Zij had een gesprek in Bussum, zoo luid dat Hulbert alle deuren sloot en de portières ervoor. De stem was zwaar, heesch en slordig. Het welsprekendst was de vuist op het blad. Hulbert na veel tegenwerping schoot voor, zuchtend, toch met oogtinteling naar een belofterijk verschiet. Hij telde en zij teekende. Het was niet veel, het kon er mee door.

Toen zij vertrokken was, vroeg hij zich beklemd af of het wel een succes zou blijken. Voelden de mannen van tegenwoordig zich nog aangetrokken tot een zwarte huid? Hij wel, ja, hij zeker, hij was van een vroeger geslacht, dat nog een verfijnden smaak bezat. Maar zij?

De benauwenis deed hem opnieuw zuchten. Het was altijd uitgekomen dat zijn blik zoo vèrziend was.

In elk geval kreeg hij weer iets te keuren. Toen werden door zijn harde oogjes schichtjes afgeschoten, heel sluw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken