Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

Een balans

Hij ging ineens naar huis, naar zijn kamer, in bed. Hij voelde zich moe en aardsch. De fantasie was hij vergeten. Het ging met hem steeds op deze wijze. Hij fantaseerde zooals een ander biljartte of kaartte. Men vergeet de partij, er is weer een nieuwe of iets anders. Hij sliep niet, hij dacht aardsch. Het was oudejaar. Het waren geen gedachten van stichting of wroeging. Hij was alleen weetgierig. De eeuw stapelde ongestoord haar jaren, overoud, onwaarschijnlijk, zonder teeken van verval.

Zijn vader zou nu wel slapen, hij had zijn cijfers nagezien, de winst geteld, de balans getrokken. Hij had het alles in orde bevonden, en in gedachten reeds de boeken gesloten.

De zoon trok de balans uit het laatste jaarboek der stokoude eeuw. Hij trok niet zijn eigene. De balans der eeuw was de zijne. Was er winst of verlies? Geen van beide.

Want dit was typisch voor het fin-de-siècle dat het niet dacht aan een toekomst, dat het zelfgenoegzaam verteerde wat het ontving. Het fin-de-siècle was het individu in een volmaakte rust. Want door alle dingen werd het slechts oppervlakkig aangedaan. De twij-

[pagina 166]
[p. 166]

fel, de ontucht, de para-schaamte, de paradox, de leugen, de obsessie, de zelfontleding, - dat alles was huidziekte. Het jeukte wel even, maar men had de zalf der zelfgenoegzaamheid. Men liet den uitslag aan anderen zien, men koketteerde er mee, het was heusch boeiend zichzelf en anderen te bekijken. De machtbezitters glimlachten elkaar toe. Ach, heb jij dat ook? Wie niet zich en anderen bepaald bewonderde, kwam toch nooit verder dan een algemeene vergoelijking. De machtbezitters waren de eeuw en de wereld.

Het jaar ging uit, het nieuwe jaar in. Morgen schreef men 1914, zei het, schreef het, drukte het. Men dacht het niet. Men dacht 1913, en het jaar daarvóór en het vóórvorige, en al de vroegere. Men dacht aldoor gelijk en leefde dienovereenkomstig evenwichtig. Men leefde niet 1914. De balans sloot met nul. Was het soms geen verdienste geen deficit te hebben, en toch te weten dat geen actiefpost te hoog was geschat, dat in het debet niets was verdoezeld? Het was de groote verdienste van het fin-de-siècle in al die jaren zijn winst te hebben verteerd en niet meer, geen cent. Men nam het bestaan van den gemakkelijken kant, maar met overleg. Het kapitaal aan te spreken zou misdaad zijn, de winst te sparen wansmaak. De vruchten van het

[pagina 167]
[p. 167]

kapitaal waren voor het heden. Elk leefde rustig van zijn renten.

Vast stonden de waarden, daar wees geen symptoom op een bedreigd evenwicht in de balans. Nog steeds was er technische vooruitgang. Kon dat ooit een gevaar worden? Het was ondenkbaar. Er kwamen nieuwe behoeften, maar de techniek hield steeds gelijken tred, als zij de behoeften soms vóór was, schiep ze deze tevens. Ja, het klopte altijd weer volkomen, het waren jaar op jaar de prachtigste balansen, geen generatie had ooit zulke getrokken.

Alleen, het ging op den duur tegenstaan. Men kon niet aanhoudend in bewondering zijn voor het voorbeeldig evenwicht in deze kantoorboekhouding. Men verlangde dat het eens niet zou kloppen. Henri Leroy zijn voldoening kwam in hoofdzaak voort uit de zekerheid van dat gebeuren. Hij hoopte het te mogen beleven, hij dacht het haast vroom, een godvruchtig man op jaren, hij dacht het met de simpele overgave waarmede zulk een man denkt in zulke bewoordingen, - toch niet geheel zonder zelfspot.

Hij hoopte het te beleven. Wanneer en hoe? Op het eerste wist hij geen antwoord, op het tweede wel.

De eeuw was overoud. Zij zou sterven als alle

[pagina 168]
[p. 168]

mechanisme van den uitersten leeftijd dat, opgesleten, stilstaat opeens en het is dood als men het nog niet recht beseft.

En misschien zou dan blijken, als de accountancy der nieuwe generatie de balansen herzag, dat het nooit had geklopt, nooit, dat er altijd intering geweest was van kapitaal. En ook dat hoopte hij te beleven, hij hoopte het vuriger. Dit ware de kroon op het leven der eeuw. Hoe magistraal dan had zij het menschdom bedot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken