Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

De grens, de derde mevrouw Doom

Het was bij Feignies op den weg naar Parijs dat Henri Leroy zich voelde ontwaken.

De waardin had hem gezegd dat ze voor zaken naar Marseille ging.

- Dan ga ik mee, tantetje.

Hij liet het zich gedachteloos ontvallen. Het zuiden opende vergezichten van afwisseling. Hij voelde zich den laatsten tijd te eenzaam. Het fin-de-siècle ging drukken. Voor het eerst in zijn leven had hij het nieuwe jaar als een last gevoeld. Het begon zoo oud. De graslaan was platgetreden eer hij haar betrad. Ze verloor zich in de verte in een onbelangrijken mist. Thans zag hij een zijpad, pas geharkt, een maagdelijk pad. Het liep gebogen naar een onberekenbare bestemming. Het was op zichzelf een genoegen te denken aan de eigen voetsporen die men er achterliet.

- Ik ga mee.

Hij deed toch altijd wat hij wou. Zijn vader hoefde hij geen verlof te vragen. Voor den vorm deelde hij zijn voornemen mede, in het kort, hij ging op reis voor een dag of veertien, naar het zuiden, hij wist nog niet precies waarheen.

Mevrouw Doom ondanks haar avondsomber-

[pagina 190]
[p. 190]

heid was prettig verrast. Zij had den takt van wie veel omgaat met standen hooger dan de zijne. Ze wilde wel samen reizen, maar onder zekere voorwaarden. Hij was een heer, maar zij was nog geen dame. Binnen de muren van haar huis was zij mevrouw, één moest dat zijn en een ander was er niet. Voor een heer als Henri was zij allerminst de dame. Zoo konden zij wel reizen, maar minder te zamen dan wel gelijktijdig. Hij reisde eerste, zij in denzelfden trein tweede.

Toen zij de grens van Frankrijk passeerden kwam het over hem. Chacun a deux pays, le sien et puis la France. Hij had zich nu toch aan Mokum onttrokken. Het lag ver en raadselachtig achter hem, het lag in regengordijnen, de lichten moesten er al ontstoken zijn en droefgeestig glanzen op zwart water, bruine huizen, grauw plaveisel. Een amphibie van een stad. Een stokoude stad met koud bloed. Hij hield van geen land behalve het zijne en Frankrijk, dat eerder het zijne was geweest. Hij keerde terug tot den moedergrond. Maar dat was het niet alleen wat zijn stemming opvoerde. Het panorama was onaanzienlijk, maar dat telde alleen voor den oppervlakkigen beschouwer. Iedere korrel grond was hier anders. Frankrijk stond onder een stolp van eigen lucht. Het was de geschiedenis der

[pagina 191]
[p. 191]

wereld, van haar smaak, haar levenskunst. Voor alle dingen der wereld moest men ten slotte bij Frankrijk terecht. Hij was de obsessie van het fin-de-siècle kwijt, hij zag geen larven meer voor millioenen vensters. Ze moesten er zijn, ook hier, hij kon zich desondanks niet voorstellen dat ook dit land lag onder den druk van een eeuw, die niet sterven wou, die de erven radeloos maakte naar het kapitaal dat niet vrijkomt en dat slinkt van jaar tot jaar. Want ja, hij was nu zoover gekomen, hij erkende de intering van een vermogen. De wakkere nachten der laatste weken hadden hem tot deze slotsom gebracht. Hij schudde de larven van zich af. Hij had hier dikwijls gereisd en steeds hetzelfde ondervonden. Altijd was het nieuw. De schoonste kathedralen had hij gezien, schoon omdat het geen godshuizen waren maar kunstwerken. Voor hem in wien een onbestemde religie overging in een sterke aesthetiek was niets denkbaar rijper van menschelijkheid reikend naar het oppermenschelijke. Hij zag de schoonste musea, het wroegingloos bestaan, het carpe diem. Hij hoorde een volmaakte taal die zoo bescheiden was het leelijke italiaansch boven zich te stellen, hij kende een litteratuur volmaakt op elk gebied. Meer bij den grond, met hetzelfde genoegen,

[pagina 192]
[p. 192]

proefde hij den echten wijn, de echte spijs Hij bracht een bezoekje aan mevrouw Doom en trof een dame die hem nieuw was, een dame in een hoek met een lorgnet en een roman. Er zaten er meer in het compartiment. Hij nam schuinsover plaats, en zij spraken wat. Zij spraken nu fransch, vanzelf, en zij sprak het vloeiend, met het accent van een willekeurige vreemde.

Hij kende niet de grollende waardin den ochtenden in de keuken. Hij was alleen bekend met de sombere heerschzuchtige vrouw der avonden, maar een verwebde natuur had hij toch in haar geraden, een drift niet alleen naar geld, ook naar destructie, - en misschien een karakter nog veel meer samengesteld. Een wezen, dat velen vrees kon aanjagen, eenvoudige karakters als Tijs, maar dat hem niet beangstigde. Want niet slechts kende hij haar en haar hebbelijkheden zooveel jaren, hij bezat ook dien oppersten moed die zich manifesteert in een psychische onbewogenheid, en zoo licht voor onverschilligheid doorgaat.

De derde mevrouw Doom was voor hem de tweede, maar het zou hem niet hebben verwonderd al was zij de tiende geweest. Zij was nieuw en toch had hij niet anders van haar verwacht.

[pagina 193]
[p. 193]

Zij zat geposeerd in haar hoek, zij kon een weduwe zijn, die reist om verdriet kwijt te raken, haar zware vormen in stemmig zwart, de paardetanden niet satanisch, met glimlachende berusting in den levensavond. Een echte dame slechts niet door het gelaat. En toch weer niet door het doodsbleek blanketsel of door vulgairen snit van trekken rond zwarte, zwartomkringde oogen, maar door de bizonderheid van het gelaat, de bizonderheid van het groote en hevige gelaat, dat niet was onder te brengen in eenige rubriek van damesgelaten die hij kende.

Zoo trok ze tenslotte toch weer de aandacht, niet te klassificeeren, volstrekt a-typisch. Reisgenooten keken besmuikt naar haar, en hadden zoo gekeken, telkens, raakten niet uitgekeken. Door haar, dat voelde hij, kwam de belangstelling die hij nu ook zelf trok. Innerlijk was hij toen zeer vermaakt dat de anderen de oogen juist van deze vrouw niet konden afhouden, niet wetend welke soort ze was, in de verste verte niet raden kunnend. Haast betreurde hij dat ze niet wezenlijk samenreisden, maar hij vond het toch beter zoo. Een bijna-dame, en in zekeren zin meer dan een dame. Zooals ook soms een vorstin geen dame is, maar meer. Het is haast belachelijk, dacht hij, - en toch heb ik gelijk.

[pagina 194]
[p. 194]

Werkelijk dame was zij met den bediende van het restauratierijtuig, die haar een thé-complet bracht, in het terloopsch en achteloos fransch van haar heesche stem, waarnaar de knecht maar moest raden. Ook hier was ze het stadium van zich duidelijk uit te drukken te boven.

Zij bood hem iets aan, hij kwam nu even naast haar zitten, en nam uit haar hand een stukje toast en boter. Hij keek naar de hand, zwaar, mannelijk, goed verzorgd, grof gebleven, sterk bezet met juweel. Hij wist dat ze zocht naar een negerin voor haar bordeel. Een vreemde vraag welde op, hij zag het zwartglanzende haar om het oor. Hij fluisterde in het bleeke, - het stuk lijk aan het levend gezichtsvleesch:

- Vertel es, tantetje, heb je een ziel?

Ze was aan zooveel gewend, haar leven was zoo buitensporig, haar reactie was niet de geijkte. Wat ze terugzei na een oogenblik denken trof hem slechts even en toch diep:

- Voor jou wel... Maar jijzelf?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken