Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 255]
[p. 255]

Rood Paleis bovenwerkelijk

- Ik ga niet, ik ga wel, ik ga niet.

Ten slotte ging hij toch. Een geestelijk hermaphroditisme zou wel altijd in hem blijven. Wanneer zelfs een kerel uit één stuk, een Tijs Herdigein, die stevig op zijn pooten stond, plotseling kon uitglijden, waarom dan niet hij? Hij wàs de overkant niet, hij kon op zijn best er naar reiken, dat deed hij nu. Maar in zijn lijf zat het bloed van het ras van déze zijde. In zeven jaar, als de mensch zijn lichaam heeft hernieuwd, zou hij misschien zijn geest hernieuwd hebben. Hij stond pas aan het begin.

Na veertig jaar kwam hij tot deze erkenning: hij stond pas aan het begin. Zou hij het einde halen? Toen, vervallend tot zijn vertrouwd bespiegelen, ging hij de dingen weer in grooter verband zien, in het abstracte. Wat was het leven? Een trait d'union tusschen twee vraagteekens. Een kleine streep van stelligheid tusschen twee enorme onzekerheden. Maar nee, dat gold voor hem niet eens. Zoover had hij het niet gebracht. Hij was tusschen de twee groote vraagteekens een klein derde.

Of wellicht lag daarin toch geen misprijzing besloten. Hij kon het ook anders uitdenken:

[pagina 256]
[p. 256]

elk mensch bij zijn geboorte een thema, hoogst eenvoudig, en zijn genialiteit afhangend van het aantal variaties, van hun verscheidenheid, en van het verborgen zijn van het oorspronkelijk motief. Naar dien maatstaf waren de verweefde karakters de genieën, was het middelste vraagteeken in elk geval een eereteeken. En, de mensch gedacht als een thema, eindigde het leven van de grooten der aarde met de overweldigende slotfuga, die het motief veelstemmig in nieuwe vormen herschiep, waaruit alleen de kenner nog het oorspronkelijk kon lichten, die toch elken hoorder vervulde met ontzag. Hij kwam bij Jacobs, er stonden wat praters aan de toonbank, maar het tafeltje bij het raam was onbezet. Hij nam er plaats en keek naar Rood Paleis. Het muurde zwart en duister aan de andere zijde van het infecte water, niet bruinrood, niet lakbruin, een gebalde nacht. De waard kwam naast hem staan.

- Dat huis is dicht, meneer, zei hij gedempt. De andere tijden, de oorlog.

Hij herkende hem niet, of wellicht toch vaag. Hij was evenwel te bescheiden tegenover den meneer, hij drong niet aan, keek niet te veel, kuierde terug naar toonbank en praters.

[pagina 257]
[p. 257]

Hij zat alleen met zijn bier dat hij niet aanroerde, hij tuurde. Wat kwam hij hier doen? Toen ging zijn denken terug naar het gesprek van den vorigen dag, het zonderlinge van het onderhoud zoo laat, zoo geheimzinnig en dichtbij een verleden. Misschien was het van haar kant een laatste hunkering naar goedkoope romantiek. In haar moest de eeuw wakkerder nog en werkzamer wezen dan in hem. Want hij had erin bestaan, zij ervan. Maar waarom die verandering van uiterlijk voorkomen, het abdiceeren van de mom, gelijk bij hem, maar dan consequenter?

Toch wilde hij nog wel iets weten. Wat had ze met de meisjes uitgehaald? De negerinnen Bébécoa en Néothorême zaten in Antwerpen, die waren hier onbruikbaar. En het kleine misbak van Frederikslust had zich ingekocht in een hofje, met iets van een regenboog in den naam, het was verhuisd met duiven en al. En Eduard was weg, zonder meer. Hij begreep dat deze was teruggezonken in het drab der onderwereld waaruit ze hem naar boven had geroerd, dat hij was achteruitgezet tot een anoniemen Hein vol souvenirs aan de vergane grootheid van den eenigen Eduard van Rood Paleis. Zijn vetcascaden zouden geel worden en ranzig.

Maar anders vertelde ze niet, anders her-

[pagina 258]
[p. 258]

innerde hij zich althans niet. Hij wilde wel iets meer weten, wat was gebeurd met de zachtaardige Labelliflos, de haast lieflijke Friolise, dat doodskopje Lucidarme met haar larvenaspect, dat hem eensklaps het beeld met de larven hergaf?

Straks vroeg hij het haar. Ze ging naar Spanje. Zijn altijd gereede fantasie volgde haar reeds. Ze ging met een uitgezocht troepje uit haar levende have, de beste stukken van haar inboedel. Nergens zou ze zich vestigen, hij voorzag het, maar in alle steden zou ze haar tenten opslaan, de havensteden eerst, die van het binnenland daarna. Een soort geheim kermisspul met een keurcollectie ademend en tiktakkend vleesch, - een rollend bordeel, een vluchtige standplaats voor dezen vluchtigsten vorm der vormenrijke liefde.

Intusschen bezat Rood Paleis, gesloten, gestorven, nog altijd een uiterlijk dat zijn weerga niet vond. Een blok zonde, maar een blok. En meer dan een blok, een wacht, een militair in een somber, tevens indrukwekkend gala.

Hij keek wegdroomend dien kant. Fijn en onnoemelijk rood getrest stond het wezen van saamgedreven ontuchtigheid onvervaard, zijn uniform niet verdoft, neen, in een extra, een

[pagina 259]
[p. 259]

vorstelijk gala. Hij zag versierselen die hij nooit had gezien. Een roode cocarde knalde open opzij aan den helm. De helm werd getooid met een roode pluim struisveeren... Rennen, rinkelen, benauwd loeien brachten hem tot het begrip van de daad der petroleuse. Hij stond op de gracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken