Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.87 MB)

XML (4.06 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


Bekijk ook het Algemeen Letterkundig Lexicon



© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek

(2002)–G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse, G.J. Vis–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Inleiding en verantwoording

Het gebruik van deze woorden kon niet anders dan deze mensen aangenaam verrassen die gauw-gauw voor elk nieuw fenomeen dat ze treft een lexiconverklaring bij de hand wensen. (Het lexicon is het oorkussen van de luiaard).
(Paul van Ostaijen. Verzameld werk, Proza, p. 113).

Doelstellingen

Als er iets is wat wij met dit lexicon hebben willen vermijden, dan is het wel dat dit een naslagwerk voor luiaards zou worden. Uiteraard is het een woordenboek van literaire termen als vele andere letterkundige lexica waarin men de betekenissen van deze termen kan terugvinden. Wij hebben dit werk echter niet alleen samengesteld voor gebruikers die slechts pasklare antwoorden willen krijgen op hun vragen, maar vooral voor diegenen die geconfronteerd willen worden met de problematische aspecten van de definiëring van vaktermen. Het publiek dat wij voor ogen hebben, bestaat dus niet alleen uit diegenen die dit lexicon gebruiken als naslagwerk, maar vooral ook uit studenten letterkunde en vakgenoten die het raadplegen om te worden doorverwezen naar bestaande literatuur over het onderwerp.

Er is een aantal redenen waarom wij aan dit lexicon van letterkundige termen zijn begonnen. Hoewel er in het Nederlandse taalgebied al enkele lexica op dit terrein bestaan, zijn wij van mening dat daarin bepaalde onderdelen van het vak niet of nauwelijks voorkomen. Wij meenden er goed aan te doen de gebruiker in één lexicon terminologie aan te bieden die nu verspreid over de verschillende disciplines in tal van lexica is opgenomen. Zo vindt men hier terminologie op het gebied van de analytische bibliografie, de systematische bibliografie, de codicologie, de archivistiek en de paleografie naast de termen uit de retorica, de poëtica, de literaire kritiek, de literatuurgeschiedenis, de algemene literatuurwetenschap en andere disciplines in één alfabetisch geordend lexicon bijeen. Het gaat daarbij om die termen die zijn ingeburgerd in de neerlandistiek en waarvan in de Nederlandstalige (vak)literatuur voorbeelden zijn aan te wijzen.

Naar ons oordeel houden de bestaande lexica - een enkele uitzondering daargelaten - te weinig rekening met de oorspronkelijke gebruikssituatie van bepaalde termen. Veel van de in de neerlandistiek gangbare termen zijn bijvoorbeeld afkomstig uit de literaire kritiek en minstens zo dikwijls uit het alledaagse spraakgebruik. Dat betekent dat ze geen wetenschappelijke fundering hebben en dan ook lastig eenduidig te definiëren zijn omdat ze een oordeel, een opvatting en meestal ook een wisselende, van de tijd en situatie afhankelijke betekenis hebben. Wat moet men bijvoorbeeld verstaan onder een realistische roman of een romantisch verhaal? Daar is gewoonlijk een opvatting van de gebruiker van de term mee gemoeid die dan bovendien nog een tijdgebonden karakter blijkt te hebben. Hetzelfde kan gezegd worden van termen als aanschouwelijkheid of plastiek, triviaalliteratuur, keukenmeidenroman of van zulke ogenschijnlijk heldere en algemeen gangbare begrippen als motief of thema. Veel van deze en soortgelijke benoemingen van literaire verschijnselen zijn ontstaan in het literaire circuit: de dagelijkse praktijk van schrijvers, critici, essayisten, toneelspelers, uitgevers e.a. Ze missen de exact te omschrijven inhoud die men van wetenschappelijke termen zou mogen verwachten. Dat is dan ook mede de reden van het feit dat wij soms contemporaine literair-kritische omschrijvingen en opvattingen uit het verleden hebben aangehaald ter illustratie van het tijdgebonden karakter van een bepaalde term.

Maar met veel zogenaamde ‘wetenschappelijke terminologie’ is het in feite niet anders. We noemden al de termen thema en motief, maar ook termen als genre en de ermee verbonden indeling in dramatiek, epiek en lyriek blijken in de praktijk sterk subjectief en door de tijd bepaald. Veel van deze termen kennen een lange geschiedenis en in de loop der jaren heeft men er een steeds gewijzigde en aangepaste betekenis aan toegekend. Die betekenisveranderingen zijn doorgaans niet het resultaat van een zorgvuldige reflectie op de inhoud van die terminologie zelf, maar eerder een gevolg van de wijzigingen in de literaire praktijk. Zo kan het ontstaan van nieuwe teksttypen waarop eenzelfde term van toepassing blijkt, een inhoudelijke verschuiving van de betekenis van die term bewerkstelligen. Men denke maar aan een genreaanduiding als roman in de combinaties ridderroman, psychologische roman, reportageroman en damesroman. Een definitie van een dergelijk begrip legt de betekenis ervan in feite vast, terwijl die betekenis allerminst vast blijkt te zijn.

In de praktijk betekent het voorgaande dat wij ervan zijn uitgegaan dat een beschrijving van de betekenis van een term in veel gevallen vergezeld dient te gaan van aantekeningen over het historisch gebruik ervan of van opmerkingen over de betrekkelijkheid of onzekerheid van de gegeven betekenis. Maar belangrijker nog is dat wij dergelijke termen plaatsen in het kader van de ermee verbonden literatuuropvattingen.

Deze doelstelling zou gemakkelijk kunnen leiden tot oeverloosheid in de omschrijvingen van bepaalde betekenissen. Wij hebben een lexicon op het oog gehad en geen verzameling studies over vakterminologie. Om te voorkomen dat de lemmata op grond van de gegeven overwegingen een uitdijend heelal zouden gaan vormen, hebben wij uit de gangbare omschrijvingen niettemin een keuze moeten maken. Deze beknoptheid van informatie wordt ondervangen door een literatuuropgave per trefwoord. Deze secundaire literatuur dient een tweeledig doel: ze registreert waar dat mogelijk is de discussie die er over het gebruik van bepaalde termen gevoerd is of gevoerd wordt én ze stelt de gebruiker in staat om zelf aanvullingen en verfijningen aan te brengen bij de in het lexicon gegeven beschrijvingen.

Wij hebben er in dit lexicon naar gestreefd om de beschreven verschijnselen en zaken van voorbeelden te voorzien uit het Nederlandse taalgebied. Waar dat mogelijk is (wanneer het voorbeeld slechts enkele regels omvat), wordt het in het lemma opgenomen: zo laat een voorbeeld van staartrijm of van een paradox zich gemakkelijk in zijn geheel citeren. Naar voorbeelden die teveel ruimte zouden vergen, zoals burgerlijk drama of thriller, wordt verwezen met het vermelden van een auteur, een titel en een jaartal van het desbetreffende werk.

 

Inrichting van het lexicon

Met behulp van bestaande lexica, handboeken en encyclopedieën hebben we een trefwoordenlijst samengesteld van de te bewerken termen. Daarnaast raadpleegden we een aantal syllabi en monografieën op deelgebieden, zoals toneel, verteltheorie, retorica, analytische bibliografie, algemene literatuurwetenschap en wat dies meer zij. In het totaal leverde dat ruim 2700 trefwoorden op. Deze lijst werd vervolgens uitgebreid met toevallige vondsten en met termen die we tijdens het schrijven van de lemmata tegenkwamen.

Alfabetisering

Voor de alfabetisering van de trefwoorden in het lexicon hebben we een viertal regels gehanteerd:

a. We zijn uitgegaan van de voorkeurspelling. Dat betekent dat er bijvoorbeeld geen verwijzingen worden opgenomen van C- naar K-woorden of omgekeerd.
b.Letterwoorden zoals a.l.s., ISBN, SF e.d. zijn in de lopende alfabetisering opgenomen, dus SF gaat niet vooraf aan saga, maar volgt op sextet en SISO gaat vooraf aan skald.
c.Alfabetisering geschiedt op het eerste woord van een samengesteld trefwoord, dus absolute poëzie vóór abstracte poëzie.
d.De IJ wordt gealfabetiseerd als Y, dus tussen de X en de Z.

 

Het gebruik van adjectieven als trefwoord hebben we zoveel mogelijk vermeden, maar veel samengestelde trefwoorden vormen met een bijvoeglijk naamwoord een vaste combinatie. We vermeden dus episch of dramatisch als trefwoord, maar we namen wel analytische bibliografie of duratieve anachronie op.

Verwijzingen

Bij synoniemen wordt telkens verwezen met zie naar het synoniem waaronder de verklaring of beschrijving van het trefwoord wordt gegeven. Boven deze laatste teksten worden alle synoniemen herhaald. Zo vindt men bij klinkdicht in de kopregel zie sonnet en bij sonnet treft men vervolgens de synoniemen klinkdicht, klinkert of tuyter aan. Wanneer een term in enkele gevallen gebruikt wordt als synoniem, maar in feite toch een betekenisverschil laat zien, krijgt zo'n trefwoord een eigen lemma. Vaak is er sprake van betekenisoverlapping of een nauwe samenhang bij verschillende vaktermen. Die overlappende of samenhangende termen zijn in het lemma opgenomen met een verwijzing door middel van een hyperlink in de tekst. Het betreft bijvoorbeeld trefwoorden als maniërisme en Schwulst, of alliteratie en stafrijm, waarvan de inhoud voor een belangrijk deel overeenkomt, maar waarvan de verschillen een eigen beschrijving rechtvaardigen.

Overigens doet zich hier bij uitstek het probleem voor van de betekenisnuances die een term in de geschiedenis van zijn gebruik heeft gekend. We wezen daar al op in de paragraaf over de doelstellingen. Wanneer het om deze historische betekenisverschuivingen gaat, worden die niet afgesplitst, maar in het lemma zelf beschreven. Men ziet dat bijvoorbeeld duidelijk in het gebruik van de aanduiding satire: aanvankelijk gebruikt voor een genre met een welomschreven vorm en inhoud, maar geëvolueerd tot een begrip dat vooral inhoudelijke en intentionele ironische aspecten vertoont, terwijl vorm en inhoud steeds vrijer lijken te zijn geworden.

Het komt nogal eens voor dat een term voor verschillende literaire verschijnselen wordt gebruikt. Zo wordt de aanduiding toneel gebruikt voor drama in het algemeen, voor het podium waarop het wordt gespeeld en tenslotte ook nog voor een scène binnen een toneelstuk (bijvoorbeeld in de auteursaanwijzing derde toneel). In die gevallen hebben we het trefwoord voorzien van een cijfer: dus respectievelijk toneel-1, toneel-2 en toneel-3. Een ander voorbeeld hiervan is vers, waarmee een dichtregel (vers-1), een gedicht (vers-2) of een strofe (vers-3) kan worden aangeduid.

Er zijn nogal wat termen die een specifieke relatie met elkaar hebben. Bij een trefwoord als rijm horen allerlei subgroepen, zoals gepaard rijm, slepend rijm, staand rijm, eye-rhyme, omarmend rijm en gekruist rijm. Hetzelfde kan worden vastgesteld voor termen die tot een bepaald vakgebied behoren, zoals de aanduidingen die in de verteltheorie thuishoren, of voor de terminologie die in de dramaturgie gebruikt wordt. Wij hebben ernaar gestreefd om deze lemmata niet alleen in samenhang te schrijven, maar ze ook tot op zekere hoogte op elkaar af te stemmen. Om die reden wordt er dan ook binnen die trefwoorden zelf naar andere termen verwezen door een elders behandelde term van een hyperlink te voorzien. Zo zal men in de tekst van het lemma quadrivium de artes liberales aantreffen als link. De lezer wordt er op die manier opmerkzaam op gemaakt dat de informatie die hij bij dat laatste trefwoord kan vinden, een uitbreiding van informatie over quadrivium kan inhouden, al is het maar doordat daarin het kader wordt aangegeven waarin zo'n term moet worden gezien. Wij zijn met het toekennen van dit soort verwijzingstips nogal kwistig omgesprongen, maar in een alfabetisch ingericht lexicon is dit de enige manier om verbanden aan te brengen. Een dergelijk verwijssysteem mag er echter niet toe leiden om bijvoorbeeld een term als quaestio op de volgende wijze te verklaren: ‘Term uit de retorica waarmee, in het kader van de inventio, het dubium onder woorden wordt gebracht’. De gebruiker zou in zo'n geval drie andere trefwoorden moeten raadplegen om precies te weten te komen wat er bedoeld wordt. Dit soort omschrijvingen hebben we omwille van de doorzichtigheid zoveel mogelijk vermeden door in het lemma zelf de voor de samenhang opgenomen verwijzingen van een korte verklaring te voorzien. Soms werd dit probleem opgelost door een voorbeeld te geven dat de gegeven omschrijving zo helder mogelijk illustreert.

Literatuurverwijzingen

Er worden in dit lexicon drie soorten literatuurverwijzingen gebruikt. Bij de voorbeelden die als citaat in de tekst zijn opgenomen, wordt telkens de bron vermeld. Dat geschiedt met een sterk verkorte titelbeschrijving. Zo wordt de verwijzing naar pagina 47 van de Verzamelde gedichten van Martinus Nijhoff in de uitgave van 1974 als volgt aangegeven: (M. Nijhoff, VG (1974), p. 47).

De lemmata worden afgesloten met een literatuuropgave die de gebruiker nader kan informeren over het trefwoord. Deze literatuuropgaven worden voorafgegaan door ‘LIT:’. Daarna volgen - in alfabetische volgorde - eerst een of meer korte aanduidingen van door ons geraadpleegde lexica, handboeken of monografieën. De lexica zijn altijd vermeld door middel van een letterwoord of auteursnaam (bijv. Bantel, BDI, MEW, Wilpert) wanneer het trefwoord erin voorkomt. Dat is niet altijd onder hetzelfde trefwoord, bijvoorbeeld niet in de Frans-, Duits- of Engelstalige lexica. In dat geval kan een nomenclatuur gebruikt worden, zoals die van W.V. Ruttkowski: Nomenclator litterarius (Bern etc., 1980). In alle andere gevallen waarin wij standaardliteratuur hebben geraadpleegd, wordt via zo'n letterwoord of naam verwezen naar werken waarin nadere informatie over het trefwoord te vinden is. Deze tot een letterwoord of een auteursnaam (bijv. Knuvelder, Mathijsen) bekorte titelopgaven worden hieronder in een lijst van volledige titelbeschrijvingen verduidelijkt.

Vervolgens worden in de literatuuropgave in chronologische volgorde de belangrijkste titels gegeven van publicaties over het desbetreffende onderwerp. Wij zijn daarbij niet uitgegaan van volledigheid, maar hebben ernaar gestreefd alleen die titels te vermelden die de gebruiker verder op weg kunnen helpen in het vinden van uitvoeriger informatie en meer literatuur over het onderwerp. Het accent ligt op recente Nederlandstalige secundaire literatuur.

Medewerkers

Alle lemmata in dit lexicon zijn tussen rechte haken voorzien van de naam van de samensteller of samenstellers van een lemma: F. van Thijn, G.J. van Bork, G.J. Vis, H. Struik, P.J. Verkruijsse en W. Kuiper.

Dit lexicon heeft een lange voorgeschiedenis. Die voorgeschiedenis is er voor verantwoordelijk dat een medewerker van het eerste uur, Willem Kuiper, zijn werkzaamheden halverwege het project moest staken. Zijn bijdragen en commentaar zijn evenals die van andere medewerk(st)ers, Jeroen Jansen, Theo Meder, Saskia Raue en Freddy van Thijn, voor ons van groot belang geweest. In een aantal gevallen hebben wij conceptteksten voor bepaalde trefwoorden aan collega's voorgelegd met het verzoek ze te becommentariëren. Dat leidde steeds tot herschrijving op grond van door hen gemaakte op- en aanmerkingen. Voor deze bijdragen en adviezen willen wij hen op deze plaats van harte bedanken. Ook commentaar van gebruikers van dit lexicon zal bij ons zeer welkom zijn en in dank worden aanvaard.

 

Amsterdam, 16 oktober 1997.

G.J. van Bork

H. Struik

P.J. Verkruijsse

G.J. Vis

 

Lijst van standaard literatuurverwijzingen

AbramsM.H. Abrams. A glossary of literary terms.New York [enz.], 19936.
Alphen Ernst van Alphen, Lizet Duyvendak, Maaike Meijer [e.a.]. Op poëtisch wijze. Een handleiding voor het lezen van poëzie. Bussum/Heerlen, 1996.
Anbeek/FontijnTon Anbeek en Jan Fontijn. Ik heb al een boek: het analyseren van jeugdboeken, lectuur en literatuur. Groningen, 1976.
BalMieke Bal. De theorie van vertellen en verhalen. Inleiding in de narratologie. Muiderberg, 19905.
BaldickChris Baldick. The concise Oxford dictionary of literary terms. Oxford etc., 1990.
BantelOtto Bantel. Grundbegriffe der Literatur. 10. Auflage. Frankfurt am Main, 1974.
BDIBDI-terminologie. Verklarend woordenboek van Nederlandse termen op het gebied van bibliotheek en documentaire informatie. Met vertalingen in het Engels, Frans, Duits, Spaans. Red.: P.J. van Swigchem en E.J. Slot. Den Haag, 1990.
BerghHans van den Bergh. Teksten voor toeschouwers. Inleiding in de dramatheorie. Muiderberg, 19832.
BestOtto F. Best. Handbuch literarischer Fachbegriffe. Definitionen und Beispiele.Uberarbeitete und erw. Ausgabe. Frankfurt am Main, 1989.
BrongersJ.A. Brongers. Boekwoorden woordenboek. Rondgang door de boekenwereld. Amsterdam, 1996.
BronzwaerW. Bronzwaer. Lessen in lyriek. Nieuwe Nederlandse poëtica. Nijmegen, 1993.
Buddingh'C. Buddingh'. Lexicon der poëzie. Amsterdam, 19783 (Synopsis).
CuddonJ.A. Cuddon. A dictionary of literary terms. London, 1977. Rev. ed. 1979.
DropW. Drop. Indringend lezen 2. Analyse van verhalend proza. Groningen, 1970.
Dupriez-1Bernard Dupriez. Gardus: Les procédés littéraires (Dictionnaire). Paris, 1984. 10-18.
Dupriez-2Bernard Dupriez. A dictionary of literary devices. Translated and adapted by Albert W. Halsall. New York etc., 1991.
FeatherJohn Feather. A dictionary of book history. New York, 1986.
FowlerRoger Fowler. A dictionary of modern critical terms. Rev. and enl. ed. London etc., 1987.
GorpH. van Gorp, R. Ghesquiere, D. Delabastita e.a. Lexicon van literaire termen. Stromingen en genres. Theoretische begrippen. Retorische procédés en stijlfiguren. 4e volledig herz. dr. Leuven [etc.], 1991.
HillerHelmut Hiller. Wörterbuch des Buches. 4., Vollständig neu bearbeitete Aufl. Frankfurt am Main, 1980.
HobsbaumPhilip Hobsbaum. Metre, rhythm and verse form. London etc., 1996.
HWRGert Ueding (hrsg.). Historisches Wörterbuch der Rhetorik. Bd. 1-3. Tübingen 1992-1996.
KnuvelderG.P.M. Knuvelder. Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. 5e, geheel herz. dr. 's-Hertogenbosch, 1970-1976. 4 dln.
KrywalskiDiether Krywalski (red.). Handlexikon zur Literaturwissenschaft. Reinbek bei Hamburg, 19782. (RoRoRo, 6221-6222) 2 Bde.
LaanK. ter Laan. Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid. 2e, verm. dr. met medewerking voor België van L. Roelandt. 's-Gravenhage [enz.], 1952.
LausbergHeinrich Lausberg. Handbuch der literarischen Rhetorik. Eine Grundlegung der Literaturwissenschaft. 2, durch einen Nachtrag vermehrte Aufl. München, 1973. 2 Bde.
LdMALexikon des Mittelalters. [Onder red. van G. Avella-Widhalm, L. Lutz, R. Mattejiet u.A.] München [usw], 1980-... [N.B.: verschijnt in afleveringen; 1e afl. 1977].
Leeman/BraetA.D. Leeman en A.C. Braet. Klassieke retorica. Haar inhoud, functie en betekenis. Groningen 1987.
LodewickH.J.F.M. Lodewick. Literaire kunst. 's-Hertogenbosch, 197642.
MarouzeauJ. Marouzeau. Lexique de la terminologie linguistique. Francais, Allemand, Anglais, Italien. 2e éd., 4e tirage. Paris, 1968.
MathijsenMarita Mathijsen. Naar de letter. Handboek editiewetenschap. 2e herz. opl. Den Haag, 1997.
MetzlerGünther und Irmgard Schweikle (Hrsg.).Metzler Literatur Lexikon. Begriffe und Definitionen. 2., überarb. Aufl. Stuttgart, 1990.
MEWModerne Encyclopedie der Wereldliteratuur. Onder hoofdred. van A.G.H. Bachrach, M. de Grève, G. Stuiveling e.a. [2e geheel herz. dr.] Haarlem [etc.], 1980-1984. 10 dln.
MorierHenri Morier. Dictionnaire de poétique et de rhétorique. 4e éd. rvue et augmentée. Paris, 1989.
Myers/SimmsJack Myers and Michael Simms. The Longman dictionary of poetic terms. New York etc., 1989. Longman English and Humanities Series.
Ned.Arch.-term.Lexicon van Nederlandse archieftermen. 's-Gravenhage, 1983.
PremingerAlex Preminger (red.). Princeton Encyclopedia of poetry and poetics. Enlarged ed. Princeton, 1974.
PrinceGerald Prince. A dictionary of narratology. Aldershot, 1987.
ScottA.F. Scott. Current literary terms. A concise dictionary of their origin and use.Reprinted with revisions. London etc., 1979.
ShipleyJoseph T. Shipley (ed.). Dictionary of world literary terms. Forms, technique, criticism. Completely rev. and enl. ed. Boston, 1979.
UedingGert Ueding. Einführung in die Rhetorik. Geschichte, Technik, Methode. Unter mitarbeit von Christine Brüggemann, Elfriede Callier, Jürgen Fröchling u.A. Stuttgart, 1976.
WilpertGero von Wilpert. Sachwörterbuch der Literatur. Stuttgart, 19796. (Kröners Taschenausgabe, 231).

Andere gebruikte afkortingen

FdLForum der Letteren
LBLeuvense Bijdragen
MNWMiddelnederlands Woordenboek
NTgDe Nieuwe Taalgids
PMLAPublications of the Modern Language Association of America
SpLSpiegel der Letteren
TNTLTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
VGVerzamelde Gedichten
VMAVerslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
VWVerzameld werk / Volledige werken
WB-ed.Wereldbibliotheek van de Werken van Vondel
WNTWoordenboek der Nederlandsche Taal


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken