Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de schaduw van Loevestein (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de schaduw van Loevestein
Afbeelding van In de schaduw van LoevesteinToon afbeelding van titelpagina van In de schaduw van Loevestein

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (12.21 MB)

ebook (4.72 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

H.H. Prahl



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de schaduw van Loevestein

(1968)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

7. Klara

Ook toen Gerrit en Adriaan weer naar school moesten, gingen ze op vrije dagen nog vaak met Klaas varen of ze zwierven rond in de omgeving van Gorkum. In de winter was het op de school van meester Lambert veel drukker dan in de zomer, want dan werkten veel kinderen op het land. Schout Van Grootvelt stuurde zijn zoon naar een school in Utrecht, waar niet zoveel leerlingen in een klas zaten. Gorkum merkte dat Jan van Grootvelt weg was; er werd niet meer gevochten.

Tegen Kerstmis kwamen de broertjes van Klaas ook op zolder slapen, want het kindje zou nu spoedig geboren worden. In moeders slaapkamer stond de wieg al klaar. Het was een oude. Moeder had er zelf als baby in gelegen. Toen tante Klara trouwde, had ze deze wieg meegekregen van de grootmoeder van Klaas, die hij nooit gekend had. Omdat tante geen kinderen had, was hij nooit meer gebruikt.

Ook de kleertjes en de luiers lagen al wekenlang keurig opgevouwen klaar.

Op kerstmorgen kwam Klaas al vroeg naar beneden. Het was nog erg donker. Buiten viel geluidloos een plakkerige sneeuw, die eerst smolt, maar na enige tijd bleef liggen. Tante Klara liep druk heen en weer tussen de keuken en moeders kamer.

‘Je moet de baker halen,’ zei ze gejaagd.

Klaas wist dat het kindje nu zou komen. Hij herinnerde zich de geboorte van Dirk en Jan. Vader ging dan de baker waarschuwen. Nu moest hij het doen. Als het maar niet net zo ging

[pagina 73]
[p. 73]

als twee jaar geleden, toen het zusje doodgeboren werd.

Klaas kleedde zich warm aan, zette zijn muts op en ging op weg. Er was nog niemand buiten. Hij holde zo hard hij kon naar de Vijfzinnenstraat, waar de baker woonde. Klaas kwam wel vaker in dat straatje, omdat op de hoek ervan Adriaan woonde. Het viel niet mee om in de plakkerige sneeuw op te schieten, want Klaas liep op klompen en telkens zat er een dikke bult sneeuw onder.

Op de hoek van de Varkenmarkt botste hij bijna tegen een vrouw op, die ook al vroeg buiten was. Klaas gleed uit, krabbelde overeind, nam zijn klompen in de hand en holde verder op zijn kousen. De vrouw keek hem stomverbaasd na. Wie ging er nu op zijn sokken door de sneeuw lopen? Klaas verdween in de steeds dichter vallende sneeuw. Nu het langzamerhand dag werd, zag alles er erg vaal en grijs uit. De huizen doemden schimmig op, er was weinig licht in de woningen en vrijwel overal waren de luiken nog gesloten. Ook bij de baker.

Klaas maakte veel lawaai met de klopper.

Toen er niet snel genoeg open werd gedaan, beukte hij met zijn vuisten op de deur en riep: ‘Doe open! Doe open!’

Weer roffelde de zware koperen klopper op de metalen plaat. In het huis galmde het na. Buiten werden alle geluiden gesmoord in de sneeuw.

‘Doe open! Open!’ schreeuwde Klaas weer.

Juist toen hij de deur opnieuw met zijn vuisten wilde bewerken, werd deze ontsloten.

Een slonzige oude vrouw keek hem slaperig aan. Ze opende alleen de bovenhelft van de deur.

‘Wat mot je?’ snauwde ze.

‘U moet bij mijn moeder komen,’ hijgde Klaas.

‘Wie is je moeder?’

‘Vrouw Bijsterus.’

[pagina 74]
[p. 74]

‘Vrouw Bijsterus? Die Arminiaanse? Dat is mijn soort niet.’ Met een klap werd het bovendeurtje weer gesloten, de grendels gingen ervoor.

Klaas wist niet hoe hij het had. Wilde ze niet komen? Liet ze moeder zo maar aan haar lot over? In wilde drift trapte hij tegen de deur, hij tierde en raasde en schold de baker zo hard uit, dat ze het binnen kon horen. Het hielp allemaal niets.

De baker was niet de enige die Klaas hoorde te keer gaan. In het huis op de hoek werd een luik geopend en Adriaan keek wie daar zo schreeuwde. Hij haastte zich naar buiten en vroeg Klaas wat er aan de hand was. Klaas vertelde hem dat het kindje geboren zou worden en dat de baker niet wilde komen, omdat ze Arminianen waren.

 

Adriaan had aandachtig geluisterd. ‘Kun je paardrijden?’ vroeg hij onverwacht.

‘Paardrijden?’ zei Klaas.

‘Er woont een baker in Dalem, die veel beter is dan die oude slons van hiernaast. Zij is ook geweest, toen mijn broertje geboren werd. Als je kunt paardrijden, gaan we erheen op het paard van mijn vader.’

‘Gaan we samen?’ vroeg Klaas.

‘Als je voor me zit en je houdt je goed vast aan de manen, kan je niets gebeuren,’ verzekerde Adriaan.

‘Laten we het maar proberen,’ zei Klaas.

 

Met Adriaan liep hij een smal poortje in naast het huis. Zo kwamen ze bij de stal. Adriaan leidde het paard naar buiten, hielp Klaas erop en klom toen zelf handig achter hem.

Boven op het ongezadelde dier merkte Klaas pas hoe groot een paard wel is. Hij klemde zich vast aan de manen. Stapvoets ging het door het poortje.

[pagina 75]
[p. 75]

Op straat liet Adriaan het paard sneller lopen. Klaas was doodsbenauwd dat hij zou vallen.

In de Arkelstraat ging het nog sneller.

 

In het huis aan de Kortendijk was men ongerust geworden. Waar bleef Klaas toch? Kon hij het huis van de baker niet vinden?

Oom Jan stond voor het raam en tuurde door de dicht vallende sneeuw. De kleine kinderen sliepen gelukkig nog.

‘Klara, ik ga die jongen halen,’ riep oom Jan naar boven.

Hij kleedde zich warm aan en ging naar buiten. Brr, wat een weer! Zijn zwarte hoed was in enkele minuten wit. De sneeuw drukte de brede rand naar beneden.

Oom Jan haastte zich door een steegje naar de Arkelstraat. Hij zou juist de straat oversteken, toen hij het doffe geluid van paardehoeven hoorde in de sneeuw. In volle galop kwamen twee jongens de Arkelstraat in en... de voorste was Klaas!

‘Klaas, waar ga je heen?’ riep oom Jan.

‘Naar Dalem, baker halen!’ schreeuwde zijn neefje in het voorbijrijden.

Stomverbaasd keek oom Jan de twee jongens na.

‘Kom vlug terug,’ riep hij nog voor hij naar huis ging.

Adriaan wuifde, en daar waren ze de hoek al om.

Bonkend ging het over de Visbrug.

In de straat hoorde je de snelle hoeven bijna niet in de sneeuw. In het traag winnende daglicht leek het paard met de jongens een spookverschijning. Even voorbij de Vismarkt gingen ze een smal straatje in, dat recht naar de Borchpoort leidde. Gelukkig was de stadspoort al open.

Zonder groet stormden ze de wacht voorbij, met dof gebonk de lange, smalle brug over en daarna vrijwel geluidloos de smalle dijk naar Dalem op. Adriaan liet het paard de vrije teugel. Klaas

[pagina 76]
[p. 76]


illustratie

[pagina 77]
[p. 77]

zakte een beetje scheef, hij had het nog nooit zo benauwd gehad. Adriaan trok hem weer recht. Gelukkig hield het sneeuwen op, zodat het zicht beter werd.

Bij een van de eerste huizen van Dalem hield Adriaan het paard in. Hij sprong eraf en klopte aan bij een laag huisje, dat half achter de dijk verscholen lag. Klaas zat heel alleen hoog op het paard. Als het beest er nu maar niet met hem vandoor ging! Gelukkig had het dier daar helemaal geen zin in, het stond dampend in de witte wereld te wachten op Adriaan.

Het korte gesprek bij de deur kon Klaas niet verstaan. Adriaan klom weer de dijk op.

‘Ze komt,’ zei hij.

Even later kwam een jonge vrouw achter uit het huis. Ze had een lange zwarte mantel aan met een kap die haar hoofd bijna helemaal bedekte. Een grote tas hield ze in de hand.

Adriaan was weer op het paard gesprongen en had het dier laten draaien. Hij pakte de tas aan van de baker en klemde die tussen Klaas en hemzelf in. ‘Wacht even,’ riep de baker. Ze holde naar de boerderij dicht bij het huisje. Zonder iets te vragen haalde ze daar een paard uit de stal, klom er als een man op ondanks haar vele stijve rokken en reed naar de dijk. De boer kwam naar buiten. ‘Hé, hé, waar gaat dat heen?’ riep hij.

‘Ik moet naar Gorkum, er is haast bij,’ zei de baker in het voorbijrijden.

De boer was wel wat gewend van zijn resolute buurvrouw, maar zo iets had hij nog nooit meegemaakt. Veel tijd om van zijn verbazing te bekomen had hij niet, want reeds galoppeerde de twee paarden naar Gorkum. Heel aarzelend brak de zon door. De weg en de weilanden werden verblindend wit. De jongens hadden grote moeite de baker voor te blijven, die haar paard over de dijk voortjoeg.

[pagina 78]
[p. 78]

De wacht bij de Borchpoort zag een vreemde verschijning naderen: een vrouw die paardreed als een man, een wijduitwaaiende mantel als zwarte vlerken boven de witte weg.

In de stad ging het iets langzamer. De jongens reden voorop om de weg te wijzen. Op de smalle Kortendijk hielden ze stil bij het huis van oom Jan.

Adriaan bracht het paard van zijn vader terug naar de stal, de baker ging het huis in en Klaas leidde het andere paard naar de loods naast het huis. Hij was blij weer vaste grond onder de voeten te voelen. Uit de werkplaats haalde hij een oude deken om het paard af te dekken. Daarna ging ook hij naar binnen.

Vanaf het ogenblik dat zij in huis kwam, was de baker de baas. Hoewel ze jonger was dan moeder en tante Klara, werd haar gezag aanvaard, omdat ze rustig en vriendelijk optrad en precies wist wat ze wilde. Haar moeder was ook baker geweest en de jonge vrouw had veel van haar geleerd. In één oogopslag zag ze dat in de kamer van moeder alles keurig voor elkaar was. Oom Jan had ervoor gezorgd dat het vuur in de open haard flink brandde. Binnen het kamerscherm stond de luiermand klaar.

Er was een zenuwachtige stemming in huis geweest, omdat Klaas zolang wegbleef. Oom Jan had rusteloos heen en weer gelopen en had wel tien keer gezegd: ‘Waar blijft die baker nu?’ De andere kinderen waren niet gewekt, ze hadden niets gehoord en sliepen alle vier nog.

Tante Klara en de baker waren bij moeder.

Tante verbaasde zich over het rustige optreden van de vrouw. Met een enkel woord wist ze alle onrust weg te nemen. Ze praatte zachtjes met moeder en ging wat kleertjes klaarleggen.

 

Een half uur nadat de baker gekomen was, was het kind ge-

[pagina 79]
[p. 79]

boren. Het was een meisje. De baker waste het, wikkelde het in een warme luier en legde het voorzichtig in het wiegje. In de keuken hoorden oom Jan en Klaas het eerste geschrei van de nieuwe wereldburger. Dit ijle geluid ver in het oude huis klonk Klaas als muziek in de oren. Het was gelukt, hij had het gehaald, hij was op tijd geweest.

De baker verzorgde moeder, kleedde het kindje verder aan in een heleboel borstrokjes, hemdjes en wollen mutsjes en wikkelde het in een wollen jurkje.

Toen mocht Klaas binnenkomen.

Moeder leunde vermoeid in de kussens. Ze lachte naar Klaas, streelde hem over het haar en zei zacht: ‘Mijn lieve grote jongen.’

Klaas kon wel huilen van geluk.

Het was de gewoonte dat de baker nu het kind in de armen van de vader legde. Ze keek even aarzelend om zich heen, gaf het kind toen aan moeder en sprak de woorden die al bij duizenden andere geboorten gesproken waren: ‘Ziedaar uw kind, Onze Lieve Heer geeft er zeer veel geluk mee, of haalt het vroeg in zijn Rijk.’

Oom Jan was ook binnengekomen. Hij gaf de baker de traditionele fooi en bewonderde het kind.

‘Hoe heet het zusje, moeder?’ vroeg Klaas.

‘Klara,’ zei moeder zacht.

Oom Jan en tante Klara waren erg ontroerd.

‘Zo is het genoeg geweest,’ zei de baker met enigszins trillende stem. ‘Straks staan we allemaal nog te huilen.’ Heel voorzichtig nam ze Klara op en legde haar in het wiegje.

Moeder kreeg brood met schapekaas.

In de stad begonnen de klokken te luiden. Voor de meeste mensen begon de kerstochtend nu pas. Zou het kerstkind vrede brengen?

[pagina 80]
[p. 80]

Later op de ochtend haalde tante Klara uit de kist van moeder een plankje te voorschijn dat overtrokken was met rode zijde. Dit kloppertje werd aan de deur gehangen ten teken dat er een kindje geboren was. Een wit papiertje in het midden gaf aan dat het een meisje was.

De andere kinderen mochten ook even bij het zusje kijken. 's Middags kwamen enkele buren op bezoek. Veel waren het er niet, want wat zouden de mensen er wel van zeggen als je bij die Arminianen op bezoek ging?

 

De baker bleef tien dagen. Haar man had twee grote tassen gebracht met kleren en andere dingen die ze nodig had. Het paard had hij meegenomen. Klaas was bijna steeds thuis, hij hielp iedereen die hij maar helpen kon. Soms had hij een werkje al gedaan nog voor erom gevraagd werd. Zo kwam het dat hij ook op de achtentwintigste december thuis was. Hij zat rustig bij moeder in de kamer en stookte het vuur voor haar, toen er op de deur geklopt werd en een kleine man binnenkwam.

Moeder keek blij verrast. ‘Paschier!’ riep ze uit, ‘hoe kom jij hier?’

De kleine man lachte en zei: ‘Dat vraagt iedereen me altijd, dat is mijn geheim.’ Hij hing zijn mantel over een stoelleuning. Klaas keek hem aandachtig aan. Was dat nu de beroemde Paschier? De man die overal in het land gezocht werd, omdat hij remonstrants predikant was, net als zijn vader?

‘Jij bent zeker Klaas, hè?’ vroeg de kleine mam.

Tante Klara en de baker waren ook binnengekomen. Paschier had vader twee jaar geleden voor het laatst gezien. Hij vroeg hoe alles gegaan was in de laatste maanden. Moeder vertelde wat er gebeurd was en vroeg hoe hij er toch weer telkens in slaagde te ontsnappen.

[pagina 81]
[p. 81]

Paschier haalde de schouders op. ‘Heel veel geluk en een beetje fantasie,’ zei hij, en vertelde hoe hij enkele malen ternauwernood was ontkomen.

‘Eén keer hadden ze me bijna te pakken. We waren met een hele groep mensen ingesloten in een huis. De schout wist dat één van ons de gezochte predikant was, maar hij herkende me niet. Ik stapte naar voren en zei dat ik de predikant was. De schout werd boos en zei dat hij niet gekomen was om grapjes te maken. Ik moest zeggen wie ik echt was en hij was pas tevreden, toen ik loog dat ik schilder was en woonde in het huis waar de aap uithing. De schout meende dat ik niet goed wijs was en stuurde me weg. Pas later heeft hij begrepen dat ik de waarheid sprak, maar toen was ik al lang de stad uit.’

Oom Jan was ook binnengekomen en ze genoten allemaal van de verhalen van de predikant.

Paschier bewonderde Klara. ‘Is ze al gedoopt?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei moeder, ‘we mogen niet in de kerk komen.’

‘Maar we hebben toch geen kerk nodig om te dopen?’ vroeg hij. ‘Ken je Lansbergen uit Rotterdam?’

Moeder knikte.

‘Anderhalf jaar geleden ging hij in het geheim voor in een doopdienst langs de Oude Dijk,’ vervolgde Paschier. ‘Een vader hield zijn dochtertje ten doop. Toen kwam de schout. Hij had gezien wie het kind doopte en wilde Lansbergen gevangennemen. De vader sprong over de sloot, het kind werd hem toegeworpen en iedereen maakte zich uit de voeten.’

‘Hoe heette dat kind?’ vroeg moeder.

‘Suzanna Forman,’ zei Paschier, ‘maar iedereen noemt haar Slootkantje.’

Men maakte nu alles klaar voor de doop van Klara. De andere kinderen werden gehaald en Paschier sprak over het geluk dat mensen kunnen hebben in de donkerste tijden. Hij

[pagina 82]
[p. 82]

leek nu een heel andere man dan de vrolijke verteller van zoeven. Rustig en ernstig sprak hij. In de stille kamer las hij eeuwenoude woorden.

Tante Klara hield haar petekind ten doop.

Klaas keek naar zijn zusje en naar de smalle handen, die het kind zegenden. De eenvoudige plechtigheid werd besloten met het zingen van een lied.

Daarna werd Klara weer in de wieg gelegd en ging tante allerlei lekkernijen klaarmaken.

Paschier bleef tot na het eten, toen ging hij weer weg. Waarheen? Niemand wist het.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken