Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de schaduw van Loevestein (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de schaduw van Loevestein
Afbeelding van In de schaduw van LoevesteinToon afbeelding van titelpagina van In de schaduw van Loevestein

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (12.21 MB)

ebook (4.72 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

H.H. Prahl



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de schaduw van Loevestein

(1968)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

11. Pannekoeken en bloed

Zo was de schooltijd van Klaas in Gorkum van korte duur. Toch was het uit met het vrije leventje, want bij oom Jan moest Klaas voortaan flink aanpakken. Het werk begon al vroeg in de morgen en duurde tot het donker werd. Oom Jan leerde hem alles wat met de verfbereiding en het wolverven te maken had. Klaas kwam alleen nog buiten als hij iets weg moest brengen in de stad. De dag nadat hij de school voor het eerst en tevens voor het laatst van binnen had gezien, klonk er op de Kortendijk luid gejoel. Jan van Grootvelt daagde Klaas uit om naar buiten te komen. Hij wilde wraak nemen voor wat Gerrit en Adriaan gedaan hadden en voor de vechtpartij van lang geleden. Klaas bleef binnen en de troep jongens trok verder. Ook bij Gerrit en Adriaan schreeuwden en dreigden ze.

Toen Klaas een paar dagen later een paar pakjes moest bezorgen in de bovenstad aan de overkant van de smalle Linge, keek hij goed uit of hij niet ergens opgewacht werd door zijn vijanden.

Terwijl hij in de Keizerstraat liep, waar hij het eerste pakje net had afgegeven, zag hij in de verte Jan van Grootvelt met zijn bende op de Vismarkt. Klaas glipte de Balensteeg in.

Zouden ze hem gezien hebben? Bij het oversteken van de volgende straat keek hij snel naar links.

Luid schreeuwend kwamen ze aan. Klaas zette het op een lopen. Op de hoek van de Nieuwsteeg en de Appeldijk, bij Adriaan Fransz., moest het tweede pakje afgegeven worden. Klaas durfde

[pagina 111]
[p. 111]

niet bij de voordeur aan te kloppen. Eer er opengedaan was, hadden ze hem al lang ingehaald. Daarom rende hij de Nieuwsteeg in. Hier wierp hij het pak over de tuinmuur en klom er zelf achteraan. Hij was maar net op tijd, want daar kwamen zijn achtervolgers al aanrennen. Eerst holden ze de steeg voorbij, toen kwamen ze terug. Klaas hoorde hen vlakbij praten. Zouden ze over de muur kijken? Hij schoof onder een paar struiken. Schuin boven hem klonk een stem: ‘Hier is hij ook niet.’

Het bleef druk in de steeg. Ze gingen nog niet weg. Klaas besloot eerst het pak af te gaan geven bij de achterdeur.

Op het tuinpad schopte hij de modder van zijn voeten en liep naar de keukendeur.

Om bij de keuken te komen moest je een paar treetjes af naar een soort kelder. Het was mooi weer, dus de deur stond open. Klaas wachtte op de drempel. Bij de schouw was de keukenmeid aan het werk. Ze had niets gehoord. Klaas kuchte eens. Het meisje keek op. ‘Ach jongen, je laat me schrikken,’ zei ze. ‘Ik moest hier dit pakje afgeven,’ zei Klaas.

‘Waarom kom je niet aan de voordeur?’

‘Ik dacht dat het misschien wel hier moest zijn,’ antwoordde Klaas.

‘Dat zal wel. Je komt zeker op de lucht van de pannekoeken af.’ Klaas mompelde iets wat op een antwoord leek.

‘Je treft het,’ vervolgde het meisje, ‘ik heb er toch een paar over. Ga daar maar zitten.’ Ze wees Klaas een plaats aan de roze geschilderde tafel. Even later stond er al een groot tinnen bord voor hem met twee heerlijke pannekoeken.

De stof werd ondertussen uitgepakt en bekeken.

Klaas gaf zijn ogen goed de kost. Het was wel te zien dat Adriaan Fransz. een van de rijkste mannen van de stad was. In de ruime keuken stonden en hingen een heleboel koperen pannen

[pagina 112]
[p. 112]

en tinnen borden. Aan de zoldering hing worst en spek, de vloer was betegeld. Alles zag er even schoon en blinkend uit. Het zonlicht deed de koperen zwengel van de pomp schitteren. Zo zat Klaas heerlijk te smullen, terwijl buiten nog steeds het geschreeuw klonk van de jongens die hem zochten. Daar kwam echter plotseling een einde aan, want de torenklok sloeg en de bende moest zich haasten om niet te laat op school te komen. Klaas bedankte netjes voor de pannekoeken en wandelde tevreden door de mooie tuin naar het kleine tuinpoortje. In de rechthoekige bloemperken stonden die beroemde bloemen waar je de laatste tijd zoveel over hoorde: tulpen.

Er werd gezegd dat Adriaan Fransz. tulpen in zijn tuin had waarvoor hij duizend gulden per stuk had betaald. Bij de muur stond een prachtige goudenregen.

Terug bij de Lingekade genoot Klaas van het lawaai uit de werkplaatsen, het roepen van kooplui, de vele geuren van het voorjaar en de koopwaar op de kade. Er was het geratel van een rijtuig; vrolijk klonk het geluid van de paardehoeven. De bomen stonden in het eerste groen, op de boten waren de tonnen helder gekleurd en veel huizen kregen een nieuw verfje, groen, rood, bruin of wit, net naar de bewoner mooi vond. Deze hele bonte mengeling van kleuren, geuren en geluiden in de zonovergoten stad maakte alle mensen blij en Klaas prees zich gelukkig dat hij niet meer op school hoefde te zitten.

 

Op 19 juli 1622 werd Klaas dertien jaar.

Het was een stille dag. Hij had zelf gezegd: ‘Laten we maar geen feestvieren nu vader nog gevangen zit.’

Vader zat al bijna een jaar opgesloten. De laatste tijd kreeg hij gelukkig beter te eten, vooral omdat moeder nu elke week op bezoek ging. Moeder had weer een verzoekschrift bij de regering ingediend. In deze brief had ze gevraagd of ze met de

[pagina 113]
[p. 113]

jongste kinderen op Loevestein mocht gaan wonen. Er was nog geen antwoord gekomen.

Op de ochtend van zijn verjaardag had Klaas tot zijn verrassing toch een paar pakjes naast zijn bord gevonden. Er zaten nieuwe kledingstukken in. Het mooiste cadeau was een lange brief van vader. Verder had Klaas die dag gewoon zijn werk gedaan.

 

Ruim een week later kwam het bericht uit Den Haag dat moeder met de jongste drie kinderen op Loevestein mocht wonen. Dat gaf een hele opwinding. Er moest weer een heleboel ingepakt worden en de kinderen waren erg druk en lastig. Alleen de kleine Klare wist nog van niets. Ze was een erg lief, tevreden kindje, dat groeide als kool en lachte naar iedereen die boven de wieg verscheen.

Tante Klara vond het niet leuk dat haar kleine nichtje weg zou gaan, maar ze begreep wel dat het zo beter was.

Terwijl Klaas 's middags bezig was meekrapwortels fijn te hakken, waaruit oom Jan rode verf bereidde, kwamen de broertjes steeds in de werkplaats kijken. Ze vonden het grote hakmes van Klaas erg griezelig. Om ze te plagen hief Klaas het mes dreigend op en zei: ‘Pas op, hoor, ik hak je in je vingers!’ Dan renden de twee kleine jongens weg. Even later kwamen ze dan terug. Het spelletje werd steeds wilder. Met het mes boven zijn hoofd zwaaiend achtervolgde Klaas zijn broertjes. Daar moest wel een ongeluk van komen!

En ja hoor, Dirk gleed uit, bezeerde zijn knie en begon erbarmelijk te huilen. Oom Jan schrok, draaide zich snel om en gooide zodoende een pot rode verf om, die net klaar was. De verf stroomde door een gootje in de Linge.

Oom Jan werd nu echt boos, hij zette Klaas aan het werk en stuurde de kinderen naar binnen.

[pagina 114]
[p. 114]

Toen keerde de rust weer.

Klaas hakte meekrapwortels, oom Jan redde zoveel mogelijk van zijn kostbare verf en moeder troostte Dirk.

Maar buiten?

Daar wandelde op de Havendijk Jan Reyers, de kleermaker. Hij hoorde kinderen roepen in de werkplaats van oom Jan. Door het raam zag hij een grote jongen met een mes in de hand een klein jongetje achtervolgen en hij hoorde het kleintje huilen. Hij zag niets meer, want de kleine was gevallen en de grote had zich gebukt.

Jan Reyers bleef naar de ramen turen waarachter hij zojuist een drama had zien gebeuren en zette toen nog grotere ogen op, want... daar vloeide bloed in de Linge!

De magere kleermaker bedacht zich geen ogenblik. Hij begon te rennen zoals hij nog nooit gerend had. Dit moest de schout weten. Met moeite werkte hij zich door de drukte op de Visbrug heen en na enkele minuten stond hij hijgend op de stoep van de woning van de schout in de Arkelstraat. Gelukkig was schout Van Grootvelt thuis.

‘De Arminianen vermoorden elkaar!’ riep de kleermaker.

Van Grootvelt schrok. Hij zette zijn grote, zwarte hoed op en ging meteen via de kortste weg naar het huis van oom Jan. Voorbijgangers, die de kleermaker ook hadden gehoord, volgden de twee mannen. Andere mensen liepen mee, omdat er zoveel achter de schout aan gingen en zo werd het een hele oploop op de Kortendijk.

De wildste geruchten deden de ronde in de stad en van alle kanten kwamen nieuwsgierigen aanlopen.

Voorzichtig opende de schout de deur van de werkplaats. Alles was rustig. Oom Jan keek even op en ging toen door met zijn werk. Klaas hakte er duchtig op los.

‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg de schout op barse toon.

[pagina 115]
[p. 115]

Oom Jan keek verbaasd. ‘Niets,’ zei hij.

‘Waar is het kind?’ vroeg de schout.

‘Kind? Welk kind?’ zei oom Jan.

‘Je weet best wat ik bedoel, Jan Pelt, er is hier een kind gedood of gewond met een hakmes. Jan Reyers heeft alles gezien vanaf de overkant,’ zei de schout.

Jan Reyers was ook binnengekomen. ‘Het bloed stroomde de rivier in,’ zei hij.

Oom Jan keek van de een naar de ander en daarna zag hij tot zijn verbazing een grote menigte bij de deur staan in angstige afwachting. Hij begon onbedaarlijk te lachen. De schout werd daar boos om, maar toen oom Jan hem uitgelegd had wat er gebeurd was, lachte ook hij zuurzoet.

De schout was nogal boos op de kleermaker en buiten riep hij met luide stem: ‘Ga maar naar huis, mensen. Jan Reyers weet het verschil nog niet tussen bloed en rode verf!’

Het duurde even eer de mensen wisten wat er bedoeld werd, maar toen ze het begrepen, lachten ze Jan Reyers uit. Stilletjes sloop de kleermaker naar huis en de menigte verspreidde zich.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken