Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergeten soldaat (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergeten soldaat
Afbeelding van De vergeten soldaatToon afbeelding van titelpagina van De vergeten soldaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.06 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Reint de Jonge



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergeten soldaat

(1981)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Hoofdstuk 4
Aftocht

Op dertien juni stormde tijdens het ochtendappèl een ruiter de poort binnen. Hij overhandigde sergeant Pauw een geschreven bevel en galoppeerde de stad in naar de andere poorten.

Pauw las het stuk en ging rustig verder met de inspectie van zijn troep. Na het appèl haalde hij het vel papier te voorschijn. Luid riep hij: ‘Mannen, we gaan een wandelingetje maken. Het luie leven in Hattem is afgelopen. We gaan vandaag op mars. We voegen ons bij de troepen die voor Utrecht liggen. Daar zullen we de Fransen er flink van langs geven, als ze het wagen zo ver te komen.’

Dat gaf een hele opschudding.

Burgers die het hoorden, begrepen dat hun stad zonder meer werd prijs gegeven aan de naderende vijand.

Als een lopend vuurtje ging het nieuws door de stad.

 

Voor de soldaten betekende het hard werken.

Op karren laadden ze grote kisten, kruitvaten, kogels en een deel van de wapens. Ook hun eigen bezittingen werden snel bijeen gezocht en opgeladen.

Ieder moest zelf zijn zware musket dragen met alles wat daar bij hoorde. Het bevel tot terugtrekken kwam niet helemaal onverwacht. Generaal Turenne was met het Franse leger bij Lobith het land binnen gevallen. Al de hele nacht waren er soldaten van het Staatse leger door Hattem getrokken. Ze gingen allemaal in zuidwestelijke richting.

Niemand wist waar de Fransen precies zaten.

Pieter Happert was de eerste die een duidelijk nadeel zag in de terugtocht. ‘Wat moeten we bij Utrecht,’ mopperde hij. ‘We worden betaald door Gelderland. Als we buiten het gewest komen zien we geen stuiver soldij meer.’

‘Klets toch niet over soldij,’ snauwde tamboer Frans Richter. ‘Het gaat

[pagina 22]
[p. 22]

om de strijd tegen de vijand. Dat geld komt wel in orde.’

Voor de tamboer was de oorlog een groot avontuur. In gevechten wilde hij zich onderscheiden. Door dapperheid zou hij willen opvallen. Dat was de manier om vooruit te komen in het leger. Frans Richter wilde het ver brengen. Hij droomde er van ooit officier te zijn. Hij had gehoopt op felle strijd bij de IJssel.

De roemloze aftocht viel hem zwaar. Was hij maar bij Lobith geweest! Daar was tenminste gevochten!

 

Mopperend en haastig maakten de mannen zich klaar. Ze aten nog bij de poort, zittend op hun bagage.

Daarna sloeg Richter de trommel en de lange tocht begon.

Nagestaard en verwenst door de burgerij marcheerden ze de poort uit.

 

Mina van Etten spande haar paard voor de wagen.

Ze had een paar maanden in Hattem gewoond. Een lange tijd voor een marketentster.

Uit het verwaarloosde huis haalde ze haar bezittingen.

Het huis bleef even leeg en kaal achter als zij het gevonden had. Ze laadde alles in de kar en reed de soldaten achterna. Buiten de stadswal zwaaide ze met haar zweep naar de burgers op de muur.

De zweep knalde in de lucht.

Het oude paard rende zo hard het kon het leger achterna.

Nog voor de soldaten de bosweg door de Hattemerholt hadden bereikt haalde Mina hen al in. Zij werd met gejuich begroet en in rustiger tempo bleef zij achter de wagens met munitie rijden.

Vooraan gingen de musketiers, dan volgden de wagens, daarna kwamen de piekeniers en achteraan liepen nog enkele musketiers.

De weg steeg langzaam. Het was een mul zandpad. De soldaten sjokten voort door het diepe karrespoor of liepen op de brokkelige wegkant waar de grond iets steviger was. Van een ordelijke rij was geen sprake meer. Voor het eerst in weken ging de zon schuil achter wolken. Niemand treurde er om. Het was zo al warm genoeg en de bepakking woog zwaar. Op de kruising met de weg van Heerde naar Kampen liet sergeant Pauw zijn mannen even rusten. Het bleek dat de marketentsterswagen weer

[pagina 23]
[p. 23]

goed voorzien was. Mina had uit voorzorg al een dag eerder haar voorraden aangevuld. Ze deed goede zaken.

Jan zat wat apart aan de kant van de weg.

Moe was hij nog niet. Hij zou wel graag zijn onhandige uniform en de zware wapens weggegooid hebben. Hij wist niet waar ze heen gingen en hij wist ook niet hoe lang ze moesten lopen. Pieter Happert had gezegd dat ze misschien wel op de vijand zouden stuiten onderweg. Daarom had iedere man zijn bandelier vol kruithorens gekregen en waren de kogeltassen gevuld. Jan had in de korte tijd dat hij musketier was, geleerd hoe hij een lont aan moest steken. De geduldige Happert had hem alle handelingen met het musket goed ingeprent. Maar wat ‘op de vijand stuiten’ zou betekenen daar had Jan geen idee van.

Hij was veel kalmer dan de anderen, omdat hij niet wist waar hij bang voor moest zijn. De stilte van het bos benauwde de soldaten. Sergeant Pauw liet steeds twee man een flink eind vooruit gaan om niet het risico te lopen in een hinderlaag te vallen. Niemand wist waar de Fransen waren. Het kon best zijn dat de wegen naar Holland al in Franse handen waren. De gedachte dat elk moment de vijand uit het bos te voorschijn kon komen maakte de mannen zenuwachtig. Veel jonge soldaten waren nog nooit in de strijd geweest.

De oorlogservaring van ouderen, zoals Pauw, Happert en Spaan was hoofdzakelijk beperkt tot terugtrekken en vluchten.

Alleen Mina scheen welgemoed. Zij was blij dat het oude leven weer doorging. Ze had zoveel ervaring met oorlogen in Frankrijk en Duitsland, dat ze niet zo vlug van streek raakte.

Dat Pauw voorzichtig was vond ze heel verstandig, je kon nooit weten. ‘Maar, vandaag gebeurt er niets,’ verzekerde ze de mannen bij haar wagen. ‘Zo hard kan een Fransman niet lopen, dat hij in één dag de hele Veluwe bezet.’

Ze kreeg gelijk. De hele middag sjouwden ze ongehinderd verder. Rechts vlak land met boomgroepen, boerderijen en enkele kleine dorpen. Links heuvels met dichte bossen.

Het bleef de hele dag bewolkt. Toen ze laat in de middag hun bivak opsloegen bij een beek tussen Nunspeet en Ermelo, regende het zacht. Vanaf Nunspeet was het drukker op de weg. Troepen uit andere IJssel-

[pagina 24]
[p. 24]

vestingen voegden zich hier bij hen. Er werden nieuwtjes uitgewisseld. Niemand wist waar de Fransen waren. Sommigen zeiden dat ze de kant van Nijmegen op gegaan waren, maar dat kon ook wel een loos gerucht zijn.

Er waren geen tenten. De mannen moesten op de grond slapen, onder bomen of wagens. Langs de beek vlamden vuren op. Vlees, vis en brood hadden ze nog uit Hattem bij zich.

De hele avond bleven er troepen langs trekken. In lange rijen kwamen ze over de brug, meest voetvolk, maar ook enkele eenheden ruiterij.

Soms stoof een groepje officieren te paard langs, of een koerier.

Jan lette er niet op. Hij had een flink stuk halfgaar vlees bemachtigd en een homp brood. Daar had hij meer aandacht voor dan voor de drukte op de weg.

Later op de avond werd het stil.

De vuren doofden sputterend in de steeds heviger vallende regen. De mannen verdrongen elkaar op en onder de karren om droog te liggen. Huiverend rolden ze zich in hun dekens.

Bij de brug stonden wachtposten.

Ver weg klonk de kreet van een uil en de regen ruiste.

Omhoog kijkend naar de nachtlucht boven de bomen dacht Jan aan het bos thuis, aan Marij en oom Jan. Hij wilde terug, maar hij kon niet. Hij kon alleen maar meelopen. Meelopen naar een onbekende toekomst, naar ongekende gevaren. Meelopen in een oorlog waar hij niets van begreep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken