Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergeten soldaat (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergeten soldaat
Afbeelding van De vergeten soldaatToon afbeelding van titelpagina van De vergeten soldaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.06 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Reint de Jonge



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergeten soldaat

(1981)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

Hoofdstuk 3
De beste schutter

De volgende dag kreeg Jan Croon een musket. Het was een onhandig groot, zwaar geweer. David deed hem voor hoe hij dat logge wapen moest dragen.

In twee rijen marcheerden ze de stad uit.

Op een veld bij de rivier moest een schietoefening gehouden worden. Korporaal Spaan deelde kruit en lood uit. Met takken en planken maakten ze een schietschijf.

De oude soldaat Pieter Happert leerde Jan wat hij doen moest, om zijn musket te laden en af te schieten. Eerst kwam er grof kruit in de loop. Jan had een bandelier omgekregen met kruithoorntjes er aan. Daarna ging er een opgepropt lapje in de loop. Met een lange ijzeren stok werd dat stevig aangestampt. Vervolgens moest de ronde, loden kogel er in en daar bovenop weer een prop.

Om goed te kunnen richten moest het musket gesteund worden met een vorkstok. Pieter leerde Jan hoe hij die stok stevig in de grond moest steken. Daarna tilde hij de loop van het musket op de stok en hij kon gaan schieten.

Happert strooide wat fijn kruit op een kleine holte achterin het wapen. Hierop moest met een klap een brandende lont neerkomen. Het fijne kruit ontbrandde dan. Via een kleine opening sloeg de vlam door naar het grove kruit in de loop van de musket en het schot ging af.

Pieter Happert gaf Jan een brandende lont. ‘Houd vast en kijk wat ik doe,’ zei hij. Hij klemde de lont in het wapen, mikte zorgvuldig, haalde de trekker over en gelijk ging het schot af.

Jan kon niet zien wat er nu eigenlijk gebeurde. Het was een vreselijk lawaai en het stonk. Het doel van planken en takken werd rechtop gehouden door een man die achter een dijkje lag. Pieter Happert schoot boven in een plank.

Nu zou eerst de sergeant schieten. Hij schoot ook door de plank, lager

[pagina 17]
[p. 17]

dan Happert. Trots keek sergeant Pauw rond. Je moest het doel in het midden raken, waar de twee planken op elkaar zaten. Zijn schot zat iets boven het midden.

Jan was aan de beurt. Hij probeerde te richten. Op het moment dat hij moest schieten kneep hij beide ogen stijf dicht. De klap was nog veel harder dan hij gevreesd had. Met dichtgeknepen ogen bleef hij staan, het musket stijf in de arm geklemd.

Er klonk gejuich.

Jan hoorde het nauwelijks. Zijn oren suisden alsof het hard woei. Hij begreep eerst niet waarom Happert en de anderen hem uitbundig op de schouders klopten. Toen hij zijn ogen open deed was het doel weg.

Zijn schot had de planken in het midden geraakt en alles versplinterd.

Sergeant Pauw lachte als een boer met kiespijn. Daar stond de stomste soldaat die je je denken kon en die schoot de eerste de beste keer beter dan zijn sergeant. ‘Stropersgeluk,’ bromde hij. ‘Dat hout was door mij al op een draad na doorgeschoten.’

De schietoefening ging verder.

Met wisselend succes vuurden de mannen hun schoten af. Niemand raakte meer precies het midden.

Jan moest de loop van zijn musket schoonvegen en opnieuw laden. Het duurde allemaal lang, maar niemand had haast. Voor iedereen was er lood en kruit voor drie schoten.

 

Sergeant Pauw richtte zorgvuldig voor het tweede schot. Hij miste. Boos schreeuwde hij naar de man achter het dijkje dat hij het doel stil moest houden. Iedereen had gezien dat het niet bewogen was.

Een paar mannen raakten het doel.

Jan hield bij zijn tweede schot dapper zijn ogen open. Hij raakte beslist niet het midden. Toch viel het doel krakend in elkaar. Luid gejuich.

Pauw keek grimmig toe.

Bij het derde en laatste schot mikte Pauw weer niet goed. De man achter het dijkje liet het doel snel vallen. IJverig begon hij een nieuwe schietschijf te timmeren. De sergeant deed alsof hij het bedrog niet zag. Hij telde voor zichzelf een voltreffer.

Op het moment dat Jan aan de beurt was voor zijn laatste schot lette

[pagina 18]
[p. 18]

iedereen op hem. Hij werd er zenuwachtig van.

‘Rustig richten,’ klonk de kalme stem van Happert.

‘Rustig richten, ja, vuur!’

Met beide ogen angstig wijdopen gesperd schoot Jan. Het schot ging hoog in de lucht. Tot uitbundige vreugde van de soldaten knapte een tak met een vogelnest af. Het nest viel met de jonge vogels naar beneden.

‘Mooi werk, stroper,’ riep Pauw hatelijk.

Hij was blij dat Jan nu tenminste de schijf gemist had.

De soldaten riepen en juichten door elkaar.

Jan hoorde het nauwelijks.

Hij hoorde niet dat Happert hem de beste schutter van de troep noemde. Hij keek langs de vrolijke David Scotte naar de plek waar de jonge vogels doodgevallen waren.

‘Dat wou ik niet,’ prevelde Jan. ‘Dat wou ik niet.’

Hij legde domweg zijn musket neer om de vogeltjes te gaan zoeken. ‘Croon kom terug,’ riep sergeant Pauw. Jan hoorde het niet.

Het nest was naast het dijkje terecht gekomen. Pauw riep nog eens. Jan hoorde alleen de storm in zijn oren. Lomp sjokte hij voort.

De sergeant liet de laatste schoten afvuren terwijl Jan nog in het veld was. Velen vonden dat erg onvoorzichtig, maar er gebeurde niets.

 

Het schieten was afgelopen.

Ze maakten zich klaar om terug te gaan naar de stad. Pauw wilde zich niet belachelijk maken door Jan achterna te lopen. Hij stuurde Happert er op af. De lange soldaat boog zich over Jan heen. ‘Meekomen, joh, vlug, anders zwaait er wat.’

Jan keek op met betraande ogen. Aan zijn voeten lag het verwoeste nest met vier dode lijsters, kale, onbeholpen beestjes.

‘Ik wou ze niet doodmaken, ik zag dat nest niet eens,’ zei hij verdrietig. Happert haalde de schouders op.

‘Wat geeft dat nou, er zijn lijsters genoeg. Je hebt goed geschoten. Kom nou maar mee.’

Met zijn grote handen groef Jan een kuiltje en daar legde hij de vogels in. Happert werd ongeduldig.

De sergeant stond te kijken.

[pagina 19]
[p. 19]

‘Kom nou, Jan, een kruisje er op hoeft niet.’

Jan veegde het kuiltje dicht. Verslagen sjokte hij achter Happert aan.

Terug bij de troep gaf sergeant Pauw hem een uitbrander, omdat hij zijn musket zomaar had neergelegd.

Jan hoorde het wel, maar het drong nauwelijks tot hem door.

Zodra ze in de stad terug waren moest hij op wacht. Hij had niet door dat het een straf was voor zijn onoplettendheid.

 

Er was zoveel in het militaire leven wat hij niet opmerkte. Hij deed maar zo'n beetje wat er van hem gevraagd werd, ook al begreep hij het niet.

Na het succes met het schieten was hij een paar dagen zeer populair bij de anderen. Maar Jan kwam weinig in de herberg. Hij gaf weinig geld uit. Bij een tweede schietoefening herhaalde hij zijn succes niet.

Toen vergat men hem weer.

Jan vond dat niet erg. Hoe minder ze op hem letten, des te liever het hem was. Hij was liever op de stille zolder met de steeds brutaler wordende muizen, dan in de herberg.

 

Begin juni kwam Marij met oom Jan naar Hattem.

‘Hoe gaat het met je, Jan?’ vroeg Marij.

‘Goed,’ zei Jan.

‘Heb je genoeg te eten?’

‘Ja.’

‘Wat heb je mooie kleren aan.’

‘Ja.’

‘Heb je al moeten schieten, Jan?’ vroeg zijn oom.

Jan knikte.

Sergeant Pauw kwam aanlopen. Tegenover de familieleden van zijn soldaat, wilde hij een vriendelijke indruk maken.

‘Zo Jan, heb je bezoek?’

Jan antwoordde niet.

‘Gaat het goed met hem, meneer?’ vroeg oom Jan onderdanig.

‘Hij is onze beste schutter,’ zei de sergeant op hartelijke toon. ‘Hij is een goede, gehoorzame soldaat.’

Pauw gaf Jan toestemming met zijn zusje en zijn oom de stad in te gaan.

[pagina 20]
[p. 20]

Op het marktplein gingen ze bij een muurtje in de zon zitten. Marij had brood met worst en kaas meegebracht. Jan at er zwijgend van. Met Marij kon hij anders wel uren praten. Nu wist hij niets te zeggen.

‘Heb jij gehoord dat de Fransen de vestingen bij de Rijn al veroverd hebben, Jan?’ Zijn oom probeerde het gesprek wat op gang te brengen. Jan wist het niet.

‘Je hoort hier toch zeker wel meer dan wij,’ ging zijn oom verder. ‘Munster en Keulen vallen ons ook aan. Moeten jullie niet naar het oosten?’

‘Dat weet Jan toch allemaal niet, oom,’ zei Marij.

‘Hij let daar niet op.’

‘Als soldaat kan hij meer weten dan wij,’ zei oom Jan.

‘Je hoort zulke gekke dingen. Van alle kanten wordt ons land aangevallen. Alleen op zee zijn we de vijand nog de baas.’

Jan at zijn brood.

Ze wandelden nog wat door de stad. Gezellig was het niet. Marij kreeg geen kans om rustig met haar broer te praten. Jan zei bijna niets. Hij wist niet wat hij zeggen moest.

Ze namen afscheid.

‘We komen gauw weer bij je,’ zei Marij.

Jan knikte.

Huilend liep Marij de stad uit met haar oom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken