Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergeten soldaat (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergeten soldaat
Afbeelding van De vergeten soldaatToon afbeelding van titelpagina van De vergeten soldaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.06 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Reint de Jonge



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergeten soldaat

(1981)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Hoofdstuk 2
Jan Croon, musketier

Heel vroeg de volgende morgen schetterden de trompetten van poort tot poort. Jan was onmiddellijk wakker.

In de Dijkpoort bleef het eerst stil. Hij hoorde slechts gekreun, en geritsel van stro op de verdieping onder hem. De mannen draaiden zich nog eens om. Na het late feest van de vorige avond bleven ze liever nog even liggen.

Er klonken luide stappen op de eerste torentrap.

Iemand schreeuwde: ‘Opstaan, luie varkens!’ Met veel lawaai stonden de soldaten op. Jan wist niet wat hij moest doen.

Op zijn zolder klonken ook enkele grommende stemmen. Hij was niet alleen. Het was donker. Hij hoorde een luik open gaan. Door het luik kwam nu een beetje licht van beneden. Twee soldaten gingen de trap af. Aarzelend kwam Jan uit zijn hoekje te voorschijn.

Hij struikelde over een soldaat die nog lag te slapen. De man was op de donkere zolder haast niet te zien. Verschrikt schoot de soldaat overeind. Hij stootte zijn hoofd tegen een dikke balk. Hij vloekte luid en lang. Om beneden te komen moest hij langs de tierende man. Dat durfde Jan niet. Hij wist nu helemaal niet meer wat hij moest doen.

‘Sta me niet aan te staren,’ schreeuwde de soldaat. ‘Laat me met rust. Wat kom je hier doen?’

‘Ik... ik geloof dat we op moeten staan,’ stamelde Jan.

Aan de andere kant van de zolder werd luid gelachen. Daar lagen nog meer mannen. De wakker geschrokken soldaat kreunde en wreef zijn pijnlijke hoofd. ‘Natuurlijk moeten we opstaan. Waar blazen ze anders voor. Wie ben jij eigenlijk?’

‘Ik ben Jan.’

‘Jan? Jan wat?’

De jongen staarde niet-begrijpend naar de soldaat.

‘Komt er nog wat van? Hoe heet je nog meer dan Jan. Hoe noemen ze je

[pagina 11]
[p. 11]

thuis of in je dorp?’

‘Ik woon in de boerderij bij de molen,’ zei Jan onnozel.

De soldaat kroop uit zijn dekens. ‘Dan heb je zeker een flinke klap van de wieken gekregen, Jan.’

‘Het is een watermolen,’ zei Jan.

De man begon zuchtend zijn deken op te vouwen. Uit het donkere deel van de zolder kwam een vriendelijker stem: ‘Kom maar met mij mee. Anders ben je nog te laat op het appèl.’

Langs twee trappen kwamen ze buiten.

‘Ik heet David,’ zei de vriendelijke soldaat. ‘David Scotte. We hebben elkaar gister al gezien.’ Door wat geduldiger en duidelijker te vragen kwam David te weten dat Jan voluit Jan Croon heette.

Ze wasten zich met water uit de stadsgracht.

In het wachtlokaal lagen hompen brood. Dat was het ontbijt. Veel tijd om te eten kregen ze niet. Jan was zo uit zijn doen, dat hij bijna geen hap naar binnen kon krijgen.

Bij oom Jan en tante Cathrien kon hij altijd zo'n beetje zijn gang gaan. Als hij daar niemand hinderde lieten ze hem wel met rust. Zijn dagen waren altijd rustig begonnen. Hij miste nu zijn vaste plekje bij het geitehok. Hij miste zijn oom en zelfs zijn tante. Vooral miste hij Marij. Marij die hem altijd zei wat hij doen moest als het hem te vlug ging. Marij die al zag dat het mis ging, voor het zover was.

 

David trok Jan mee. ‘Appèl,’ riep hij. Jan had het trompetsignaal niet eens gehoord. Buiten de poort stonden de soldaten in twee rijen huiverig bij elkaar.

Korporaal Spaan riep de namen af. De mannen deden een stap naar voren als hun naam genoemd werd.

‘Croon,’ riep de korporaal.

Niemand reageerde.

‘Croon!’

David duwde Jan naar voren.

Korporaal Spaan bekeek de in elkaar gedoken jongen misprijzend. Hij zag in de nieuwe aanwinst nog niet direct een goed soldaat.

Sergeant Pauw kwam tevoorschijn. De korporaal meldde hem dat

[pagina 12]
[p. 12]

iedereen aanwezig was. Pauw zette de mannen aan het werk om de poort en de slaapzolders schoon te maken. Vervolgens nam hij Jan mee de stad in om een soldatenuitrusting te halen. Jan moest zijn boerenkleren afgeven. In plaats daarvan kreeg hij een leren broek en een stevig hemd. Verder een doek die hij als een soort das om moest doen. Daarbij kousen en schoenen, twee jassen en een grote hoed. Tenslotte hing de sergeant hem leren riemen en een degen om. ‘Je musket krijg je morgen wel,’ zei Pauw.

De sergeant betaalde alles uit een klein linnen zakje met geld. In zijn nieuwe pak liep Jan achter de sergeant aan naar de Dijkpoort.

 

Daar verzamelde de korporaal de mannen voor de dagelijkse exercitie. Jan probeerde mee te doen, maar hij begreep er niets van. Na een tijdje zette de korporaal hem maar aan het werk: bezemen en boenen. Zijn degen mocht hij echter niet afleggen. De uniformjassen vond hij te warm. Ze hinderden hem bij zijn werk.

Jan was die dag overal te laat voor.

Hij miste bijna het middageten. Mina maakte dat voor de soldaten klaar. In de haast morste hij op zijn overjas.

Toen de korporaal hem daarvoor uitschold, kon hij van schrik niet meer eten.

's Middags ontfermde Mina zich over hem. Ze liet hem groente klaar maken voor de avondpot. Hij mocht zijn lastige uniform-stukken afleggen. Wel leerde de marketentster hem dat hij nooit zijn degen kwijt mocht raken. Zij prees hem dat hij zo keurig de groente sneed. Jan deed dubbel zijn best.

Tegen de avond moest hij zijn uniform weer helemaal aantrekken. Wat zag het er na één dag al verkreukt en vuil uit. Mina klopte en borstelde hem vlug weer schoon. Zelf moest Jan zijn schoenen opknappen. Zo kwam hij vrij goed zijn eerste dag als musketier door.

Van het avondeten at hij veel.

Door niets of niemand afgeleid zat hij in een hoekje te schransen.

In de avond trok de hele troep naar een herberg.

Simon de Heuter en David Scotte namen Jan mee. Zij zeiden dat hij zijn komst bij de troep moest vieren. Jan ging gewillig mee. Binnen bleek dat

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

[pagina 14]
[p. 14]

hij geen geld had. Dat vond iedereen een raar geval. Mina van Etten kwam ook de herberg binnen. Ze had haar huisje voor die avond gesloten.

‘Heb jij geen werfgeld gekregen?’ vroeg Pieter Happert aan Jan.

Jan keek hem met grote ogen aan. Hij begreep het niet. Mina kwam er bij. Zij legde hem uit dat hij bij het dienst nemen in het Staatse leger een flink bedrag behoorde te ontvangen. Dat was zijn eerste soldij. Van dat geld moest hij ook zijn uniform betalen.

‘De sergeant heeft alles voor me gekocht,’ zei Jan.

Mina knikte. ‘Ik denk dat ik dan even iets moet regelen,’ zei ze.

Ze stapte naar de poort, waar ze recht voor sergeant Pauw ging staan. ‘Marius, wat heb je met het geld van die jongen gedaan?’

Pauw deed alsof hij haar niet begreep, maar zo gemakkelijk liet Mina zich niet afschepen. Ze ging met de sergeant het poortgebouw in. Wat ze daar bespraken kon niemand horen. Na een kwartiertje kwam Mina triomfantelijk naar buiten. In haar hand hield ze het linnen geldzakje, waaruit die ochtend betaald was voor het uniform van Jan.

In de herberg werd ze met gejuich begroet.

Mina zorgde er voor dat Jan niet meer dan één keer de andere soldaten tracteerde. Het overgebleven geld gaf ze aan de jongen. ‘Pas er goed op,’ zei ze. ‘Je kunt het nog hard nodig hebben.’

Sergeant Pauw verscheen die avond niet in de herberg. Met nors gelaat liep hij heen en weer op de stadswal. De wachtposten wisten dat er die avond op elk kleinigheidje gelet zou worden.

Jan bleef niet lang in de herberg.

‘Waarom ga je weg?’ vroegen de anderen.

‘Ik heb geen dorst meer,’ zei Jan simpelweg.

Bij de trap van de poort wachtte Pauw hem op.

‘Je uniform is niet in orde,’ gromde de sergeant. Pas nadat elk plooitje recht gestreken was mocht Jan doorlopen.

‘Waar is je geld,’ vroeg Pauw onverwacht.

Halverwege de trap bleef Jan staan, hij aarzelde en zei toen: ‘Dat is op.’ De sergeant deed zijn best vriendelijk te zijn.

‘Als je bang bent dat je het verliest, kun je het mij wel laten bewaren,’ zei hij.

[pagina 15]
[p. 15]

Jan herhaalde: ‘Het is al op.’

Hij haastte zich de trappen op naar de tweede zolder. Hij kleedde zich uit. Onder zijn hemd vandaan haalde hij een homp brood en het geldzakje. Het geld verborg hij in zijn jas. Daarna ging hij liggen met de jas als hoofdkussen. Op straat klonken de stappen van de sergeant. Vogels riepen in de late avondlucht. In de poort hoorde hij de regelmatige stap van de schildwacht.

Op de zolder was het stil.

Jan strooide wat kruimels.

Hij hoorde geritsel en gepiep. Daar was de muis weer. Jan vertelde de muis wat er die dag gebeurd was. Het scheen het beest te interesseren, want hij scharrelde wat rond in het donker en kwam toen met zijn hele familie terug. De eerste muis was het dapperst. Hij klom bij Jan op zijn hand en at daar de kruimels.

Toen de eerste manestralen door het smalle raam naar binnen schenen was het brood op. De muizen verdwenen en Jan sliep in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken