Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergeten soldaat (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergeten soldaat
Afbeelding van De vergeten soldaatToon afbeelding van titelpagina van De vergeten soldaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.06 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Reint de Jonge



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergeten soldaat

(1981)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Hoofdstuk 18
Toekomstplannen

De maand oktober bracht alleen nog wat geruchten over beperkte gevechten in het noorden van de linie bij Naarden, over plundering van verspreid liggende dorpen waar geen Staatse troepen waren zoals Lopik, Loosdrecht, Hilversum en Eemnes.

Aan beide kanten van de linie begon gebrek aan voedsel voelbaar te worden. Geoogst was er weinig en vervoer bleek vrijwel onmogelijk.

De Fransen overvielen Waverveen en Botshol in de eerste week van november en plunderden Abcoude een paar weken later.

Prins Willem van Oranje bereidde een veldtocht voor naar het zuiden. Het was erg ongewoon om in de winter aan een grote campagne te beginnen en velen waren het oneens met de jonge opperbevelhebber. Konden ze niet beter op het voorjaar wachten? Was het niet al te roekeloos zoveel troepen aan de waterlinie te onttrekken nu de winter voor de deur stond? Het kon toch gaan vriezen? Veronderstel dat de Fransen dan over het ijs op zouden rukken. De prins veegde tijdens de vergadering met zijn generaals al die bezwaren van tafel. Hij verdeelde de linie in vier sectoren, gaf de bevelhebbers opdracht goed samen te werken, wees nog nadrukkelijk op het belang van Bodegraven en vertrok.

De graaf van Koningsmarck, bevelhebber van de stelling Bodegraven, wist dat hem weinig tijd overbleef om, voor het invallen van de winter, de slecht verdedigbare stad gereed te maken een eventuele aanval te weerstaan. Door de gebruikelijke traagheid, het gebrek aan materialen en de onwil van de bevolking om het werk op te knappen voor de militairen, vorderde het werk aan schansen en palissaden heel langzaam.

Niemand zag in waar hij zich voor in zou spannen. Waarom zou je zover achter de waterlinie een stad helpen versterken, die immers toch niet werd aangevallen?

Bij het wegtrekkende leger waren ook sergeant Pauw en Mina.

Jan werd nu definitief vergeten. Officieel bleef hij nog op de lijst staan als

[pagina 94]
[p. 94]

wachtpost in de linie, maar behalve voor het innen van zijn soldij, had de sergeant geen aandacht meer voor hem.

Mina zorgde er voor dat de soldij van Jan in het ijzeren kistje apart bleef. De sergeant en Mina deden nu alles samen, al hield zij de sleutel van de geldkist dag en nacht bij zich. Ze hadden afgesproken na deze oorlog ergens samen een herberg te beginnen.

Mina werkte nu dubbel hard om veel te verdienen. Het viel haar niet mee om Jan en Anna te verlaten, maar het zou een korte veldtocht zijn en Anna was handig genoeg om haar kostje bij elkaar te scharrelen.

 

Zo werd het stil in Nieuwerbrug. De posten werden bemand door nieuwe soldaten, maar die kwamen niet op de lage Rijndijk. Jan en Anna werden met rust gelaten.

Het leven in de hut werd wel steeds moeilijker.

Om voldoende brandhout te vinden moesten ze lange tochten maken, ver in de ondergelopen polder. De kippen verdwenen de een na de ander in de pan omdat er toch geen voer meer voor was. Af en toe slaagden ze er in een eend te vangen. Jan hield daar eigenlijk niet zo van. Anna draaide zo'n beest onbekommerd de nek om, zoals ze het thuis vaak had gezien. Was het eendje geplukt en gebraden, dan at Jan er lekker van. Het was het ene moment, dat zo'n prachtige vogel in een slap dood ding veranderde, waar Jan niet aan kon wennen. Ook vroeger op de molen was hij bij het slachten van kippen en konijnen meestal weggelopen. Als Jan de minder sentimentele, praktische Anna niet had gehad, zou hij honger hebben moeten lijden of hij had zelf op jacht moeten gaan. Nu kon hij bij de hut blijven en daar voor de levende beesten zorgen, de poes, de geit en de koe, terwijl Anna er op uittrok.

Ondanks de kou, de nattigheid en de ontberingen genoot Anna van dit leven. Vroeger hield ze er al zo van om met haar vader op jacht te gaan. Haar vader, wat leek dat lang geleden.

Soms betrapte ze zich erop dat ze haar ouders zag als mensen uit een ver verleden. Vader had wel eens gezegd: ‘Ik heb maar één zoon, en dat is Anna.’

Anna besefte nu ook dat ze eigenlijk altijd meer van haar vader had gehouden dan van haar moeder. Vader, die zo graag een zoon had gehad.

[pagina 95]
[p. 95]

Vader, die het fijn vond dat ze van jagen en vissen hield, terwijl moeder dat niet erg op prijs stelde.

Anna besefte dat ze haar ouders nu heel anders zag, dan een jaar geleden. Verder weg en met meer begrip voor hun goede en zwakke kanten. Was het eigenlijk niet gelukkig voor ze dat ze samen gestorven waren? Hoe had de een zonder de ander nog kunnen leven?

Over al deze dingen dacht Anna na op haar eenzame tochten. Ze wilde graag alleen zijn.

Begin december kondigde Anna op een ochtend aan dat ze in de Kamerikse polder bij een oom en tante boter wilde halen. Jan vond dat nogal vreemd en wilde meegaan, maar Anna was heel resoluut. Ze wilde beslist alleen gaan en als het te laat werd, bleef ze wel een nachtje bij die oom en tante. Hij moest dan niet ongerust zijn.

Jan aarzelde, hij hield Anna nog bij de hand. ‘Je moet niet gaan,’ zei hij stroef. ‘Dat is niet goed. Ik ga met je trouwen.’

Anna keek hem stomverbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat?’

Jan haalde zijn schouders op en zei onhandig: ‘Dat dacht ik zo.’

Anna gierde het uit van het lachen en ze sloeg haar armen om Jan heen. ‘Dag, lieve bruidegom,’ zei ze. En toen ernstiger: ‘Toch ga ik, ik moet er heen.’

Zittend op de rand van het strobed, praatten ze nog een hele tijd: wél gaan, niet gaan.

Uiteindelijk kreeg Anna haar zin, omdat ze veel handiger kon praten dan Jan. Ze moest beloven in ieder geval bij haar oom en tante te overnachten en de volgende dag terug te keren.

 

Anna voer weg, nagekeken door Jan.

Ze had haar eigenlijke reisdoel niet verteld, dat was voorlopig nog haar geheim. Langzaam wegglijdend over het water, zag ze Jan steeds kleiner worden. De hut verdween achter de kale bomen. Het liefst was ze een deuntje gaan huilen en ze zou zo wel terug willen gaan, terug naar de veilige beschutting van de hut. Ze deed het niet. Het was al 11 december, er zat vorst in de lucht. Voor nieuwjaar zou ze haar plan moeten uitvoeren; anders was het te laat.

[pagina 96]
[p. 96]

Jan bleef kijken tot hij de kleine boot niet meer kon onderscheiden. Dom, dat hij haar liet gaan. Zou hij haar achterna varen? En de beesten dan? Aarzelend draaide Jan zich om en ging van het rietnest naar de hut. Eer hij binnenging tuurde hij nog een paar maal over het water. Kwam ze niet terug?

 

Tot haar ergernis merkte Anna dat ze moe werd tijdens de lange tocht. Ze rustte een paar maal en bleef vrij lang in de boot zitten, toen ze de schuilplaats onder de treurwilg bereikte. Daarna ging ze de wal op en liep regelrecht naar de plek waar vroeger hun boerderij gestaan had. Haar hart klopte in haar keel.

Het was stil op het pad. Geen mens was er te zien. Op het erf floot de wind naargeestig door de bomen. De zwartgeblakerde ruïne lag er nog onveranderd. Hier en daar leek wel wat weggebroken, maar veel was er niet gebeurd.

De stilte benauwde haar. Aarzelend liep ze om de resten van haar ouderlijk huis heen. Ze kwam achter bij de graven van haar ouders. Het kruis was omgevallen, ze zette het weer rechtop. Een tijdlang stond ze stil bij de eenvoudige graven, toen draaide ze zich resoluut om en nam koel en zakelijk de situatie van boerderij en stallen op.

Het woonhuis was helemaal uitgebrand, maar één van de stallen stond nog vrij gaaf overeind. Een kleiner schuurtje was nog helemaal heel, al hadden onbekenden er alles uit gestolen wat er in stond.

Anna knikte. Dit moesten ze doen. Terug naar de boerderij en dan voor het voorjaar zoveel mogelijk herbouwen, om een goed dak boven het hoofd te hebben.

Anna verlangde plotseling zo hevig naar de veilige beslotenheid van de hut dat ze haar plan om ook nog haar oom en tante te bezoeken opgaf en ineens terugvoer.

Laat in de middag hoorde Jan de roeiboot komen. Dolblij rende hij naar het rietnest. Hij slachtte eigenhandig hun laatste kip om Anna te verwennen.

Dicht bij het vuur vertelde Anna wat ze gedaan had en wat ze van plan was.

Jan knikte ernstig. ‘Maar ik ben soldaat,’ herinnerde hij zich.

[pagina 97]
[p. 97]

Daar lachte Anna om. ‘Jij soldaat? Je bent een vergeten soldaat. Niemand zal je missen!’

 

De volgende dag wilden ze beginnen aan de verhuizing naar de boerderij. Onverwacht klonken er knallen uit de richting Zegveld.

Ondanks protesten van Anna roeide Jan met de kleine boot een heel eind die richting uit. Hij zag van een flinke afstand, dat er een fel gevecht plaats vond tussen Fransen en Staatse troepen. Na een paar uur werden de Fransen verdreven. Ze hadden een overval op Zegveld willen uitvoeren, onverwacht en snel. Bij Ameide aan de Lek hadden ze daarmee in november veel buit behaald.

De inwoners en de soldaten van Zegveld waren echter tijdig gewaarschuwd en de Fransen moesten zonder buit terugtrekken, met achterlating van zes doden. De eerste die viel was de gids, een huurling, genaamd Piet Renooi. De Franse commandant had hem gedwongen voorop te lopen en zo ving hij het eerste vuur op.

Die hele twaalfde december bleef het onrustig. Jan en Anna wachtten de volgende ochtend maar af. Een verkenning van Jan bracht aan het licht dat er nog veel te veel beweging was van soldaten ten oosten van Zegveld. Ze moesten nog een dag wachten.

Op veertien december was aanvulling van de houtvoorraad dringend nodig. Het werd vijftien december. Alles leek nu gunstig om aan een verhuizing te beginnen, die in een dag of twee voltooid kon worden. Juist op die dag begon het te vriezen. De polder vroor in korte tijd dicht. Aan een overtocht per boot viel voorlopig niet te denken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken