Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dagelijks werk

De twee klerken van secretaris Huygens klagen steen en been als hun baas niet in de buurt is. Ze hebben veel te veel werk, ze krijgen nooit een vrije dag en iedereen wil alles meteen klaar hebben.

‘Zaterdag 10 november,’ zucht de oudste klerk. ‘Of we maar even willen gaan opschrijven wat er in de haven van Exeter binnenkomt. Zaterdag 10 november, terwijl het eigenlijk al de twintigste is - wie betaalt me die tien dagen die zomaar wegvallen? Ik heb wel gewerkt.’

De andere klerk zucht dramatisch, hij is ook ontevreden. Hij wijst naar de stapel papieren: ‘Dat moet vandaag ook nog allemaal verwerkt worden. Kan Nelis dat karwei bij de haven niet doen?’

Dat lijkt de oudere klerk een uitstekend idee. ‘De baas vindt toch dat hij alles zo goed doet, laat dat maar eens blijken.’

Zo krijgt Nelis de opdracht naar de haven te gaan. Ze hoort het zodra ze uit de keuken van Simon naar het kantoor komt. Ze is een beetje laat, want Simon wil dat ze goed eet. Nadat de oudste klerk een kwartier gezeurd heeft over het feit dat Nelis vijf minu-

[pagina 121]
[p. 121]

ten te laat is, wordt ze met een kistje schrijfmateriaal naar de haven gestuurd.

Niemand zegt haar waar ze in de vreemde stad de haven vindt, maar als je in het Engels de weg kunt vragen kom je een heel eind. Het is wel leuk buiten. Door de drukte van de intocht is de vrijdagse markt naar zaterdag verschoven. Er is een groot marktgebouw, een mooi huis met daaronder een open ruimte waar kooplieden hun waren uitstallen. Dat is niet voldoende, zelfs de straten eromheen staan vol met kramen en stalletjes. Vlees, vis, kippen, kalkoenen, fazanten, allerlei groenten, kaas, melk, boter, alles is op de markt van Exeter te koop.

Met zoveel soldaten in de stad doen de kooplieden goede zaken. Er gaat meer Hollands geld van hand tot hand dan Engels. Ook Simon is al op de markt, bij Huygens zullen ze die dag goed eten.

Nelis ziet veel kerken, de stad lijkt wel vol te staan met grote en kleine kerken. Ze wil wel eens even daarbinnen kijken, maar daar heeft ze nu geen tijd voor. Mensen wijzen haar de weg naar de haven. Het is hier eigenlijk nogal gemakkelijk: als je straten kiest die naar beneden gaan heb je grote kans bij de rivier te komen en daar is het haventje.

In alle huizen waar ze langs komt zijn mensen aan het werk. Ze wassen en verven de wollen stoffen waar de stad zo beroemd om is.

 

Bij het haventje is het nog rustig. Ze krijgt een plaats in een klein huisje waar ze bij het raam mag zitten. Daar pakt ze het kistje uit. Er zit genoeg papier in voor een week schrijfwerk, ze vindt zes ganzeveren en een goed gesloten fles inkt. Ze kijkt naar de haven en wacht af wat er verder moet gebeuren. Dat is voorlopig niets. De schepen zijn door ongunstige wind en door de vele ondiepten in de rivier de Exe vertraagd.

Pas na twee uur komt er een klein scheepje binnen, dat wordt snel gelost. Het bevat persoonlijke bagage van officieren, dat hoeft Nelis niet allemaal op te schrijven. Als er drie scheepjes aankomen met wapens wordt het wat lastiger. Toch valt ook dat mee. Bij elke vracht is een duidelijke lijst. Bij het lossen controleert een officier of alles er is en dan schrijft Nelis die lijst over.

Zo is het een rustig ochtendje. Ze mag zelfs bij Simon gaan eten

[pagina 122]
[p. 122]

als het twaalf uur is. De klerken ziet ze niet. Simon is vrolijk. Hij vindt het keukenwerk nu leuk, vooral omdat de heer Huygens zoveel waardering voor zijn kookkunst heeft.

Iets nieuws voor hem is, dat je hier in Exeter zo gemakkelijk aan water komt. Enthousiast legt hij Nelis uit dat er onder en door de hele stad een systeem van buizen is, waardoor rivierwater zo in de huizen komt. ‘En dat in een stad zo groot als Rotterdam,’ roept Simon uit. ‘Wij Engelsen kunnen toch wel wat.’

Nelis lacht. ‘Dat zal best, maar van schilderen of schoonmaken hebben ze hier geen verstand.’

‘Je bedoelt dat het hier en daar een beetje vies is.’

‘Een beetje vies? Het is de grootste smeerboel die ik ooit gezien heb. En dan al die smerige pijpen, ze roken hier allemaal geloof ik, zelfs de vrouwen lopen met een rokende pijp rond.’

‘Ja, dat zijn zo de gewoonten van het land,’ zegt Simon verontschuldigend. ‘Bij jullie wordt ook veel gerookt.’

 

Nelis moet terug naar haar werk. Ze krijgt het toch nog druk die middag. Eerst komen er kort na elkaar zeven schepen binnen en dan moet ze met spoed naar een schipbrug die soldaten over de rivier gelegd hebben. Er staan heel veel mensen te kijken naar dat technische wonder. Nelis mag zo doorlopen, zij is belangrijk, zij hoort erbij.

Met de Hollandse vloot is een groot aantal kleine bootjes meegekomen, die nu naar Exeter gebracht zijn. Aan elkaar gebonden met over alle schepen heen lange planken vormen die een brug. Geschut en karren die bij het diepere water van Topsham uit de schepen geladen zijn, heeft men over land naar Exeter vervoerd en die gaan nu via die schipbrug de stad in.

Gelukkig is het droog. Nelis moet buiten werken. Ze staat naast de brug bij een soort lessenaar en schrijft op wat een officier zegt. Hij noemt van elke kar die langs komt de inhoud en Nelis schrijft dat op lange lijsten.

Eindeloze rijen kanonnen en karren met wapens trekken voorbij. Er is zelfs een complete smederij bij en de drukpers waar ze in Rotterdam al over hoorde praten.

Dan zegt de officier ineens: ‘Geldkisten twintig, kar één.’ Nelis kijkt verbaasd op.

‘Geldkisten of kisten met geld?’

[pagina 123]
[p. 123]

‘Ja, kisten met geld,’ zegt de man ongeduldig. ‘Schrijf het nu maar op, dit is onze geldvoorraad. Daar moet alles van betaald worden.’

Zonder speciale bewaking rolt de kar met de twintig kisten vol geld de stad in. Er volgen er meer, vijftig keer noteert Nelis het binnenrijden van zo'n kar. De hele voorraad geld van de prins is veilig in Exeter aangekomen.

Na het werk mag Nelis met de mannen een glas cider drinken. Ze heeft die appelwijn nog nooit geproefd. Hij is heerlijk fris en wordt hier in de buurt gemaakt. Ze drinkt er twee grote glazen van en komt heel vrolijk bij Simon in de keuken.

Die schudt zijn hoofd: ‘Kleine kinderen moeten gewoon verdund bier drinken, dit spul is veel te sterk voor jou.’ Nelis lacht er om, maar als ze moeite heeft de trap op te komen moet ze Simon toch wel gelijk geven. Haar handschrift is aan het eind van die zaterdag niet meer zo mooi, maar ze krijgt alle lijsten af en levert die bij de oudste klerk in. Dan is ze vrij. Morgen is het zondag, de dag des Heren, dan ligt het werk stil.

‘Behalve voor spoedbrieven, dan weten ze mij te vinden,’ klaagt de oudste klerk. Zuchtend gaat hij naar de keuken om daar somber zwijgend de gebraden kalkoen met verse groente en fruit op te eten die Simon met zoveel zorg heeft klaargemaakt.

 

Het wordt pas gezellig in de grote keuken als die zuurpruim weg is; ook de jongste klerk blijft niet lang. Secretaris Huygens eet laat. Simon weet niet precies hoe laat, de secretaris is heel lang bij de prins in het grote gebouw bij de kathedraal en niemand weet wanneer hij thuis zal komen. Dan moet wel heel snel het eten op tafel komen en het moet lekker zijn. Simon en Nelis staan er voor klaar. Nelis draait een grote kalkoen aan het braadspit boven het vuurtje, ze giet er handig gesmolten boter overheen, niet teveel, dat valt maar sissend in het vuur, net zoveel dat de kalkoen mooi bruingebraden wordt. Simon bereidt in een kookpot de groenten en tussendoor heeft hij een mooie schotel verse groenten en fruit klaargemaakt. Twee flessen goede wijn komen op temperatuur.

Zodra de secretaris binnen is moet het eten opgediend worden. Nelis helpt daarbij, ze doet dat handig, ze is het gewend. Huygens knikt goedkeurend. Nelis schenkt een bodempje wijn in zijn glas en laat hem proeven, zo deed ze dat bij Van Swaenswijck

[pagina 124]
[p. 124]

ook altijd. De secretaris is verrast. ‘Kun jij ook al aan tafel bedienen?’ ‘Die jongen kan alles, mijnheer Huygens,’ zegt Simon trots. De wijn is goed, Nelis kan inschenken.

‘Wat heb je vandaag gedaan, Nelis?’

‘Ik heb bij de haven gewerkt mijnheer. Alles wat aangekomen is staat op lijsten. Er waren wel vijftig karren met geld.’

De secretaris glimlacht. ‘Dat vind je heel veel hè?’

‘Nou, als je zoveel geld hebt kun je de hele wereld wel kopen.’

‘Dat zou je haast denken,’ zegt Huygens.

Hij laat Simon en Nelis weggaan en denkt na over het gesprek dat hij met de prins en zijn officieren had. Er is net genoeg geld voor het leger tot december. Over ongeveer zes weken is alles op, dan moeten ze in London zijn en dan moeten de Engelsen zelf hun opstand gaan betalen. De Engelsen en hun opstand, denkt Huygens bitter. Er zijn prachtige brieven verstuurd voor de prins deze gevaarlijke tocht ondernam, iedereen zou meteen helpen zodra de prins geland was. Maar waar blijven ze nu? Wat komt er uit van alle mooie beloften? Mijnheer Seymour zal waarschijnlijk volgende week kleur bekennen, er is al een belangrijk gesprek geweest een paar dagen geleden. Maar dat gesprek was in het geheim en wat de prins nodig heeft zijn openlijke steunverklaringen. Het volk is enthousiast genoeg, maar de adel blijft voorzichtig. Iedereen is in deze streek toch nog bang dat het mis zal gaan, net als drie jaar geleden met de rebellie van Monmouth. De wrede onderdrukking die toen volgde is nog niemand vergeten.

Huygens zucht. Volgende week zal het wel goed komen.

 

Later die avond komen Valentijn en Alice ook bij Simon in de keuken. En zelfs Henri de la Court weet de weg te vinden. Het is buiten al helemaal donker. Ze zijn met een kaarslantaarn in de hand naar het huis van Huygens gekomen. Het gesprek verloopt moeizaam. Alice verstaat geen Nederlands, Valentijn spreekt maar heel weinig Engels en dus moet Simon vaak als tolk helpen.

Het dagelijks werk in het huis dat als hospitaal is ingericht is die dag meegevallen, de zieken genezen snel. Alice vertelt dat ze veel ‘pret’ kan maken met iedereen.

Henri is nu bezig met het opleiden van vrijwilligers die in het

[pagina 125]
[p. 125]

leger van de prins dienst willen nemen. Simon geeft hem goede raad. Dertig jaar ervaring in het leger komt boven in allerlei sterke verhalen.

Na een poosje zegt Nelis. ‘We zijn nu in Exeter, nu kunnen we vader zoeken.’ Het wordt stil in de keuken. Niemand gelooft echt dat ze Dirk Nooten zullen vinden, maar ze durven het niet te zeggen. ‘Hij is naar Exeter gegaan,’ zegt Nelis. ‘Iemand moet hem hier gezien hebben. Laten we de komende dagen allemaal bij de mensen hier gaan vragen. We zijn met zoveel, we vinden vast wel wat.’

‘Dat is een goed idee,’ zegt Simon. ‘Maar nu zullen we eerst maar eens gaan slapen.’ Het is een verstandig voorstel, maar er komt niets van terecht: de deur wordt opengegooid en daar staat Reinier van Swaenswijck op de drempel. Hij ziet er verhit uit, zijn kleding is zelfs een beetje slordig.

‘Is mijnheer Huygens thuis?’

‘Mijnheer eet,’ zegt Simon. ‘Hij mag niet gestoord worden.’

‘Daar heb ik niets mee te maken. Dit is een zaak van leven of dood.’ Hij kijkt Nelis aan. ‘Jij bent toch klerk geworden hier? Haal je pennen en inkt en kom naar de eetzaal, er moeten belangrijke brieven weg.’

De gewichtig doende Reinier loopt zonder meer door naar de kamer waar Huygens na het eten net een beetje zit te slapen.

‘Mijnheer Huygens, de prins is in gevaar. We moeten meteen ingrijpen. Er is een complot tegen zijn leven. De roomsen willen hem vergiftigen.’

Huygens kijkt dat drukke mannetje misprijzend aan. ‘Zo, mijnheer Van Swaenswijck, en zijn de roomsen u dat persoonlijk komen vertellen?’

‘Ik heb een gesprek afgeluisterd in een café, hier drie huizen vandaan. Er zaten daar vier mannen bij elkaar. Ik kan toevallig nogal goed overweg met de Engelse taal, net als met het Frans trouwens, en daardoor kon ik precies verstaan waar ze het over hadden. Die ene man leek me een Franse priester. Hij gaf een van de Engelsen een zakje met vergif. Die kerel schijnt in de keuken van de prins te werken. Morgen moet het gebeuren. Ik heb meteen de wacht gewaarschuwd, maar die willen niets doen, zolang ze geen orders gekregen hebben.’

Nelis komt binnen met papier, pennen en inkt.

[pagina 126]
[p. 126]

‘Geschreven orders,’ zegt Reinier. ‘Daarom heb ik uw klerk opdracht gegeven er bij te komen.’

‘U doet alsof u thuis bent,’ merkt Huygens sarcastisch op.

‘Dit is een noodsituatie,’ zegt Reinier. ‘We moeten heel snel zijn, als die kerels er de lucht van krijgen dat we ze op het spoor zijn kunnen ze ontsnappen.’

Huygens begrijpt dat hij iets moet doen. Hij dicteert aan Nelis een kort briefje waarin hij de officier van de wacht vraagt de heer Reinier van Swaenswijck te begeleiden en hem bij te staan bij de arrestatie van samenzweerders.

Met die brief gaat Reinier weg. Nelis moet met hem mee ‘om de bekentenissen op te schrijven’. Valentijn sluit zich bij het arrestatieteam aan, Alice volgt en Henri wil ook wel eens zien wat er gaat gebeuren. Simon vindt het onverantwoord ‘die kinderen’ zomaar weg te laten gaan. Hij pakt zijn twee pistolen en loopt mee. Reinier is niet zo blij met deze optocht, maar hij zegt er niets van.

Ze haasten zich door de donkere straten. Bij het café stopt Reinier. Hij wijst de vier mannen aan die nog binnen zitten.

‘Blijf hier en houd ze in de gaten,’ zegt hij tegen Simon en Henri. Voor ze kunnen protesteren is hij al verder en de twee soldaten blijven schouderophalend staan.

Reinier holt naar de wacht en krijgt vier man mee. Nelis, Valentijn en Alice kunnen hem nauwelijks bijhouden. Binnen een half uur zijn ze weer bij het café.

‘Ze zijn er nog,’ fluistert Simon. Hij hoeft niet zo zacht te praten, er is daarbinnen lawaai genoeg. De soldaten gaan met Reinier naar binnen, dan volgt een wilde en verwarde scène. Een van de vier verdachten ziet de soldaten, ziet ook Reinier en staat snel op. Hij roept zijn maats iets toe en ze hollen naar de achterdeur. Een soldaat haalt hen in, maar de langste man pakt een stuk hout en slaat wild naar de soldaat. Die deinst terug en zo ontsnappen drie van de vier verdachten.

De enige die wordt opgebracht is de man met het vergif. Ze slepen hem naar de keuken van Simon en daar geeft hij na een paar vragen al toe dat hij gif in het eten van de prins wilde doen en dat een katholieke priester uit Frankrijk hem dat vergif gaf.

Nelis vindt het een raar verhoor. Ze moet alles opschrijven.

Reinier vraagt: ‘Wilde je de prins vergiftigen?’

[pagina 127]
[p. 127]

De angstige man zegt: ‘Ja.’

‘Kreeg je het gif van een Franse priester?’

‘Ja.’

‘Hebben de roomsen je daarvoor betaald?’

‘Ja.’

De arme man is zo geschrokken, hij zegt op alles ja. Toch wordt zijn bekentenis serieus genomen.

Reinier laat hem in de gevangenis opsluiten en neemt het papier dat Nelis volschreef mee. Het is intussen bijna middernacht. In de keuken bij Simon wordt het weer rustig.

Huygens is al gaan slapen, Valentijn, Alice en Henri vertrekken. In de keuken ruimen Simon en Nelis de boel op en dan gaan ze ook slapen. Simon schudt zijn hoofd. ‘Die man weet niet wat hij allemaal bekend heeft. Die komt zo onherroepelijk aan de galg.’

Nelis huivert. Ze heeft bij hun opmars al heel wat galgen zien staan, in Holland staan die ook buiten de steden, ze weet dat daar misdadigers aan opgehangen worden. Maar ze heeft nog nooit meegemaakt hoe zo'n misdadiger veroordeeld wordt.

‘Reinier wordt er niet slechter van,’ bromt Simon. ‘Die zal bij de prins een goede beurt maken, let maar op.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken