Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De witte heks weet meer

Op zondag gaat Nelis met Simon, Valentijn en Alice naar een Engelse kerkdienst. Alice heeft zich heel opvallend gekleed, ze denkt dat ze er zo mooi uitziet. Iedereen kijkt naar haar, daar gaat het om.

Er is een klein kerkje dichtbij hun huis, daar gaan ze heen. Simon heeft vooraf al wat verteld over de Engelse kerk. Hij kent de verschillen met de protestantse eredienst in Holland. Toch vinden Nelis en Valentijn het maar een vreemde vertoning. De dominee loopt in een lange witte jurk, je moet om de haverklap knielen en er gebeurt van alles bij het altaar. De preek is maar heel kort, het lijkt net een roomse dienst, vinden Nelis en Valentijn.

‘De sfeer is net als bij ons thuis,’ zegt Nelis, ‘maar het ziet er al-

[pagina 128]
[p. 128]

lemaal heel anders uit.’ Toch is ze er wel trots op dat ze de Engelse preek zo goed kon begrijpen.

Simon legt uit hoe de Engelse kerk lang geleden ontstond. ‘Wij hebben alle goede dingen van de roomsen behouden en de fouten weggewerkt, zo hebben wij de beste protestantse kerk van de hele wereld.’ Alice is het helemaal met hem eens.

 

De rest van deze vrije dag gaan ze vragen naar Dirk Nooten. Alice en Valentijn gaan samen, Nelis gaat met Simon. Henri zal zelfstandig op onderzoek uitgaan als hij daar de kans voor krijgt. Alice en Valentijn beginnen heel praktisch bij de haven. Simon en Nelis vragen het bij de grote markthal aan iedereen die ze zien. Het is daar nu niet druk, alle koopwaar is opgeruimd, het is zondag.

Bij de haven worden Valentijn en Alice niet veel wijzer. Niemand heeft ooit gehoord van Dirk Nooten, niemand kent een Hollandse zeeman die zijn geheugen kwijt is. Ze lopen door een van de poorten de stad uit en zien een klein huisje een eindje buiten de stad. Alice klopt aan, Valentijn blijft op de weg staan.

Er komt een slonzige oude vrouw naar buiten. Ze hoort de vraag en knikt: ‘Dirk, ja, die ken ik wel, maar die is allang verder gereisd.’

Alice wenkt Valentijn. Samen gaan ze achter de oude vrouw aan het huisje binnen. Er is daar maar één ruimte, dat is het hele huis. Een schoorsteen is er niet. Op de vloer brandt een vuurtje, de rook kan wegtrekken door twee rookgaten in de nok van het rieten dak. Het is er koud en vies, onbeschrijflijk vies.

De vrouw sabbelt op een uitgedoofde pijp. Valentijn heeft wat pijptabak bij zich, hij geeft die aan de oude vrouw. Even licht haar gezicht op, ze kijkt hem dankbaar aan, dan laat ze haar hoofd weer zakken en mompelt verder in een voor Valentijn onverstaanbaar dialect. Alice kan haar wel verstaan. De vrouw stopt haar pijpje, steekt het op en zegt dan wat duidelijker: ‘Dirk is hier maanden geleden gekomen. Hij heeft hier gegeten en geslapen en na een week is hij weer weggegaan.’

‘Waarheen?’ vraagt Alice.

‘Dat weet ik niet, hij wilde naar Londen. Hij zal wel die kant uitgelopen zijn.’

‘Kende hij zijn naam, toen hij hier was? Herinnerde hij zich iets?’

[pagina 129]
[p. 129]

‘Nee, het was een domme man, hij wist alleen dat hij Dirk heette verder was hij alles vergeten. Ik kan veel mensen beter maken, maar domme mensen blijven dom. Ik heb hem nog wel een tovermiddel meegegeven om hem te beschermen tegen gevaren.’

‘Wat was dat voor tovermiddel?’

‘Het touw waarmee een slecht mens was opgehangen. Zolang hij dat bij zich heeft zal hem niets gebeuren.’

Alice vertelt Valentijn wat ze gehoord heeft. Hij beschrijft zijn vader. De oude vrouw knikt, zo zag die Dirk eruit.

Valentijn vraagt nog meer, maar de vrouw weet alleen dat Dirk Nooten doorgelopen is naar Londen, nu al vele maanden geleden. Ze vertelt trots over de vele mensen die ze beter gemaakt heeft, zij weet heel veel van kruiden. Dat interesseert Valentijn. Jammer genoeg kent hij de Engelse namen van al die kruiden niet; zo blijft het een wat schimmig gesprek.

Als ze weer buiten staan zegt Alice: ‘Dat is een heks, een witte heks, eentje die goede dingen doet voor mensen. Zij kan boze geesten verdrijven. Het is heel aardig van haar dat ze je vader dat tovermiddel meegaf.’

‘Geloof jij in die flauwe kul?’ lacht Valentijn.

‘Praat niet zo luid,’ sist Alice. ‘Alles wat je zegt wordt door de wind naar de fairies en de pixies gebracht. Als die merken dat jij nergens in gelooft, krijg je daar last mee, dan nemen ze wraak.’

Terwijl ze teruglopen naar Exeter vertelt Alice gruwelijke voorbeelden van wat er gebeurde met mensen die boze geesten beledigden of die alleen maar blijk gaven niet in fairies en pixies te geloven. Valentijn lacht er een beetje om, aardige verhaaltjes voor kleine kinderen, denkt hij, maar hij zegt het niet meer hardop.

Ze leggen bij Simon in de keuken een briefje neer. ‘We hebben een spoor, vanavond vertellen we meer.’ Dat briefje vinden Nelis en Simon na een lange en vergeefse tocht door de stad.

 

Die avond is het weer druk in de keuken van Simon. Valentijn vertelt het weinige nieuws dat zij hebben. Nelis had gehoopt dat ze vader zelf gevonden hadden, maar dat is niet zo. Een enkel teken van leven, meer niet. Naar aanleiding van het tovermiddel dat de witte heks hun vader meegaf, praten ze over geheime krachten en tovenarij. Simon en Alice zijn er vast van overtuigd

[pagina 130]
[p. 130]

dat er allerlei wezens om ons heen zijn, die ons leven goed of slecht kunnen beïnvloeden. Henri, Valentijn en Nelis geloven daar niet zo in.

‘O ja,’ zegt Nelis, ‘die dienstmeiden bij Van Swaenswijck, die geloofden alles. Als de spiegel brak of je morste zout, nou dan was het huis te klein, Maar dat is stomme wijvenpraat.’

Alice wordt nu echt boos. ‘Die dingen zijn echt! Jullie weten niet wat je voor gevaren loopt. Nog maar een paar maanden geleden is hier in de buurt iets gebeurd. Een vrouw loopt over de hei naar haar huis in het dorp. Er komt een wit konijn langs hollen en dat konijn springt in haar mantel. De vrouw verbergt het konijn, ze hoort geluid van paardehoeven, blaffen van honden en ze ziet niets. Ze weet meteen dat het de duivel is met zijn hellehonden. Ze gaat zitten en ze houdt het konijn verborgen. De duivel wordt zichtbaar, hij kijkt haar woedend aan en vraagt:

“Heb jij een wit konijn gezien?”

“Nee,” zegt die vrouw. De duivel vloekt, lost op in een stinkende wolk en verdwijnt. De vrouw hoort de geluiden van paarden en honden verdwijnen en op haar schoot zit een prachtig jong meisje. Dat was door de duivel meegenomen, zij kon pas weer uit de macht van de duivel bevrijd worden als ze achter hem zou staan. Door de moed en de slimheid van de vrouw die haar verborg was de duivel doorgereden, de jonge vrouw stond nu achter hem en de betovering was verbroken. Die jonge vrouw is verdwenen en de vrouw die haar gered had vond thuis een hele zak met geld, daar kan ze nog jaren van leven.’

Alice kijkt fier in het rond. ‘Zulke dingen gebeuren hier.’

Simon wrijft langs zijn kin.

‘Ja er is meer tussen hemel en aarde dan wij denken. Kennen jullie de pixies? Nee? Nou dat zijn kleine wezentjes die niet erg gevaarlijk zijn, maar je kunt ze toch maar beter te vriend houden. Als je een lange tocht maakt proberen ze je de verkeerde weg te wijzen, ze zitten altijd vol grappen en ze plagen graag. Weet je wat we hier doen als we gaan lopen in een gebied waar pixies zijn? Dan draaien we onze jas om, als je je jas binnenstebuiten draagt kunnen de pixies je niks maken.’

‘De pixies hebben ook wel eens een man van het schavot gered,’ zegt Alice. ‘Dat was een mijnwerker uit Cornwall. Hij raakte op een avond temidden van een groep feestvierende pixies. Ze

[pagina 131]
[p. 131]

dansten om hem heen, hij danste mee en ineens riep er een: “Hup, daar gaan we naar het strand.” Die mijnwerker riep dat ook, en ineens werd hij opgetild en twee tellen later stond hij op het strand. Ze dansten daar verder en toen riep zo'npixie: “Hup, daar gaan we naar de wijnkelder van de baron.” Die man riep dat ook en even later was hij in die wijnkelder. Ze hebben daar veel gedronken, de pixies verdwenen toen de haan kraaide en de mijnwerker bleef stomdronken liggen. Zo vond de butler van de baron hem. De dronken man kwam voor de rechter en werd veroordeeld tot de strop wegens diefstal. Hij stond al bij de galg, toen er opeens een klein vrouwtje naar voren drong. Ze riep: “Hup, daar gaan we naar Frankrijk!” Meteen verdween die man in de lucht en ze hebben hem nooit meer gezien.’

‘Dan kende die vent die we gisteren arresteerden zeker ook pixies,’ lacht Henri, ‘want die is ook zomaar spoorloos verdwenen.’

‘Wat zal Reinier dat erg vinden, hij was zo trots op zijn heldendaad,’ roept Valentijn.

‘Reinier heeft niets te klagen,’ antwoordt Henri. ‘De prins heeft hem persoonlijk bedankt, Reinier kan geen kwaad meer doen. Maar van een van de mannen van de wacht heb ik gehoord dat er uit de onmiddellijke omgeving van de prins een bevel is gekomen de gevangene te laten lopen.’

‘De prins zal het zaakje niet vertrouwd hebben,’ meent Simon. ‘Die bekentenis was te gek en het komt de prins waarschijnlijk helemaal niet goed uit om nu een Engelsman te moeten ophangen.’

Het gesprek wordt onderbroken. Nelis moet naar de klerken komen, er is extra werk te doen.

De anderen gaan nu maar weg.

In het kantoor ligt een dik pak brieven. Pas na enige tijd begrijpt Nelis dat die brieven zijn afgepakt van een koerier van de koning. Zij moeten alles overschrijven en daarna kunnen de brieven alsnog bezorgd worden. Als er staatsgeheimen in staan blijven de brieven bij het secretariaat van de prins.

De klerken doen heel geheimzinnig en gewichtig, maar Nelis ziet niet in wat er zo geheimzinnig of belangrijk is. Zij krijgt een lange brief van ene George Cary aan zijn grootmoeder in Torquay. Hij is kennelijk met een paard naar Londen gegaan want hij schrijft:

[pagina 132]
[p. 132]

‘Meteen nadat we de vloot van die afschuwelijke protestanten hadden gezien ben ik weggereden. De tocht was zwaarder dan ik gedacht had. Ik heb er drie dagen over gedaan en toen ik in Londen kwam, wist de koning het al. Er was een boodschapper gekomen vanuit Exeter, die man heeft het in ruim een dag gereden. Zo snel kan ik het niet. Ze zeiden dat hij meteen na het overbrengen van het bericht dood was neergevallen, maar dat is niet waar. Ik heb die man eergisteren zelf gesproken, hij was helemaal niet dood. “Ik voelde me een beetje moe,” zei hij.

De koning is aardig, hij is heel vriendelijk voor me geweest en hij heeft alle reiskosten betaald. Aan het hof is het niet zo leuk. Ze doen daar heel akelig tegen elkaar en ze zijn allemaal bang voor het leger van die protestanten. Morgen mag ik voor de koning een bijzondere opdracht vervullen in de buurtvan Salisbury. Het is een geheim, dus mag ik u nog niet schrijven wat ik ga doen.’

Nelis schrijft die brief keurig over, maar afgezien van de geheime opdracht van George Cary ziet ze niet veel dat voor de prins van belang kan zijn. Toch zit ze tot ver na middernacht bij een kaarsje zulke brieven over te schrijven. Het is heel vermoeiend en het lijkt volkomen nutteloos.

De volgende dag mag ze een uur later beginnen, dat is het enige voordeel van al haar werk.

 

De eerste week in Exeter verloopt tamelijk rustig. Nelis merkt iets van de spanning waarmee men uitkijkt naar de komst van Engelse edelen die zich voor de prins verklaren. Die spanning is grotendeels gebroken op de volgende zaterdag. Dan komt Sir Edward Seymour officieel bij de prins. Hij is in Devon een belangrijk man en zijn besluit is voor velen het teken zich ook openlijk voor de prins te verklaren.

Valentijn heeft het druk die week. Onder de verzwakte soldaten breekt een darmziekte uit. Het hospitaal is nu te klein. De hoofd-chirurgijn en zijn helpers hebben het druk. Alice stelt voor de hulp in te roepen van de witte heks, maar daar lachen de mannen om. Zij vinden Alice heel aardig, maar van hekserij moeten ze niets hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken