Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

Spion?

Er gebeurt in die eerste week in Exeter echter veel meer dan Nelis weet. Van alle besprekingen en spanningen op het hoofdkwartier van de prins merkt ze op het stille kantoor weinig; dat is niet zo vreemd. Ze krijgt per dag van de oudste klerk een stapel papieren, die schrijft ze over. Daar kan van alles tussen zitten: lange lijsten namen, overzichten van betalingen, brieven. Nelis schrijft het netjes over en is daarna vergeten wat ze overgeschreven heeft. Ze piekert over haar vader. Die is waarschijnlijk al in Londen, hij loopt daar rond in zo'n grote stad en hij herinnert zich niets meer. Was ze maar in Londen... dáár denkt ze over terwijl ze schrijft.

Secretaris Huygens heeft het druk. Hij is uren bij de prins en komt dan gehaast terug om zijn klerken snel hun werk op te geven. Tussen alles door moet hij ook nog allerlei berichten laten drukken, pamfletten die overal verspreid worden. Huygens is moe en snauwt de zeurende klerken af. Alleen voor Nelis heeft hij altijd een vriendelijk woord. Dat kereltje mag hij graag. Zo'n klein jongetje, denkt Huygens, altijd aan het werk, alles keurig in orde en hij is drie keer zo slim als die twee stomme klerken. Dat hun baas er zo over denkt, ontgaat de twee klerken niet. Ze houden Nelis in de gaten, ze fluisteren er samen over. Er is wat met dat joch, dat deugt niet. Nelis merkt niets, zij werkt en peinst over haar vader.

 

Huygens laat haar steeds vaker vertrouwelijke stukken overschrijven. Na de brief van George Cary krijgt Nelis rapporten te zien van Engelse spionnen, die koning Jacobus berichten hoe het in het protestantse leger toegaat. Het zijn geen schokkende dingen, het gaat om kleine spionnetjes die zich lieten oppakken door hun onhandigheid. Eén schrijft: ‘De discipline in dit leger is heel streng. Gisteren zijn twee soldaten opgehangen omdat ze een kip gestolen hadden. De mensen verbazen zich hierover, sommigen zeggen dat het in Exeter nu veiliger is dan in vredestijd. Steeds meer mensen kiezen de kant van de protestanten, men is niet meer bang voor de legers van Uwe Majesteit.’ Dan volgt een lijst namen van mensen die voor de prins kozen.

[pagina 134]
[p. 134]

Een ander meldt dat de Hollanders veel paarden kopen en zelfs ossen om straks hun karren te trekken bij de mars naar Londen. Deze spion vermeldt ook de dagelijkse ritten van de prins in de omgeving van Exeter en hij geeft een opsomming van alle Hollandse munten die in gebruik zijn.

Nelis snapt niet wat zo'n koning aan die berichten heeft. Hebben spionnen niets belangrijkers te melden? Toch brengen de brief van George Cary en al die spionnenverhalen Nelis op een idee. Ze is zo onhandig dit idee spontaan aan de heer Huygens voor te leggen waar de klerken bij zijn.

Het gebeurt op een dinsdagochtend, ze heeft net een spionnenrapport overgeschreven dat alle smerige bijzonderheden geeft over de buikloop-epidemie waar haar broer het zo druk mee heeft. Huygens komt gehaast binnen, hij heeft wat te lang aan tafel gezeten, Simon maakt zo'n voortreffelijk ontbijt. Hij geeft zijn klerken kortaf zijn bevelen en blijft even bij de lessenaar van Nelis staan. ‘Lukt het nogal, kleine man?’

‘Ja mijnheer, het is hier lekker warm en het is fijn werk.’

De klerken kijken elkaar over hun tafel aan. Zij hebben de vorige dag bitter geklaagd dat het zo koud is in hun kantoor, waar het open haardvuur volgens hen veel te zuinig gestookt wordt.

Nelis kijkt Huygens lachend aan. ‘Alleen dit stuk was niet zo leuk, bah wat een viezigheid, en daar moet mijn broer de hele dag in werken.’

‘We doen allemaal onze plicht,’ zegt Huygens, ‘de een op kantoor, de ander in het hospitaal en een derde met wapens te velde.’

Nelis knikt. ‘Hebben wij geen spionnen?’ zegt ze ernstig. ‘Wil de prins niet weten wat er in Londen gezegd wordt?’

Huygens geeft daar liever geen rechtstreeks antwoord op. ‘We weten wel zo ongeveer wat er daar gebeurt, we horen wel eens wat.’

‘Ik wil best wel voor de prins naar Londen gaan, dan luister ik goed en ik kom terug om het te vertellen.’

Huygens lacht, de klerken lachen zuurzoet mee. ‘Daar ben je nog te jong voor, Nelis, jongens kunnen nog niet spioneren.’

‘En die George Cary dan? Die is ook pas veertien en hij krijgt al een speciale opdracht van zijn koning.’

‘We weten niet wat die speciale opdracht inhoudt en... jij bent nog geen veertien.’

[pagina 135]
[p. 135]

Huygens stapt lachend de kamer uit, op weg naar de volgende dag met lange, saaie besprekingen.

Op het kantoor blijft de vraag van Nelis hangen. Dat nette jongetje wil dus spion zijn... ja, ja...

 

Die middag zitten de twee klerken bij het eten ver van de anderen, zoals gewoonlijk.

‘Ik vertrouw die Nelis niet,’ zegt de jongste klerk.

‘Ssst, zachtjes praten en nooit namen noemen,’ fluistert zijn baas. ‘Hij heeft zich vanochtend versproken, denk ik. We moeten dat kereltje heel goed in de gaten houden. Hij kan wel een spion zijn van koning Jacobus.’

‘Daarom wil hij zo graag naar Londen,’ sist de ander.

De twee klerken zullen Nelis geen kans geven te spioneren.

De verdachte eet intussen zelf onbekommerd bij Simon aan tafel. Ze vraagt Simon: ‘Denk jij dat mijn vader nu in Londen rondloopt?’

‘Ik weet het niet, misschien is hij al thuis, wij zijn al weken weg en we horen niets uit Holland.’

‘Hij is zijn geheugen kwijt, hij loopt natuurlijk zomaar rond. Ik wil hem gaan zoeken.’

‘Waar, in Londen? Dat kan niet.’

‘Het kan wel, ze sturen af en toe spionnen die kant uit.’

‘Jij? Naar Londen als... onzin, je zou binnen een week aan een dik touw aan de boom hangen. Eet lekker je bordje leeg en doe je werk. Met de prins kom je ook in Londen.’

‘Dat duurt zo lang, ik wil er nu heen.’

Simon schept haar bord vol en dat is het eind van het gesprek.

 

Die middag is Nelis zo met haar gedachten bij een reis naar Londen, dat ze een fout maakt. Ze heeft net een lange lijst overgeschreven met namen, het zijn allemaal mensen die de kant van de prins gekozen hebben. De lijst is bijna af, maar bij de laatste naam maakt Nelis een lelijke vlek. Zoiets is haar nog nooit overkomen. Ze schaamt zich ervoor, laat de vlek opdrogen en steekt dan het papier weg onder haar kleren. Snel schrijft ze de hele lijst nog eens over en aan het eind van de middag heeft ze even veel gedaan als normaal.

De jongste klerk heeft echter gezien dat ze iets verstopte en hij

[pagina 136]
[p. 136]

vraagt voor ze weggaat: ‘Wat heb jij onder je wambuis verstopt?’ Tegelijk grijpt hij onder de kleren van Nelis.

Die schrikt, ze gilt en springt achteruit. Wat wil die vent? Het papier valt op de grond en de klerk pakt het snel op. De oudste klerk is er ook al bij. Samen bekijken ze het papier. Ze knikken elkaar toe. Zie je wel, precies wat koning Jacobus nodig heeft: een overzicht van namen. Zo weten ze in Londen straks wie hier voor de prins gekozen hebben en als het mis gaat met de protestantse inval weet de koning wie hij moet laten ophangen. De oudste klerk rolt het papier langzaam op.

‘Dat is niet best, daar hoor je nog wel meer over.’

‘Ja, dat muisje heeft een staartje,’ zegt de andere klerk gretig.

Nelis is verbijsterd. ‘Het is voor het eerst dat ik een vlek gemaakt heb, ik heb het netjes overgedaan, kijk maar.’

‘Leuk gevonden,’ smaalt de oudste klerk. ‘Je denkt toch niet dat we helemaal achterlijk zijn, of leerden ze je dat op je roomse school?’

‘Ik ben niet op een roomse school geweest,’ zegt Nelis.

‘Je kunt wel gaan, de rest hoor je van mijnheer Huygens.’

 

Nelis vertelt het hele verhaal aan Simon. Die begrijpt er ook niets van.

‘Wat een drukte om zo'n velletje papier, zo duur is dat toch niet.’ Hij geeft die avond de klerken aangebrand eten met teveel zout.

Voor secretaris Huygens staat er weer een voortreffelijk diner klaar als hij thuiskomt. Hij eet helemaal alleen en drinkt er goede wijn bij. Hij is best tevreden over de afgelopen dag. Met die lastige Engelse heren is een belangrijke overeenkomst gesloten, ze zullen hun eeuwige partijstrijd tussen Tories en Whigs voor enige tijd staken om samen aan het belang van het land te werken.

Dat is een opluchting voor de prins en ook voor zijn secretaris. Huygens heeft wel veel gelezen over die partijen, maar het blijft hem toch nog steeds een raadsel wat het verschil is en waarom die heren zo fel tegen elkaar zijn. Maar goed, dat is voorlopig van de baan, ze kunnen nu verder. De mars naar Londen kan volgende week beginnen.

De secretaris van de prins wordt in zijn aangename overpeinzingen gestoord door zijn oudste klerk. Met veel gedraai en om-

[pagina 137]
[p. 137]

haal van woorden vertelt de man welke gruwelijke ontdekking hij gedaan heeft. Huygens hoort het aan en laat meteen Nelis halen.

‘Wilde jij die lijst voor je zelf houden jongen?’

‘Nee mijnheer, Simon kon er het vuur mee aanmaken.’

Huygens heeft moeite ernstig te blijven. ‘Zo, zo, het vuur, ja, ja. Daar is zulk papier te duur voor, vind je niet?’

‘Er zat een vlek op, mijnheer.’ Nelis krijgt tranen in haar ogen. ‘Het was voor het eerst mijnheer, ik zal het nooit meer doen, ik dacht aan mijn vader en toen...’ Ze beseft dat ze al teveel gezegd heeft.

Huygens stuurt de klerk weg en vraagt Nelis wat dat is met haar vader. Hij hoort het hele verhaal over de verdwijning van Dirk Nooten en knikt goedkeurend. ‘Je bent een goede jongen, als we in Londen komen help ik je je vader zoeken. Doe nu je werk en maak geen vlekken meer.’

Nelis kan gaan. Huygens schenkt zichzelf nog eens in. Zo'n jongen toch, gaat met de prins mee, alleen om zijn vader te zoeken, ontroerend. Het volgende glas is nodig om de ontroering weg te spoelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken