Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

John Browne

In de tijd dat de meisjes zich schuil houden in het bos, vindt in de kleine boerderij een wilde ‘vergadering’ plaats.

Links van een felbrandende open haard staat John Browne. Hij ziet er deftig uit, zijn lange, geborduurde jas zit hem onberispelijk, hij draagt een modieuze pruik, het kantwerk van zijn kraag en manchetten is van de duurste soort, zijn laarzen zijn naar de laatste mode. Zijn linkerhand rust op het gevest van een sierlijke degen, met de rechterhand maakt hij wijde gebaren.

‘Beste vrienden,’ zegt hij op overdreven geaffecteerde toon. ‘Beste vrienden, wij zijn hier bijeen om op beschaafde wijze een meningsverschil uit te praten. Jullie klagen dat er de laatste maand te weinig geld is binnengekomen en objectief gezien hebben mijn critici gelijk: de revenuen van onze laatste acties zijn niet bijzonder imposant gebleken.’

‘In gewone-mensentaal bedoel je dat we geen donder verdiend hebben,’ snauwt een grove kerel die aan de andere kant van de haard staat.

‘Dat is jouw manier om de zaken weer te geven, Walter,’ reageert Browne met een zuurzoet glimlachje. ‘Ik wil de aanwezigen

[pagina 176]
[p. 176]

op enkele relevante punten wijzen, waarna ik u allen gaarne gelegenheid geef de zaak te contempleren - er over na te denken, zou Walter zeggen - en aan te geven welke beslissing de juiste is in de onderhavige situatie.

Primo: ik heb het voorrecht gehad dit uitgelezen gezelschap gedurende meer dan twee jaar met succes te leiden. In die twee jaar is er niemand opgepakt, is niemand op het schavot gekomen en verloren we slechts eenmaal een man bij een overval door het voortijdig afgaan van het ruiterpistool van de vent die wij overvielen.

Secundo: dit resultaat stoelt op twee hechte pijlers, te weten: onze populariteit bij het gewone volk. Zij weten dat wij hen niet bedreigen. En ons goede inlichtingennet: herbergiers, boeren en niet te vergeten onze goede vriend Nathaniel leverden ons altijd de juiste informatie, waardoor wij wisten waar iets te zoeken viel.

Tertio: de kortstondige regressie in onze inkomsten is direct gerelateerd aan de aanwezigheid van een groot leger in onze onmiddellijke omgeving. Het aantal verplaatsingen van voor ons interessante personen is vrijwel tot nul gedaald, ergo: er valt niets aan te houden en de buit ontbreekt.

Tenslotte herinner ik u allen er aan dat dit elk jaar de stille tijd is, noem het maar de roversvasten voor Kerstmis, men reist niet en overvallen op grote huizen vol personeel kunnen alleen succes hebben als we wapens gebruiken, er vloeit bloed, we maken ons gehaat en het hele zorgvuldig geconstrueerde bouwwerk dat ik zojuist schetste en waaraan wij allen een eerlijke boterham verdienen stort in. Mijn voorstel is: laten we doorgaan zoals we steeds gewerkt hebben, deze korte periode komen we wel weer te boven en straks in het voorjaar rollen er weer postkoetsen en privérijtuigen als gebraden duiven door ons luilekkerland. Met deze vrijmoedige beeldspraak wil ik gaarne mijn discours besluiten.’

Met een kleine buiging eindigt John Browne zijn toespraak. In de schaars verlichte ruimte van de boerderij hebben de mannen aandachtig geluisterd, ze begrijpen van de toespraken van John de helft niet, maar het is zo mooi. Hij kan het allemaal zo geleerd zeggen, met zo'n beschaafde stem.

Al jaren houdt de begaafde oplichter zo deze bende woeste ke-

[pagina 177]
[p. 177]

reis in toom. Deze avond zal het hem niet meevallen dat kunststukje nog eens uit te halen.

Walter Harley spuwt in het vuur en schreeuwt: ‘En wat hebben we aan al die mooie woorden? Geen malle moer. Jongens, hij bedondert je waar je bij staat. Vorige week heeft hij nog een flinke buit binnengehaald door bij het kaarten zo'n imbeciele aristocraat te bedonderen. Hebben jullie daar één penny van gezien? Ik niet.’

De mannen mompelen verbaasd en ontevreden.

‘Kaartwinst is privé, dunkt me,’ verweert John zich.

‘Niks privé, dat zijn aristocratensmoesjes. Bij eerlijke jongens zoals wij zijn moet je met die fratsen niet aankomen. Wij delen alles wat we ophalen, waar of niet waar jongens?’

‘Ja, ja, zo is het, eerlijk delen,’ roepen de mannen.

‘De tijd van de half-zachte aanpak is voorbij,’ schreeuwt Walter. ‘Als ze ons te pakken krijgen zijn ze ook niet zo zachtzinnig, we hebben allemaal in ons leven goede kameraden verloren, ze zijn opgehangen of onthoofd, voor ons is nooit genade. Waarom zouden wij dan lief doen tegen de wereld die ons haat, tegen al die burgers met hun kisten vol geld, die ons naar het leven staan? We moeten werken zoals dat vandaag de dag gaat, snel en hard, geen genade. Ik heb veel te vaak gezien dat slachtoffers die gespaard waren later bij het proces als getuigen naar voren kwamen. Overlevenden zijn een gevaar. Daarom: bij elke overval buit binnenhalen, de beroofden afmaken en alles in brand steken, dat is mijn mening!’

In de groep mannen klinkt gemor, sommigen zijn het met Walter eens, anderen volgen liever John. Twee beginnen zelfs te vechten. Mannen naast hen halen de vechtenden uit elkaar.

‘Kijk, dat zal het normale beeld zijn als Walter zijn zin krijgt,’ zegt John. ‘Ruzie, vechtpartijen, moord en doodslag. De hele streek krijg je achter je aan, ze organiseren een klopjacht, er is al een leger in de buurt en binnen een maand hangen we allemaal aan de galg. Als je dat wilt moet je zeker doen wat Walter voorstelt.’

‘Zo is het,’ roepen de mannen. ‘John heeft gelijk.’

‘John kletst uit zijn nek,’ schreeuwt Walter. ‘Wij zijn allemaal goeie vaklui. Er is er in het hele graafschap niet een die zo goed sloten open kan breken als Peter hier, niemand kan zo goed met

[pagina 178]
[p. 178]

paarden overweg als John met de Bult. Stuk voor stuk verstaan we ons vak, wij worden niet opgepakt, wij zijn altijd de baas. Dat leger doet ons niks, die komen niet voor ons, die moeten de troon van Engeland veroveren voor de prins van Oranje. Dat geeft zoveel gedonder in Londen, dat ze de eerste jaren geen tijd hebben om naar ons om te kijken. Er wachten ons gouden tijden, we moeten die kans grijpen, zoiets komt maar één keer in je leven.’

‘Net voor je opgehangen wordt,’ zegt John schamper.

Zo gaat de discussie nog een tijdje door. Walter geeft toe dat je niet altijd alle slachtoffers hoeft af te maken, alleen degenen die zich echt verzet hebben. Slachtoffers die ‘meewerken’ mogen van Walter blijven leven. Dat brengt zeker tien van de dertig rovers aan de kant van Walter.

Dan maakt John een grote fout. Verhit door het twistgesprek en overmoedig door teveel sterke drank roept hij:

‘Als jullie niet willen werken zoals ik het voorstel, dan zoek je het maar uit, dan trek ik me terug. We werken als gentlemen of je zult het zonder mij moeten doen.’

Dat had hij niet moeten zeggen. De afstand die hij altijd zorgvuldig gehouden heeft van deze simpele mannen is nu in zijn nadeel. Instinctief voelen ze dat hun leider hen wil verraden.

Voor Walter is het heel eenvoudig om die stemming uit te buiten. In een woest betoog, doorspekt met de vreselijkste vloeken, valt hij John aan. Als hij is uitgeraasd zijn de meesten ervan overtuigd dat John een verrader is, een man die gevaarlijk voor hen is. Iemand die je beter maar ineens uit de weg kunt ruimen...

John Browne voelt die vijandige stemming, hij gaat zo onopvallend mogelijk bij de haard vandaan, zogenaamd om met een van de mannen apart te praten. Dan fluistert hij tegen Nathaniel: ‘Houd ze nog een kwartier aan de praat, ik moet hier weg.’

De marskramer slaagt erin de aandacht van de deur af te leiden en John Browne glipt naar buiten.

Daar wacht hem een tegenslag. Bij de paarden staan twee van de trouwste vrienden van Walter. Ze zien John en willen hem beetgrijpen.

Handig duikt de edelman-boef weg en vlucht het erf af. Hij springt over het hek en verdwijnt in het bos. Zijn degen blijft doelloos aan het hek bengelen.

[pagina 179]
[p. 179]

De mannen roepen: ‘John is gevlucht.’

Ineens is iedereen bereid de leider op te jagen en zo mogelijk te doden. De woeste bende dronken rovers stormt naar buiten en begint in het wilde weg te zoeken.

Zo vinden ze de handige John Browne natuurlijk nooit.

Het kost Walter ruim een kwartier om de orde te herstellen. Dan trekken groepjes met flambouwen het bos in om de vluchteling te zoeken.

Die is intussen bij de schuilplaats van Nelis en Alice aangekomen. De meisjes zijn allebei wakker. Ze horen ver weg het woeste gebrul van de dronken rovers.

‘Als ik hem te pakken krijg, sla ik zijn hersens in,’ schreeuwt er een. Het klinkt heel griezelig.

Doodstil zitten de meisjes bij elkaar. Dan horen ze John Browne. Hij maakt een angstig geluid als een beest in nood.

Alice kruipt naar voren en tikt de doodsbange man op zijn schouder. Hij krimpt in elkaar van angst. De boeven met hun flambouwen zijn al vlakbij.

Zonder verder iets te zeggen sleurt Alice de man met de mooie jas het hol in en houdt haar hand op zijn mond. Ze is net op tijd. Bij de boom staan twee mannen. Nelis herkent de stem van de marskramer, de andere kent ze niet.

John kent die andere stem maar al te goed: het is Walter.

‘Aan welke kant sta jij, koopmannetje?’ zegt Walter dreigend.

‘Aan jouw kant natuurlijk, Walter,’ klinkt het onderdanig. ‘Je hebt groot gelijk, het wordt de hoogste tijd dat jullie eens flink aanpakken, dat slappe gedoe van John haalt niets uit. Dit is een tijd voor mannen, niet voor zulke zachte eieren.’ Diep weggedoken in zijn hol hoort John Browne zo wat vriendschap waard is.

De klopjacht heeft geen succes, de mannen gaan terug naar de boerderij.

 

John Browne is spoedig over zijn schrik heen. In het donker zegt hij:

‘Ik weet nog niet aan wie ik deze wonderbaarlijke redding te danken heb, dat hoop ik morgen te zien. Nu wil ik al zeggen dat ik dit mijn leven lang niet zal vergeten.’

‘Wij worden zelf achterna gezeten,’ zegt Alice zacht. Ze streelt ondertussen de vluchteling alsof hij haar kind is.

[pagina 180]
[p. 180]

‘Een vrouwenhand redde John Browne,’ zucht de beruchte rover. ‘Wie had dat kunnen denken?’

‘Waar zouden de mannen zijn zonder vrouwenhand,’ zegt Alice.

Nelis vindt het een beetje benauwd worden.

‘We kunnen beter voor de ochtend dit bos uitgaan, ze komen zeker terug.’

‘Nog meer dames,’ lacht John Browne, ‘ik ben wel in het paradijs gekomen.’

Alice lacht het behaagzieke, kirrende lachje, waar Nelis zo'n hekel aan heeft.

‘Officieel is het een jongetje,’ zegt Alice, ‘een Hollands jongetje, op weg naar Faversham.’

‘Als dank voor mijn miraculeuze redding zal ik u beiden gaarne daarheen begeleiden,’ antwoordt Browne charmant.

Nelis weet niet of ze daar wel zo blij mee is.

Het komt echter goed uit dat de gevluchte boef de streek zo goed kent. Ze kruipen na elkaar uit het hol en sluipen het bos uit. Bij zonsopkomst zijn ze al ver van de boerderij waar de roversloopbaan van John Browne eindigde. Van achtervolgers is niets te zien, ze zijn min of meer veilig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken