Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Diederik (ca. 1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Diederik
Afbeelding van DiederikToon afbeelding van titelpagina van Diederik

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (35.34 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Co Egelie



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

dierenverhaal/-epos


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Diederik

(ca. 1936)–A.A. Bosschart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

[I]



illustratie

Diederik Knijn was postbode. Dat kwam door zijn Vader. Die had tegen hem gezegd toen hij opgroeide: ‘Diederik, iedereen moet wat doen in de wereld. Met altijd maar koolblaadjes eten en spelen kom je er niet’.

‘Wáár moet ik dan komen?’, had Diederik gevraagd.

‘Dat weet ik ook niet’, had Vader Knijn zuchtend geantwoord, ‘en daarom moet je dan maar postbode worden. Die gaan er op uit bij weer en wind en bij nacht en ontij en misschien kom je er dan’.

Er op uit te trekken bij weer en wind leek Diederik niet zoo prettig. Als het regent en waait, kun je veel leuker thuis spelen, maar dat van die nacht en ontij leek beter. Nu moest hij altijd 's avonds zoo vroeg naar bed. Wanneer je als postbode 's nachts mocht wandelen, dan leek het hem uitstekend toe, al klonk dat van die Ontij toch wel erg griezelig.

‘En wat moet ik dan doen, Vader?’, vroeg hij ‘bij nacht en... en dat ontij?’

‘Dat weet ik niet zoo precies’, had Vader gezegd, ‘brieven wegbrengen, denk ik. Maar ik herinner mij niet, dat ik ooit een brief heb ontvangen. Nou moet je niet langer zeuren en aan mijn hoofd zaniken. Je zult wel zien!’

En dus was Diederik postbode geworden. Hij had een mooi jasje van zijn Moeder gekregen en hij hoopte nu maar, dat hij eens een brief zou mogen wegbrengen.

Op een avond had hij tegen zijn Moeder gezegd, dat hij er op uit trok en zijn Moe-

[pagina 4]
[p. 4]

der had dat zóó maar goed gevonden omdat hij nu postbode was.

Het was erg donker en de tocht was hem niet meegevallen. Alles leek vreemd en anders, en ieder oogenblik was hij bang het ontij tegen te zullen komen.

Nadat hij een eind zoo had geloopen, besloot hij maar liever weer naar huis te gaan, naar zijn warme holletje. Toen hij dat zoo had bedacht, bleef hij van schrik stil staan. Hij was den weg kwijt!

Nu kun je van alles kwijtraken en dat hindert meestal niet zoo erg, want een ander vindt het dan wel voor je. Maar wat heb je eraan, als een ander den weg vindt. Neen, een weg moet je zelf vinden.

Diederik veegde zich een zweetdruppel van zijn neus en wenschte dat hij nooit postbode geworden was. Door weer en wind, dat was niets, maar bij nacht en ontij, dat leek nu ook al minder leuk. Dat had je er nou van, postbode te zijn.

Daar stond hij nu alleen in het donker en was den weg kwijt.

Om hem heen was het pikdonker, maar niet zóó pikdonker, of hij zag hier en daar vage vormen. Hu! Als je er goed naar keek om zeker te zijn dat het maar een gewone struik was, dan werd het juist duidelijk een griezelig dier met holle oogen of een man met een kap over zijn hoofd.

Niet kijken, dacht Diederik, maar dat hielp ook weer niet, want dan hóórde je opeens allerlei - geritsel en gesluip.

Diederik pinkte weer een zweetdruppel van zijn neus en rilde. Hij trok zijn jasje nauwer om zich heen en het speet hem nu dat hij het

illustratie

niet kon dichtknoopen. Maar dat ging niet, omdat zijn Moeder aan allebei de kanten knoopen gezet had, - knoopen stáán zoo veel leuker dan knoopsgaten.

illustratie

Het was nu zoo stil om hem heen dat je een worm kon hooren zuchten. Maar in plaats van het zuchten der wormen, hoorde hij plotseling loopen. Heel zachtjes hoorde hij stappen. Stappen die naderbij kwamen. Diederik's ooren trilden en zijn oogen knipperden van angst. Een vage, witte vorm doemde op uit de duisternis en kwam langzaam naderbij.

H-h-h, Diederik's mond was wijd open om ‘help’ te schreeuwen, maar er kwam niets uit, alléén maar korte zuchtjes.

Opeens krijschte het witte monster! En het kwam op Diederik af. En toen zag hij, dat het maar een blatend wit schaap was.

‘Wat zit jij daar te doen in de modder?’, vroeg het schaap.

[pagina 5]
[p. 5]

‘Zit ik?’, vroeg Diederik, die merkte dat zijn stem weer begon te werken. ‘Ach ja, ik zit. Hà, hà’, zei Diederik. ‘ik zit maar zoo te zitten’.

‘O, juist’, zei het schaap, ‘maar zit je niet nat?’

‘Wel een beetje’, gaf Diederik toe, terwijl hij overeind krabbelde.

‘Ik ben Diederik Knijn, de postbode’, vertrouwde hij het schaapje toe, ‘en ik ben den weg kwijt’.

‘O’, zei het schaapje, ‘het grootste deel van den weg kleeft aan je broekje’.

Diederik had heelemaal geen broekje aan, maar dat maakte de zaak alleen maar erger. Het was erg nat en koud, van achteren en van onderen bij Diederik. Alles van de schrik, maar wie verwacht nu ook een blatend schaap in het donker.

‘Wie ben jij?’, vroeg Diederik daarom - om maar eens iets te zeggen.

‘Ik ben het schaap uit het versje’, antwoordde het schaap. ‘Je weet wel, van -

 
‘Slaap, kindje slaap
 
Daar buiten loopt een schaap -’

Er moet een schaap buiten loopen, anders kunnen de kinderen niet slapen en dat schaap ben ik. Iederen nacht loop ik buiten en ik ken alle droomen en alle verhaaltjes. ‘Maar’, vervolgde het schaap, ‘als jij Diederik de postbode bent en je bent den weg kwijt, dan zouden wij een brief aan je moeder kunnen sturen om haar te waarschuwen’.

‘Ja’, antwoordde Diederik verheugd, ‘dan kan ik die bezorgen. Maar’, bedacht hij zich, ‘hoe zal ik mijn moeder kunnen vinden, nu ik den weg kwijt ben. En als mijn moeder dien brief krijgt, dan ben ik den weg niet meer kwijt, is 't niet. En dan hoef ik haar niet meer te waarschuwen’.

‘Het is allemaal erg moeilijk’, zuchtte het schaap, ‘het beste lijkt mij, dat je maar met mij meegaat’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken